ECLI:NL:RBDHA:2024:22702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
C/09/675624 / FA RK 24-8146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezagsgeschillen en voorlopige voorzieningen in een familierechtelijke procedure met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders van een minderjarig kind, geboren op [geboortedag] 2023. De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kind. De vader heeft verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot de zorgregeling en het gezag, terwijl de moeder zelfstandig verzoekt om eenhoofdig gezag en een wijziging van de zorgregeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en de moeder beoordeeld en vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de afgifte van het paspoort van het kind aan de moeder, maar heeft de verzoeken tot wijziging van het gezag en de zorgregeling afgewezen. De rechtbank heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij het kind bij beide ouders verblijft en heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder vastgesteld. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-8146 (bodemzaak) / FA RK 24-8150 (223 Rv)
Zaaknummer: C/09/675624 (bodemzaak) / C/09/675636 (223 Rv)
Datum beschikking: 27 december 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 11 november 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.M. Brouwers in Gemert, gemeente Gemert-Bakel.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.A. Boitelle in Utrecht.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 20 november 2024 namens de vader;
  • het bericht van 25 november 2024, met bijlage, namens de vader;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken, namens de moeder;
  • het verweer op de zelfstandige verzoeken, met gewijzigd verzoek, namens de vader.
Op 16 december 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft [minderjarige] erkend.
  • De ouders zijn van rechtswege met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij de vader.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt – na wijziging – :
in de bodemprocedure:
  • te bepalen dat voortaan alleen de vader zal zijn belast met het gezag over [minderjarige] ;
  • te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
  • een omgangsregeling met de moeder vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige] één dag in de week omgang met de moeder zal hebben onder begeleiding van een derde, op zaterdag van 12.00 uur tot 17.00 uur of anderszins in onderling overleg te bepalen, althans
  • te bepalen dat de moeder, ook als bij zelfstandig verzoek (naar de rechtbank begrijpt) de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder wordt bepaald, wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom aan de vader van € 1.000,- per dag dat zij de zorgregeling niet nakomt, met een maximum van € 50.000,-, danwel tot de voldoening van een dwangsom en maximum in goede justitie te bepalen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens;
bij wijze van voorlopige voorziening:
  • te bepalen dat de vader voorlopig met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] wordt belast;
  • te bepalen dat [minderjarige] aan de vader wordt toevertrouwd en voorlopig op zijn adres wordt ingeschreven;
  • de vader vervangende toestemming te verlenen voor de aanmelding van [minderjarige] op een kinderdagverblijf;
  • de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] mee te nemen naar Colombia om haar voor te stellen aan de overgrootmoeder van de vader;
  • te bepalen dat de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de moeder wordt opgeschort totdat in de bodemzaak is beslist op het verzoek tot vaststelling van de omgangsregeling,
subsidiair: te bepalen dat [minderjarige] één dag in de week omgang met de moeder zal hebben onder begeleiding van een derde, op zaterdag van 12.00 uur tot 17.00 uur of anderszins in onderling overleg te bepalen,
meer subsidiair: een omgangsregeling vast te stellen die de rechtbank en/of in medewerking met de in te schakelen jeugdzorg in goede justitie acht;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig, zowel in de bodemzaak als bij wijze van voorlopige voorziening, te bepalen dat:
de vader wordt veroordeeld om [minderjarige] aan de moeder af te geven binnen 24 uur na de te wijzen beschikking dan wel binnen een nadere termijn door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
de vader wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom aan de moeder van
€ 1.000,- per dag of dagdeel dat hij niet aan de veroordeling onder I voldoet, met een maximum van € 50.000,-, dan wel tot de voldoening van een dwangsom en maximum door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
[minderjarige] wordt toevertrouwd aan de moeder, dan wel dat zij haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben;
[minderjarige] bij de vader zal verblijven om het weekend van donderdagavond tot maandagavond, waarbij de moeder haar op donderdagavond bij de vader brengt en de vader haar op maandagavond bij de vrouw brengt;
