Uitspraak
1.ECLI:NL:RBDHA:2023:14656.
Lichter middel
2.ECLI:NL:RVS:2018:3074.
3.ECLI:EU:C:2022:858.
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Indiase vreemdeling. Eiser, geboren in 1991, heeft tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de rechtmatigheid van de maatregel niet kan worden beoordeeld omdat het proces-verbaal van de politie, waarin staat dat zij zonder toestemming zijn woning zijn binnengetreden, ontbreekt. De rechtbank oordeelt dat de bewaringsrechter bevoegd is om de rechtmatigheid van de aanhouding te toetsen, maar dat het ontbreken van het proces-verbaal niet leidt tot onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van zowel de rechtbank als de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat het niet aan de rechter in vreemdelingenzaken is om te oordelen over de rechtmatigheid van het strafrechtelijke voortraject, tenzij deze onrechtmatigheid door de strafrechter is vastgesteld.
De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van eiser, en voor het verkrijgen van gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Eiser heeft de gronden voor de maatregel niet betwist, en de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die eiser aanvoert niet leiden tot het opleggen van een lichter middel. De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 februari 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.