ECLI:NL:RVS:2013:676

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
201304248/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
  • E. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de afwijzing van een verzoek om verstrekkingen krachtens de Regeling verstrekkingen asielzoekers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 12 april 2013. De rechtbank had het beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn verzoek om voortzetting van verstrekkingen krachtens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen belang had bij het beroep, omdat zijn eerdere verzoek om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd inmiddels was gegrond verklaard, waardoor hij recht had op verstrekkingen.

Het COa ging in hoger beroep tegen de proceskostenveroordeling die de rechtbank aan het COa had opgelegd. Het COa betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het COa in de proceskosten moest worden veroordeeld, omdat er geen sprake was van tegemoetkoming aan de vreemdeling in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad van State oordeelde dat het COa niet aan de vreemdeling was tegemoetgekomen, omdat het herleven van het recht op verstrekkingen voortkwam uit omstandigheden die na de afwijzing van het verzoek waren ontstaan.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het COa had veroordeeld tot vergoeding van proceskosten. De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat het COa niet in de kosten van de vreemdeling hoefde bij te dragen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 31 juli 2013.

Uitspraak

201304248/1/V1.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 12 april 2013 in zaak nr. 12/38947 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
het COa.
Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2012 heeft het COa een verzoek van de vreemdeling om voortzetting van de verstrekkingen krachtens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005) afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 12 april 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het COa veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft het door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van belang. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat zij bij uitspraak van 6 maart 2013 het verzet van de vreemdeling tegen haar uitspraak van 11 oktober 2012, waarbij de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond heeft verklaard, gegrond heeft verklaard. Hierdoor is de uitspraak van 11 oktober 2012 vervallen en wordt het onderzoek in beroep voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De vreemdeling wordt aldus - achteraf bezien - geacht steeds recht op verstrekkingen krachtens de Rva 2005 te hebben gehad, aldus de rechtbank.
2. In de enige grief klaagt het COa dat de rechtbank ten onrechte aanleiding heeft gezien het te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Daartoe voert het COa aan dat voor analoge toepassing van artikel 8:75a van de Awb geen plaats is omdat het vervallen van het belang bij het door de vreemdeling ingestelde beroep niet zijn grond vindt in een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming door het COa aan de vreemdeling.
3. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
4. Indien, afgezien van de vraag of aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling, geen belang meer bestaat bij een beoordeling van het beroep, dient dat niet-ontvankelijk te worden verklaard. Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het belang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een dergelijke grond kan zijn gelegen in de omstandigheid dat het bestuursorgaan aan de vreemdeling is tegemoetgekomen. Met analoge toepassing van het in artikel 8:75a van de Awb opgenomen criterium bij toepassing van artikel 8:75 van deze wet is dan een proceskostenveroordeling mogelijk.
5. Van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb is geen sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit neemt op andere gronden dan door de indiener aangevoerd of vanwege gewijzigde omstandigheden.
Nu het herleven van het recht op verstrekkingen krachtens de Rva 2005 zijn grondslag vindt in een omstandigheid die is opgekomen na het besluit waarbij het verzoek van de vreemdeling om voortzetting van de verstrekkingen krachtens de Rva 2005 is afgewezen, doet zich gelet op het voorgaande reeds hierom niet de situatie voor dat het COa aan de vreemdeling is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
De grief slaagt.
6. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover daarbij het COa is veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 12 april 2013 in zaak nr. 12/38947, voor zover daarbij het COa is veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van staat.
w.g. Steendijk w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
210.