In deze zaak, die op 20 december 2024 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vader en een moeder over de omgang met hun twee minderjarige kinderen. De vader verzoekt om een verhuisverbod of terugverhuisgebod voor de moeder, die recentelijk met de kinderen is verhuisd, en om vervangende toestemming voor een vakantie naar Ierland. De moeder verzoekt in reconventie om een voorlopige omgangsregeling. De ouders hebben een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van twee kinderen, geboren in 2016 en 2017. De vader heeft de kinderen erkend, terwijl de moeder het eenhoofdig gezag over hen heeft. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 december 2024, waarbij beide ouders met hun advocaten aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de moeder met de verhuizing haar verplichting om omgang met de vader te bevorderen niet zodanig heeft geschonden dat een terugverhuisgebod gerechtvaardigd is. De vader heeft weliswaar een spoedeisend belang bij zijn verzoek, maar de voorzieningenrechter stelt vast dat de kinderen zich inmiddels hebben aangepast aan hun nieuwe woonomgeving en school. De vader krijgt toestemming om met de kinderen op vakantie naar Ierland te gaan van 26 tot en met 31 december 2024. De voorlopige omgangsregeling wordt vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de vader zijn van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur. De ouders worden aangemoedigd om deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling om hun communicatie en samenwerking te verbeteren. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.