ECLI:NL:RBDHA:2024:2625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
NL23.33839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag en de vaststelling van de geboortedatum van een Eritrese vreemdeling

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Eritrese vreemdeling die beroep had ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met betrekking tot zijn asielaanvraag. De staatssecretaris had de aanvraag ingewilligd, maar had daarbij de geboortedatum van de vreemdeling vastgesteld op [geboortedatum 2], in plaats van de door de vreemdeling opgegeven geboortedatum [geboortedatum 1]. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 januari 2024, waarbij zowel de vreemdeling als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld en dat hij mocht uitgaan van de geboortedatum zoals vastgesteld door de autoriteiten in Malta en België. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de geregistreerde geboortedatum onjuist was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris. De vreemdeling krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33839

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de beslissing op de asielaanvraag van eiser. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 oktober 2023 ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet (Vw).
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit voor zover daarbij is uitgegaan van de geboortedatum [geboortedatum 2] .
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris. Ook is er een tolk verschenen.

Wat aan het bestreden besluit vooraf is gegaan

2. Eiser heeft op 22 februari 2022 in Nederland asiel aangevraagd. Eiser heeft bij zijn aanvraag gesteld dat hij van Eritrese nationaliteit is en zou zijn geboren op [geboortedatum 1] .
2.1.
Uit het proces-verbaal van verhoor 22 februari 2022 en het verslag gehoor aanmeldfase van 27 maart 2022 volgt dat een leeftijdsschouw heeft plaatsgevonden door de AVIM [1] en de IND [2] en dat zij op basis van verklaringen en signalen hebben geoordeeld dat er twijfel bestaat over de leeftijd die eiser heeft opgegeven.
2.2.
Uit Eurodac is vervolgens gebleken dat eiser op 26 juli 2021 in Malta is geregistreerd en op 10 januari 2022 in België. De staatssecretaris heeft bij de Maltese en de Belgische autoriteiten een verzoek gedaan om informatie overeenkomstig artikel 34 van de Dublinverordening. Op 10 maart 2022 hebben de Belgische autoriteiten aangegeven dat eiser daar na een leeftijdsonderzoek geregistreerd staat met de geboortedatum [geboortedatum 2]. Op 11 maart 2022 hebben de Maltese autoriteiten aangegeven dat eiser daar na een leeftijdsonderzoek geregistreerd staat met eveneens geboortedatum [geboortedatum 2]
2.3.
Op 20 april 2022 heeft de staatssecretaris een overnameverzoek bij Malta gedaan. Malta heeft het overnameverzoek op 4 mei 2022 geaccepteerd. De overdracht heeft niet plaatsgevonden, waarna de asielaanvraag in Nederland in de nationale procedure is voortgezet. Op 6 oktober 2023 heeft het nader gehoor van eiser plaatsgevonden.
2.4.
Eiser heeft correcties en aanvullingen ingediend op het rapport aanmeldgehoor en het rapport van nader gehoor en gesteld dat zijn geboortedatum [geboortedatum 1] is. Hij heeft ter onderbouwing daarvan documenten ingediend. Dit zijn een verklaring van de UNHCR in Libië, afgegeven op 10 juni 2021 en een verklaring van AWAS [3] Malta van 18 oktober 2021. Op beide documenten staat als geboortedatum [geboortedatum 1] .
2.5.
De staatssecretaris heeft de aanvraag bij het bestreden besluit van 11 oktober 2023 ingewilligd en daarbij de geboortedatum van [geboortedatum 2] aangehouden. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de IND zich niet alleen heeft gebaseerd op de schouw maar dat dit relevante element eveneens beoordeeld is op andere merites, waaronder hoe de vreemdeling in een ander (Europees) land geregistreerd staat en met welke leeftijd. Verder overweegt de staatssecretaris dat op beide overgelegde documenten weliswaar de geboortedatum [geboortedatum 1] staat maar dat beide documenten geen identificerende documenten zijn. Voor de staatssecretaris is leidend dat eiser in twee Europese landen als meerderjarige geregistreerd staat en dat een andere leeftijd niet aan de hand van identificerende documenten aannemelijk is gemaakt