de vader wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom aan de moeder van
€ 1.000,- per dag of dagdeel dat hij de zorgregeling niet nakomt, met een maximum van € 50.000,-, dan wel tot de voldoening van een dwangsom en maximum door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
de vader wordt veroordeeld tot afgifte van het paspoort van [minderjarige] aan de moeder binnen 24 uur na afgifte van dan wel betekening aan de vader van de te wijzen beschikking en de vader te veroordelen tot betaling van een dwangsom aan de moeder van € 1.000,- per dag of dagdeel dat hij hier niet aan voldoet, met een maximum van € 50.000,-, dan wel tot de voldoening van een dwangsom en maximum door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
althans een zodanige beschikking te wijzen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Bevoegdheid
De rechtbank stelt vast dat er voor [minderjarige] nog geen formele hoofdverblijfplaats is vastgesteld. De ouders hebben beide een andere woonplaats; de vader woont in [woonplaats 1] en de moeder in [woonplaats 2] . In dat geval volgt [minderjarige] de woonplaats van de ouder bij wie zij feitelijk en laatstelijk heeft verbleven. De afgelopen periode heeft [minderjarige] alleen bij de vader verbleven. De rechtbank Den Haag is daarom, ondanks de inschrijving van [minderjarige] op het adres van de moeder, bevoegd om de verzoeken te behandelen. Daarbij komt dat de rechtbank Groningen zich onbevoegd heeft verklaard in een recent gestart kort geding en deze zaak heeft verwezen naar de rechtbank Den Haag, hier geregistreerd onder zaak- en rekestnummer C/09/677155 en KG ZA 24-1160.
Voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv
Op grond van het eerste lid van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Op grond van het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
Voor vaststelling van een voorlopige voorzieningen voor de duur van de bodemprocedure is in het kader van artikel 223 Rv slechts plaats, indien naar het oordeel van de rechtbank een (spoedeisend) belang bestaat, in die zin dat van de vader niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
Gezag en toevertrouwing
Nu de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing neemt over het gezag over [minderjarige] , zal de rechtbank deze verzoeken tot het treffen van daarop gerichte voorlopige voorzieningen afwijzen bij gebrek aan belang.
Vervangende toestemming kinderdagverblijf
Ontvankelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van dit verzoek sprake is van een (spoedeisend) belang, aangezien de vader ook mede de zorg heeft voor [minderjarige] en werkverplichtingen heeft.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank begrijpt dat het voor de vader belangrijk is dat er opvang voor [minderjarige] kan zijn in de tijd dat zij bij hem is. Voorlopig acht de rechtbank het, vanwege alle veranderingen die er in de afgelopen tijd voor [minderjarige] zijn geweest, echter niet wenselijk dat zij nu ook nog aan een nieuw kinderdagverblijf moet wennen. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de vader afwijzen. Gelet op de hierna vast te stellen zorgregeling gaat de rechtbank ervan uit dat de vader ofwel zijn werkdagen anders kan inrichten ofwel oma vaderszijde kan inzetten, zoals hij nu ook doet.
Vervangende toestemming vakantie
Ontvankelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van dit verzoek geen sprake is van een (spoedeisend) belang voor de vader. Daarbij overweegt de rechtbank dat de vader op de zitting heeft aangegeven nog geen concrete plannen of data te hebben voor een reis naar Colombia om met [minderjarige] zijn oma te bezoeken. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de vader afwijzen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een dergelijke verre en lange reis op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is, mede gelet op de afgelopen onrustige periode en het beperkte vertrouwen tussen de ouders.
Afgifte paspoort
Ontvankelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van dit verzoek sprake is van een (spoedeisend) belang, omdat de rechtbank verwacht dat duidelijkheid over [minderjarige] ’s paspoort meer rust en vertrouwen tussen de ouders teweeg kan brengen.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder verzoekt afgifte van het paspoort van [minderjarige] , omdat zij bang is dat de vader [minderjarige] naar Colombia mee zal nemen. De rechtbank deelt deze zorg niet, maar stelt vast dat deze angst van de moeder kennelijk leidt tot frictie tussen de ouders. Het is in het belang van [minderjarige] dat die frictie wordt verminderd en dat er over een mogelijke ontvoeringssituatie geen zorgen meer kunnen zijn. De rechtbank zal daarom bepalen dat de vader bij het eerste overdrachtsmoment na afgifte van deze beschikking het paspoort van [minderjarige] aan de moeder (of opa moederszijde) zal overdragen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan een dwangsom te verbinden en gaat ervan uit dat de vader hier, in het belang van [minderjarige] , zijn medewerking aan zal verlenen.
