ECLI:NL:RBDHA:2024:2540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
NL23.33405 en NL23.33406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en de verweerder. De eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 14 december 2023 trok de staatssecretaris het bestreden besluit in, waarna eiser zijn beroep introk en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris weigerde echter de proceskosten te vergoeden, omdat de uiterste overdrachtstermijn was overschreden en er geen onjuist besluit was genomen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat zij partijen niet uitnodigt voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt uit dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank oordeelt dat er in dit geval geen sprake is van tegemoetkomen, omdat de staatssecretaris zijn standpunt niet heeft herzien en de intrekking van het beroep het gevolg was van de overschrijding van de overdrachtstermijn. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier J. Dommerholt, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33405 en NL23.33406

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser en verzoeker (hierna eiser)

(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 19 oktober 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat België daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 14 december 2023 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken. Naar aanleiding hiervan heeft eiser het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Op 23 januari 2024 heeft verweerder aangegeven niet over te gaan tot het vergoeden van de proceskosten, omdat de uiterste overdrachtstermijn was overschreden en geen onjuist besluit was genomen.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb is geen sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit neemt op andere gronden dan door de indiener aangevoerd of vanwege gewijzigde omstandigheden [1] .
4.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het inwilligen van de aanvraag van eiser niet tot gevolg heeft dat het bestreden besluit onjuist was of onrechtmatig is genomen. Verweerder is slechts tot een opname in de nationale procedure overgegaan, door overschrijding van de uiterlijke overdrachtstermijn. Hierdoor kon overdracht van eiser geen doorgang meer vinden. Ter staving van dit standpunt verwijst verweerder naar een aantal uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] .
4.2
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder en stelt vast dat de intrekking van het beroep het gevolg is van de overschrijding van de uiterlijke overdrachtstermijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van deze omstandigheden niet worden geconcludeerd dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Er is daarom geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt om die reden als kennelijk ongegrond afgewezen.
5. Nu het beroep is ingetrokken, is er niet langer sprake van connexiteit. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de
rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U
moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is
verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw
verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van 31 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:676 en van
2.Zie onder meer de uitspraak van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182 en de uitspraak van