ECLI:NL:RBDHA:2024:22700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
C/09/676804 / KG ZA 24-1137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek terugverhuisgebod en toewijzing vervangende toestemming vakantie met voorlopige omgangsregeling

In deze zaak, die op 20 december 2024 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vader en een moeder over de omgang met hun twee minderjarige kinderen. De vader verzoekt om een verhuisverbod of terugverhuisgebod voor de moeder, die recentelijk met de kinderen is verhuisd, en om vervangende toestemming voor een vakantie naar Ierland. De moeder verzoekt in reconventie om een voorlopige omgangsregeling. De ouders hebben een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van twee kinderen, geboren in 2016 en 2017. De vader heeft de kinderen erkend, terwijl de moeder het eenhoofdig gezag over hen heeft. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 december 2024, waarbij beide ouders met hun advocaten aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de moeder met de verhuizing haar verplichting om omgang met de vader te bevorderen niet zodanig heeft geschonden dat een terugverhuisgebod gerechtvaardigd is. De vader heeft weliswaar een spoedeisend belang bij zijn verzoek, maar de voorzieningenrechter stelt vast dat de kinderen zich inmiddels hebben aangepast aan hun nieuwe woonomgeving en school. De vader krijgt toestemming om met de kinderen op vakantie naar Ierland te gaan van 26 tot en met 31 december 2024. De voorlopige omgangsregeling wordt vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de vader zijn van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur. De ouders worden aangemoedigd om deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling om hun communicatie en samenwerking te verbeteren. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/676804 / KG ZA 24-1137
Vonnis in kort geding van 20 december 2024
in de zaak van
[eiser]in [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. W.N. Sardjoe in Den Haag,
tegen:
[gedaagde]in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.C.G.J van der Linden in Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met eisen in reconventie en producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 december 2024, waarbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat en de moeder met haar advocaat. Na de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad en zij zijn de ouders van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2016 in [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats] . De vader heeft de kinderen erkend. De moeder is van rechtswege met het eenhoofdig gezag over de kinderen belast.
2.2.
Volgens de Basisregistratie Personen heeft de vader in ieder geval de Ierse nationaliteit en de moeder in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vader vordert – zakelijk weergegeven – om bij vonnis, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, de moeder een verhuisverbod dan wel terugverhuisgebod op te leggen, een voorlopige omgangsregeling vast te stellen, de vader vervangende toestemming te geven om met de kinderen op vakantie naar Ierland te gaan van 26 t/m 31 december 2024 en om de moeder de veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Daartoe voert de vader – samengevat – het volgende aan. Vanaf 2015 woonden de vader, de moeder, de kinderen en de twee inmiddels meerderjarige dochters van de moeder samen. De ouders handelden tijdens hun relatie alsof er sprake was van gezamenlijk gezag. Dit is enkel vanwege het oude wettelijke systeem niet geformaliseerd. De relatie tussen de ouders loopt al geruime tijd niet meer goed. Van de kinderen heeft de vader begrepen dat zij gaan verhuizen naar een plek 50 km verderop. De vader is een bodemprocedure gestart waarin hij onder andere gezamenlijk gezag verzoekt. In afwachting van deze procedure verzoekt hij een verhuisverbod dan wel terugverhuisgebod en een voorlopige omgangsregeling waarbij de kinderen doordeweeks bij hem zijn. Verder geeft de vader aan dat hij in oktober 2024 een vakantie naar Ierland heeft geboekt met de kinderen van 26 t/m 31 december 2024, waar de moeder ineens niet meer mee akkoord gaat. Hij is in het verleden vaker met de kinderen naar Ierland geweest zonder de moeder.
3.3.
De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De moeder vordert – zakelijk weergegeven – een voorlopige omgangsregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen elk oneven weekend bij de vader zijn en de helft van de vakanties en feestdagen. Daarnaast vordert de moeder dat de kinderen op 24 en 25 december 2024 en met oud & nieuw bij haar zullen verblijven.
3.5.
Daartoe voert de moeder – samengevat – het volgende aan. Volgens de moeder is het een welbewuste afspraak tussen de ouders geweest dat zij met het eenhoofdig gezag over de kinderen is belast. De moeder vindt contact tussen de kinderen en de vader belangrijk en stelt daarom een voorlopige omgangsregeling voor.
3.6.
De vader voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Bevoegdheid
4.1.
Omdat op het moment van indiening van de vorderingen alle betrokkenen nog in de regio [plaats 2] woonden is de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd om op de vorderingen te beslissen.
Spoedeisendheid
4.2.
Dit kort geding strekt tot vervangende toestemming voor een naderende vakantie, een verhuisverbod dan wel terugverhuisgebod en vaststelling van een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. De vader heeft daar voldoende spoedeisend belang bij, nu gebleken is dat de vakantie zeer binnenkort staat gepland en de moeder op 10 december 2024 al met de kinderen is verhuisd naar [plaats 1] .
in conventie
Vervangende toestemming vakantie
4.3.