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de beslissing op de asielaanvraag voor zover deze in beroep wordt bestreden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser voert – kort samengevat – aan dat de staatssecretaris uitgaat van een onjuiste geboortedatum. Eiser wijst op de in de aanvraagfase ingediende documenten en stelt een begin van bewijs te hebben geleverd van zijn juiste leeftijd, althans voor de stelling dat in Malta en België een fout is gemaakt.
4.1.
De staatssecretaris heeft aangegeven onder verwijzing naar Werkinstructie 2023/6 geen aanleiding gezien een ander standpunt in te nemen.
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de leeftijdsbepaling en heeft mogen uitgaan van de geboortedatum zoals die in Malta en België is vastgesteld. In Werkinstructie 2018/19, geldend op het moment van de leeftijdsbepaling, is aangegeven hoe de staatssecretaris de leeftijd van gesteld minderjarigen vaststelt. Dit beleid is door de Afdeling [4] niet onredelijk bevonden. [5] Het beleid in Werkinstructie 2023/6 bevat geen wijziging ten opzichte van de eerdere werkinstructie.
5.1.
De rechtbank overweegt dat volgens paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc), gelezen in samenhang met Werkinstructie 2023/6, iedere alleenstaande minderjarige vreemdeling die stelt minderjarig te zijn, maar dit bij binnenkomst niet kan aantonen met officiële documenten of dit anderszins niet aannemelijk kan maken, wordt geschouwd. Uit de Werkinstructie volgt verder dat, in het geval bij de schouw twijfel bestaat over de meerder- of minderjarigheid, onderzoek plaatsvindt in een of meerdere lidstaten waar de betrokkene geregistreerd staat. Als uit dit onderzoek blijkt dat de vreemdeling in een andere lidstaat met een meerderjarige leeftijd geregistreerd staat, wordt de geboortedatum aangepast naar meerderjarigheid. Het is dan aan de vreemdeling zelf om de gestelde minderjarigheid door middel van authentieke en identificerende documenten of een leeftijdsonderzoek aan te tonen.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris eisers meerderjarige leeftijd heeft vastgesteld overeenkomstig het beleid, zoals dat is beschreven in Werkinstructie 2023/6. Bij de schouwen is twijfel gerezen over de leeftijd van eiser, dat wil zeggen dat niet buiten twijfel was dat hij minderjarig dan wel meerderjarig was. Conform de Werkinstructie is informatie opgevraagd bij de andere Europese landen waar eiser zich had gemeld. Uit de Eurodac bevraging is gebleken dat eiser in Malta is geregistreerd en vervolgens in België. Het International Protection Center Malta heeft een leeftijdsonderzoek uitgevoerd waaruit de conclusie werd getrokken dat de geboortedatum [geboortedatum 2] was en niet, zoals door eiser opgegeven, [geboortedatum 1] . Ook in België is een leeftijdsonderzoek uitgevoerd op grond waarvan eiser als meerderjarig is beschouwd. De geboortedatum is door de IND vervolgens op [geboortedatum 2] gesteld.
5.3.
De staatssecretaris mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uitgaan dat de registraties in andere landen zorgvuldig hebben plaatsgevonden. [6] Dit betekent dat de staatssecretaris in beginsel mag afgaan op de juistheid van de in Malta en België geregistreerde geboortedatum. Het is aan eiser is om aannemelijk te maken dat de in Malta en België geregistreerde geboortedatum onjuist is.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. Vaststaat dat er geen identificerende documenten zijn. De vraag is vervolgens of de twee overgelegde documenten voldoende zijn om aannemelijk te maken dat de geboortedatum die in België en Malta geregistreerd is niet klopt. In aanmerking genomen dat de beide overgelegde documenten gebaseerd zijn op eisers eigen verklaringen, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de onderzoeken die in België en Malta zijn uitgevoerd niet betrouwbaar zouden zijn of dat er andere redenen zouden zijn waarom de uitkomsten van de leeftijdsonderzoeken niet gevolgd zouden moeten worden. Op de staatssecretaris rustte ook geen verplichting nader onderzoek te doen naar de manier waarop in beide landen eisers geboortedatum is bepaald.

Conclusie en gevolgen

6. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de leeftijd van eiser niet gewijzigd zal worden. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J. van der Veen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
2.Immigratie- en naturalisatiedienst
3.Agency For The Welfare Of Asylum Seekers.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie de uitspraak van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3147).
6.Zie onder andere de uitspraken van de Afdeling van 4 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1184) en 26 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2659)