De rechtbank kan begrijpen dat de vader ook over een identiteitsbewijs van [minderjarige] wil beschikken. De ouders kunnen overwegen om voor [minderjarige] ook een ID-kaart aan te vragen, welke in het beheer van de vader zal zijn, of als er meer vertrouwen tussen de ouders is om het paspoort van de ene naar de andere ouder over te dragen bij de overdracht van [minderjarige] .
Voorlopige zorgregeling
Op de zitting zijn de ouders een voorlopige zorgregeling overeengekomen. De rechtbank zal deze overeenstemming, ook nu zij dit in het belang van [minderjarige] acht, opnemen onder het kopje ‘Beslissing’. Nu de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing neemt over de definitieve zorgregeling, zal de rechtbank dit verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening voor het overige afwijzen bij gebrek aan belang.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een dwangsom aan de nakoming van deze voorlopige zorgregeling te verbinden. Aangezien de ouders deze regeling samen hebben afgesproken, gaat de rechtbank ervan uit dat zij deze regeling ook zullen nakomen. Daarbij komt dat de rechtbank verwacht dat de oplegging van een dwangsom in dit geval kan leiden tot escalatie.
Bodemzaak
Gezag
De rechtbank zal het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] in stand laten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt van de wetgever is dat gezamenlijk gezag in het belang van een kind is. Slechts in uitzonderingsgevallen mag worden aangenomen dat het belang van een kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Die uitzonderingsgevallen doen zich hier niet voor. Beide ouders hebben het beste met [minderjarige] voor. De rechtbank heeft wel gezien dat de ouders enorm hebben geworsteld met hun relatiebreuk, wat heel veel onrust en emoties teweeg heeft gebracht. De rechtbank gaat ervan uit dat de situatie nu na duidelijke beslissingen van de rechtbank tot rust zal komen. Daarbij is ook op de zitting gebleken dat de ouders samen afspraken kunnen maken voor [minderjarige] . De rechtbank acht het wel noodzakelijk dat de ouders met een professionele derde in gesprek gaan over hun ouderschap. De ouders moeten leren accepteren dat de andere ouder op zijn eigen manier [minderjarige] opvoedt, binnen bepaalde gemaakte afspraken, en dat zij geen controle kunnen uitoefenen op de situatie van [minderjarige] bij de andere ouder. Daarvoor is vertrouwen nodig. Naar verwachting van de rechtbank hebben de ouders hierbij begeleiding nodig. Mogelijk is het traject Parallel Solo Ouderschap geschikt, waarbij de ouders kunnen leren om de situatie bij de andere ouder los te laten, of mediation gericht op zo’n vorm van ouderschap. De ouders kunnen zich hier zelf voor aanmelden door een mediator in te schakelen of zich te wenden tot de gemeente waar [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft. De rechtbank verwacht wel dat de ouders in staat zijn om de onrustige tijd achter zich te laten en in het belang van [minderjarige] afspraken te maken. Daarvan is een begin gezien op de zitting met goede eerste afspraken over de omgang tussen [minderjarige] en de moeder. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de huidige gezagssituatie te wijzigen en zal het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag te belasten afwijzen.
