ECLI:NL:RBDHA:2024:2540
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en de verweerder. De eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 14 december 2023 trok de staatssecretaris het bestreden besluit in, waarna eiser zijn beroep introk en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris weigerde echter de proceskosten te vergoeden, omdat de uiterste overdrachtstermijn was overschreden en er geen onjuist besluit was genomen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat zij partijen niet uitnodigt voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt uit dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank oordeelt dat er in dit geval geen sprake is van tegemoetkomen, omdat de staatssecretaris zijn standpunt niet heeft herzien en de intrekking van het beroep het gevolg was van de overschrijding van de overdrachtstermijn. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier J. Dommerholt, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.