Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 december 2024 in de zaken tussen
[eiser 1] , te [woonplaats] , eiser 1,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
De Haagsche Investeringsmaatschap, te Amsterdam, vergunninghoudster
Inleiding
Waar gaat deze zaak over?
Beoordeling door de rechtbank
a) Is de planregel onverbindend?
Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of functie daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren van voertuigen en (brom)fietsen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder de bebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing of functie behoort;
evident(dat wil zeggen: zonder nader onderzoek te doen) in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Om die reden zal de rechtbank artikel 5.1 van het bestemmingsplan "Parapluherziening (fiets)parkeren" niet onverbindend verklaren. Verweerder heeft de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwplan dus terecht aan deze planregel getoetst. De rechtbank zal de beroepsgronden van eisers die betrekking hebben op de toets aan de planregel daarom hierna inhoudelijk bespreken.