Zorgregeling
De rechtbank zal een tweewekelijkse zorgregeling vaststellen welke neerkomt op co-ouderschap. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de werkdagen van de ouders en met het feit dat beiden in ieder geval een groot gedeelte van een weekend met [minderjarige] kunnen doorbrengen. Gelet op de afstand tussen de ouders acht de rechtbank meer wisselingen niet wenselijk. Verder overweegt de rechtbank dat [minderjarige] beide ouders nodig heeft. De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken geen wezenlijke zorgen over het welzijn van [minderjarige] bij één van de ouders. De ingediende stukken weergeven hoe de strijd tussen de ouders effect heeft gehad op hun emotionele toestand, maar het is de rechtbank niet gebleken van dusdanige psychische problemen bij één van de ouders waardoor er zorgen zouden zijn over het welzijn van [minderjarige] . Alles wat er tot nu toe is voorgevallen tussen de ouders is het resultaat van de manier waarop zij met elkaar omgingen. De rechtbank heeft geen zorgen over hun ouderschapskwaliteiten en verwacht dat de situatie nu er een vaste zorgregeling is tot rust zal komen. De grootste zorg van de rechtbank is dat de ouders in de afgelopen periode het slechtste in elkaar naar boven hebben gehaald en dat [minderjarige] in die strijd lijkt te zijn ingezet. Het is voor [minderjarige] veel schadelijker als zij één van de ouders langere tijd niet ziet, dan wanneer de situatie bij de ene ouder wellicht anders is dan bij de andere ouder. Met betrekking tot het halen en brengen zal de rechtbank vaststellen dat de vader [minderjarige] naar de moeder in [woonplaats 2] brengt en de moeder [minderjarige] naar de vader in [woonplaats 1] brengt. De ouders kunnen ten aanzien van deze regeling in het belang van [minderjarige] andere afspraken maken, maar zij moeten het daar dan wel samen volledig over eens zijn.
De tweewekelijkse zorgregeling die de rechtbank zal vaststellen acht de rechtbank haalbaar voor de periode dat [minderjarige] niet naar school gaat. Het is ook hierom belangrijk dat de ouders met elkaar in gesprek gaan. Voor de langere termijn zullen er andere afspraken moeten worden gemaakt.
Hoofdverblijfplaats
Gelet op de hierboven genoemde co-ouderschapsregeling zal [minderjarige] bij beide ouders ongeveer evenveel tijd doorbrengen. Daarmee zal haar hoofdverblijfplaats alleen een administratieve betekenis hebben en enkel de plek zijn waar zij zal zijn ingeschreven. De rechtbank stelt vast dat [minderjarige] op dit moment is ingeschreven in [woonplaats 2] en daar ook naar een kinderdagverblijf gaat. De rechtbank ziet geen aanleiding om die inschrijvingen nu te wijzigen. Daarop aansluitend zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder vaststellen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.
Kort geding
De rechtbank merkt op dat de onderwerpen in het door de moeder aanhangig gemaakt en door de rechtbank Groningen naar deze rechtbank verwezen kort geding gelijk zijn aan de onderwerpen waar in deze beschikking een beslissing over wordt genomen. De rechtbank beschouwt daarom het kort geding als ingetrokken.

Beslissing

De rechtbank:
bij wijze van voorlopige voorziening:
*
bepaalt dat de vader tijdens het eerstvolgende overdrachtsmoment na heden het paspoort van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] ,
aan de moeder (of de opa moederszijde) dient te overhandigen;
*
stelt de volgende
voorlopigezorgregeling vast, waarbij [minderjarige] bij de moeder is:
  • van woensdag 18 december 2024 om 17.30 uur tot zaterdag 21 december 2024 om 11.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt bij de opa moederszijde;
  • van woensdag 25 december 2024 om 11.00 uur tot zaterdag 28 december 2024 om 11.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt bij de opa moederszijde;
in de bodemprocedure:
*
stelt de volgende zorgregeling vast:
  • in de ene week zal [minderjarige] bij de moeder zijn van dinsdag 17.30 uur tot vrijdag 17.30 uur en bij de vader van vrijdag 17.30 uur tot de daaropvolgende dinsdag 17.30 uur;
  • in de andere week zal [minderjarige] bij de moeder zijn van dinsdag 17.30 uur tot zondag
11
uur en bij de vader van zondag 11.00 uur tot de daaropvolgende dinsdag
17.3
uur,
waarbij de vader [minderjarige] naar de moeder brengt en de moeder [minderjarige] naar de vader brengt;
*
bepaalt dat [minderjarige] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 december 2024.