ECLI:NL:RBDHA:2024:276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
23/2409
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Iraanse vreemdeling, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) af te wijzen. Eiser had op 10 juli 2022 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek, welke op 3 oktober 2022 door de staatssecretaris werd afgewezen. De staatssecretaris baseerde zijn besluit op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 29 september 2022, waarin werd gesteld dat eiser, ondanks zijn medische aandoeningen, geen medische noodsituatie zou ondervinden bij uitblijven van behandeling. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de staatssecretaris handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 23 februari 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt dat het BMA-advies niet inzichtelijk is en dat de staatssecretaris zich daar niet op mocht baseren. De rechtbank wijst op de cirkelredenering in het BMA-advies en het gebrek aan onderbouwing voor de conclusie dat er geen medische noodsituatie zal ontstaan. Bovendien heeft de staatssecretaris niet adequaat gereageerd op de zorgen over de ADL-zelfstandigheid van eiser, zoals beschreven in een brief van zijn psychiater.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/2409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[naam], uit Iran, eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 3 oktober 2022 om zijn aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) af te wijzen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 23 februari 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 10 juli 2022 onderhavige aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw ingediend.
2.1
Op verzoek van de staatssecretaris heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) op 29 september 2022 advies uitgebracht. Uit dat advies blijkt dat eiser gediagnosticeerd is met Posttraumatische stress stoornis (PTSS) en chronische hepatitis C. Eiser staat voor de PTSS (tijdelijk) onder behandeling van een psychiater en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Bij het staken van medicatie en begeleiding door psycholoog en psychiater verwacht het BMA dat eiser meer psychiatrische klachten (angst, stress, concentratieproblemen, paniekaanvallen, herbelevingen, hyperarousal en slaapstoornissen) zal ontwikkelen en in een toestand zal geraken waarin hij verkeerde toen hij nog niet goed ingesteld was op medicatie/behandeling. Op de vraag of het uitblijven van de behandeling leidt tot een medische noodsituatie op korte termijn, wordt in het advies geantwoord: bij uitblijven verwacht ik geen medische noodsituatie op korte termijn, omdat bij uitblijven van behandeling geen medische noodsituatie ontstaat. Volgens het advies kan eiser reizen en er zijn geen aanwijzingen dat medische voorziening voor, tijdens en direct na de reis noodzakelijk is. Het BMA concludeert dat behandeling mogelijk is in het land van herkomst. Het BMA somt een viertal brondocumenten op. Tot slot is in het advies ingegaan op medicatie.
2.2
De staatssecretaris heeft op 3 oktober 2022 het primaire besluit genomen en de aanvraag afgewezen. De staatssecretaris heeft het hiervoor onder 2.1 genoemde BMA-advies aan dat besluit ten grondslag gelegd. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.3
Op 23 februari 2023 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit genomen. Daarin heeft de staatssecretaris overwogen dat er - kort gezegd - geen aanleiding bestaat om aan de inhoud van het BMA-advies te twijfelen. Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard.
2.4
Tot de gedingstukken behoort een brief van 21 april 2023 met informatie van een psychiater van GGZ Drenthe bij wie eiser – in ieder geval op dat moment – onder behandeling was. De psychiater heeft onder meer vermeld: “
In de loop van de behandeling is het betrokkene meerdere malen overkomen dat hij niet op tijd nieuwe medicatie regelde, waardoor hij kortere of langere tijd zonder medicatie kwam te zitten. (Oorzaak: vergeetachtigheid ten gevolge van een posttraumatische stress-stoornis) Reeds na 1 à 2 weken is het effect hiervan merkbaar. Betrokkene sluit zich af van contact, trekt zich terug in zijn kamer. Hij doet dan niet meer op tijd boodschappen en vergeet voor zichzelf te koken, Hij eet dan nauwelijks nog, heeft geen trek. De zelfzorg (wassen, aankleden, onderhoud van kleding, bed en kamer) is dan ook meteen ernstig onvoldoende, Er is sprake van forse zelfverwaarlozing. Betrokkene kan dan alleen nog op bed liggen, maar kan beslist niet slapen. (…)
Er ontstaat een negatieve spiraal waarbij de symptomen elkaar versterken.”.
2.5
Het BMA heeft op 8 september 2023 een nieuw advies uitgebracht. Het BMA heeft onder meer de onder 2.4 bedoelde brief vermeld. Onder onderdeel 3.
Kunt u aangeven wat in de huidige situatie de te verwachten medische gevolgen zullen zijn bij uitblijven van de onder 2b. genoemde behandeling?is vermeld: “
Bij uitblijven van de behandeling van PTSS kan leiden tot verergering van klachten zoals angst, stress, concentratieproblemen, vergeetachtigheid, paniekaanvallen, hyperarousal en herbelevingen. Het is hinderlijk maar niet levensbedreigend.”. Onder onderdeel 4
Zal, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de onder 2b. genoemde behandeling leiden tot een medische noodsituatie binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden?is vermeld: “
Bij uitblijven van de genoemde behandeling verwacht ik geen medische noodsituatie binnen deze termijn.
Zie voor de toelichting het antwoord op vraag 3.
