ECLI:NL:RBDHA:2024:2597
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag op 2 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn twee broers, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.
De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft op 31 oktober 2023 een verzoek om terugname bij Bulgarije ingediend, dat op 7 november 2023 is aanvaard. Eiser betoogt dat zijn vingerafdrukken niet binnen de vereiste termijn zijn afgenomen, wat volgens hem betekent dat Nederland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. De rechtbank wijst dit betoog af en stelt dat de staatssecretaris tijdig een terugnameverzoek heeft ingediend.
Eiser voert verder aan dat hij niet veilig kan worden overgedragen aan Bulgarije vanwege de omstandigheden in de opvang en detentie. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij eiser kan aantonen dat hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn mensenrechten. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een overdracht aan Bulgarije onevenredig hard zouden maken. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding van de zaak af en verklaart het beroep ongegrond.