ECLI:NL:RBDHA:2024:22914
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om kinderopvangtoeslag met rechterlijke dwangsom
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op zijn verzoek om kinderopvangtoeslag behandeld. Eiser had op 29 januari 2021 verzocht om herbeoordeling van zijn recht op kinderopvangtoeslag in het kader van de hersteloperatie toeslagen. De rechtbank had eerder, op 13 januari 2023, bepaald dat verweerder binnen 13 weken moest beslissen op dit verzoek, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn. Eiser stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep.
De rechtbank constateert dat verweerder op 23 maart 2023 en 11 april 2023 besluiten heeft genomen, maar dat deze besluiten niet tijdig zijn verzonden naar de gemachtigde van eiser. Eiser betwist de ontvangst van deze besluiten en de rechtbank oordeelt dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de besluiten zijn verzonden. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om de verbeurde rechterlijke dwangsom vast te stellen, omdat dit geen publiekrechtelijke rechtshandeling is. De rechtbank oordeelt dat verweerder de proceskosten van € 875,- en het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke verzendadministratie door bestuursorganen en de gevolgen van het niet tijdig verzenden van besluiten voor de ontvankelijkheid van beroepen. De rechtbank verwijst het van rechtswege ontstane beroep tegen de besluiten van 23 maart 2023 en 11 april 2023 naar verweerder ter behandeling als bezwaar.