Voor zover bekend is er geen sprake geweest van klinische psychiatrische opnames, Bopz-, Wdz- of Wvggz-maatregelen, ernstige psychotische klachten die tot gevaarlijke situaties hebben geleid, of van andere belangrijke crisissituaties zoals een gedocumenteerde suïcidepoging in het verleden.”.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser om toepassing van artikel 64 van de Vw terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding de rechtsgevolgen van dat besluit in stand te laten
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat een advies van het BMA een deskundigenadvies is. [1] Indien en voor zover de staatssecretaris een BMA-advies, waaronder begrepen de eventueel nadien door het BMA uitgebrachte nota's, aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, strekt de door de rechtbank te verrichten toetsing, indien de desbetreffende vreemdeling geen contra-expertise over legt, niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of de staatssecretaris zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van heeft vergewist dat dit BMA-advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. [2] Als dat zo is dan mag de staatssecretaris van het advies uitgaan. Om het advies te bestrijden kan eiser aannemelijk maken dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, zodat de staatssecretaris er niet van mocht uitgaan. Ook kan eiser aannemelijk maken dat het advies (inhoudelijk) onjuist is.
6. Eiser voert onder meer aan dat het BMA-advies van 22 september 2022 niet inzichtelijk en niet controleerbaar is. Daarnaast is het advies onduidelijk en innerlijk tegenstrijdig. Hij wijst er daarbij op dat de conclusie dat geen medische noodsituatie zal ontstaan niet kan worden onderbouwd met de constatering dat geen medische noodsituatie zal ontstaan. Ook wordt in het advies ingegaan op de beschikbaarheid van de zorg die eiser nodig heeft in het land van herkomst, wat erop lijkt te duiden dat het BMA wel degelijk een medische noodsituatie verwacht. Daarnaast zijn het advies en de daarbij behorende stukken deels in spiegelbeeld, en daardoor onleesbaar, aan zijn gemachtigde toegestuurd.
6.1
Dit betoog slaagt. Het BMA-advies bevat een cirkelredenering, waarbij de conclusie dat geen medische noodsituatie zal ontstaan wordt onderbouwd met de constatering dat geen medische noodsituatie zal ontstaan, wat nu juist de conclusie is waarvoor een onderbouwing moest worden gegeven. Ook uit de rest van het advies kan niet worden afgeleid waarom het BMA, ondanks de verschillende aandoeningen waarmee eiser te kampen heeft, niet verwacht dat een medische noodsituatie zal ontstaan op korte termijn. Het advies is op dit punt niet inzichtelijk, wat betekent dat de staatssecretaris zich daar niet op mocht baseren bij het nemen van het bestreden besluit. Dat is dan ook, in strijd met artikel 3:2 van de Awb, niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
7. Nu de staatssecretaris tijdens de beroepsprocedure opnieuw advies heeft gevraagd aan het BMA moet worden bezien of, ondanks het geconstateerde gebrek, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. De rechtbank is van oordeel dat dat niet kan. De reden daarvoor is de volgende.
7.1
Ter zitting heeft eiser bepleit dat, gelet op de ingebrachte brief van de psychiater, het BMA in het advies van 8 september 2023 uitdrukkelijk had moeten ingaan op het element '(vrijwel) volledig verlies van zelfstandigheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (hierna: ADL-zelfstandigheid)' uit de operationele definitie van het begrip medische noodsituatie in het Protocol BMA. De staatssecretaris heeft de ADL-zelfstandigheid niet gecontroleerd. Dat sprake is van een volledig verlies van ADL wordt door de behandelaar in de brief van 21 april 2023 wel beschreven. Het BMA had daar op in moeten gaan. Het BMA-advies is daarom onvolledig.
7.2
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat in het BMA-advies besloten ligt dat het BMA naar het verlies van ADL-zelfstandigheid heeft gekeken. Het BMA is niet gehouden ieder element van de operationele definitie uit het Protocol afzonderlijk te benoemen en te motiveren. Er is in het BMA-advies wel degelijk gemotiveerd waarom er geen sprake is van een medische noodsituatie.
7.3.
Het BMA-protocol bevat onder meer de volgende operationele definitie van een medische noodsituatie: "Het achterwege blijven van de medische behandeling zal naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn leiden tot betrokkenes overlijden, een (vrijwel) volledig verlies van ADL-zelfstandigheid […] of gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis vanwege de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen […]." Die definitie kent dus drie te onderscheiden elementen, waarvan verlies van ADL-zelfstandigheid er één is. De rechtbank overweegt dat het BMA niet in alle gevallen gehouden is ieder element van de operationele definitie in het Protocol afzonderlijk te benoemen en te motiveren. [3] In dit geval is echter een brief van eisers psychiater ingebracht, waarin deze uitdrukkelijk vermeldt dat, als eiser niet op tijd zijn medicatie krijgt, daarvan al binnen één of twee weken effect merkbaar is doordat eiser zich afsluit van contact, niet meer op tijd zijn boodschappen doet en zich terugtrekt in zijn kamer, wat naar verwachting van de psychiater leidt tot onvoldoende zelfzorg en forse zelfverwaarlozing. Nu deze aspecten, die raken aan de ADL-zelfstandigheid van eiser, zo nadrukkelijk naar voren worden gebracht van de kant van zijn behandelaar, en het BMA niettemin niet kenbaar die ADL-zelfstandigheid heeft beoordeeld, is het advies op dit punt niet inzichtelijk. Het advies van 8 september 2023 geeft dan ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Gezien wat hiervoor is overwogen bestaat geen aanleiding de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Dat betekent dat de staatssecretaris opnieuw zal moeten beslissen op het bezwaar van eiser, en daarbij opnieuw advies zal moeten vragen aan het BMA.
9. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
10. Omdat de rechtbank het verzoek van eiser om te worden vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht heeft toegewezen, hoeft de staatssecretaris het griffierecht niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekend gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 22 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6053.
2.Zie bijvoorbeeld de hiervoorvermelde uitspraak van 22 mei 2007 alsmede de uitspraak van 13 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO0794.
3.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 7 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2435