ECLI:NL:RBDHA:2024:2573
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
Eiser, van Afghaanse nationaliteit, heeft eerder in Nederland een asielaanvraag ingediend die ook niet in behandeling is genomen vanwege de verantwoordelijkheid van Oostenrijk. Eiser heeft op 14 april 2023 een verzoek om internationale bescherming in Oostenrijk ingediend, maar is daarna teruggekeerd naar Nederland en heeft op 5 september 2023 opnieuw een asielaanvraag ingediend. Eiser betoogt dat hij in Oostenrijk in erbarmelijke omstandigheden heeft verkeerd en dat er sprake is van een verschil in beschermingsbeleid voor Afghaanse vluchtelingen tussen Nederland en Oostenrijk.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat hij erop kan vertrouwen dat Oostenrijk zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Oostenrijk. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.