ECLI:NL:RBDHA:2024:2514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
NL23.36586
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiseres op 20 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag was ingediend op 26 april 2023, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, met de mogelijkheid tot verlenging van maximaal drie maanden. De uiterste beslisdatum was 25 oktober 2023, maar er is geen besluit genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 1 november 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Gezien de bijzondere omstandigheden rondom gezinshereniging bij asielhouders, heeft de rechtbank besloten om een langere termijn van vier weken te geven voor het nemen van een besluit. Eiseres heeft ook verzocht om vaststelling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen, welke zijn vastgesteld op € 1.442, en de rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 184 moet worden vergoed. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken alsnog een besluit bekend te maken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36586

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.W.C. van Geet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L. Brons).

Procesverloop

Eiseres heeft op 20 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om aan haar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis te verlenen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Het beroep is gericht tegen het niet tijdig beslissen op de voor eiseres door [naam referent] (referent) ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Deze aanvraag is ingediend op 26 april 2023. Verweerder moet op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen beslissen, maar kan deze beslistermijn verlengen met ten hoogste drie maanden. Van deze laatste mogelijkheid heeft verweerder gebruik gemaakt. Verweerder had hierna uiterlijk op 25 oktober 2023 een besluit moeten nemen. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 1 november 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 20 november 2023 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep in zoverre ontvankelijk is. Het beroep is kennelijk gegrond.
3. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
4. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3590. Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
5. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560, als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
6. In zijn verweerschrift stelt verweerder dat nader onderzoek vooralsnog niet nodig is en dat een termijn van vier weken na de uitspraak nodig is om een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. In dergelijke gevallen bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
7. Eiseres verzoekt de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
8. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
9. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7500;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.