De moeder heeft zowel in de conclusie van antwoord als op de zitting aangegeven toestemming te geven voor de vakantie naar Ierland. De vader verzoekt hem alsnog vervangende toestemming te verlenen, omdat de moeder haar toestemming meerdere keren heeft verleend en weer heeft ingetrokken. Om onduidelijkheid te voorkomen zal de voorzieningenrechter de gevorderde vervangende toestemming verlenen.
Verhuisverbod dan wel terugverhuisgebod
4.4.
Gebleken is dat de verhuizing feitelijk al heeft plaatsgevonden en dat de kinderen al op een nieuwe school zijn ingeschreven en gestart. De voorzieningenrechter zal daarom de subsidiaire vordering van de vader, te weten een terugverhuisgebod, beoordelen.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in dit geval alleen de moeder met het gezag over de kinderen is belast. In beginsel was zij daarom vrij in haar keuze om met de kinderen te verhuizen en daarmee hun woonplaats te wijzigen. Op 15 oktober 2021 heeft de Hoge Raad over deze situatie het volgende overwogen:

Opmerking verdient dat ook bij eenhoofdig gezag een grondslag bestaat om de keuzevrijheid van de met het gezag belaste ouder ten aanzien van de woonplaats van het kind te beperken indien deze ouder niet voldoet aan de verplichting omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen (art. 1:247 lid 3 BW). Op grond van
art. 8 EVRM is de rechter in zodanig geval gehouden alle in het gegeven geval gepaste maatregelen te nemen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen alsnog medewerking te verlenen aan omgang tussen het kind en de andere ouder. Een verbod aan de met het gezag belaste ouder om te verhuizen, dan wel een bevel aan deze om terug te verhuizen, kan een passende maatregel zijn.
4.6.
Gelet op deze uitspraak zal de vordering van de vader niet worden beoordeeld aan de hand van de verhuiscriteria, maar zal worden beoordeeld of de moeder met deze verhuizing haar verplichting om omgang met de andere ouder te bevorderen niet nakomt.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het recente handelen van de beide ouders niet in het belang van de kinderen is. Uit de stellingen van de ouders en de overgelegde stukken is af te leiden dat de ouders, nadat zij hadden besloten uit elkaar te gaan en de situatie tussen hen in huis niet meer houdbaar was, geen overleg hebben gevoerd over de toekomstige woonsituatie van de kinderen en op welke wijze het contact met de beide ouders geborgd zou zijn. De vader heeft er bij de moeder op aangedrongen de woning te verlaten zonder dat de moeder zicht had op een woning waar zij samen met de kinderen kon verblijven, waardoor de moeder zich genoodzaakt heeft gevoeld te verhuizen naar een wat verder van [plaats 2] gelegen woning die haar werd aangeboden. De moeder heeft deze rigoureuze beslissing alleen genomen, zonder de vader in die keuze te betrekken. Het gevolg is dat de kinderen relatief onvoorbereid en zonder de steun van hun vader hun vertrouwde omgeving hebben moeten verlaten en van school hebben moeten wisselen. Beide ouders hebben een aandeel in de ontstane situatie, maar lijken alleen het aandeel van de andere ouder te zien.
4.8.
De moeder verblijft nu met de kinderen in een woning in [plaats 1] , waar zij langere tijd kan verblijven. De kinderen gaan daar naar een school met een vergelijkbaar schoolsysteem als hun oude school en zijn volgens de moeder blij met hun nieuwe huis en school. De afstand tussen de kinderen en de vader is na de verhuizing dusdanig dat zij de vader niet meer dagelijks zien. Dat is evenwel een gevolg dat ook bij een verhuizing meer in de buurt van de vader zou zijn ingetreden. De afstand is niet dusdanig is dat er geen substantiële omgang meer met de vader kan zijn. De voorzieningenrechter zal hierna een voorlopige omgangsregeling vaststellen, waarbij de vader in staat zal zijn om voldoende kwalitatieve tijd met de kinderen door te brengen en om contact met hun nieuwe school te hebben. Die omstandigheden brengen de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat ook na deze verhuizing voldoende recht kan worden gedaan aan het recht van de vader en de kinderen op omgang. Dat leidt tot de voorlopige conclusie dat de moeder met deze verhuizing haar verplichting om omgang met de vader te bevorderen niet dusdanig heeft geschaad dat de kinderen daarom nu, na deze recente verhuizing, meteen terug naar [plaats 2] zouden moeten verhuizen. De vordering van de vader hiertoe zal dan ook worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
Voorlopige omgangsregeling
4.9.
Omdat de kinderen inmiddels in [plaats 1] wonen en daar ook naar school gaan, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om, zoals de vader verzoekt, een voorlopige omgangsregeling vast te stellen waarbij de kinderen doordeweeks bij hem in [plaats 2] zijn. De moeder verzoekt een voorlopige regeling waarbij de kinderen om het weekend bij de vader zijn van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur.
4.10.
De voorzieningenrechter zal een voorlopige omgangsregeling vaststellen waarbij de kinderen bij de vader zijn om de week van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur. Daarbij zal de voorzieningenrechter vaststellen dat de kinderen in het weekend van de even weken bij de vader zijn, omdat dit aansluit op hun vakantie naar Ierland. De vader heeft de afgelopen periode en ook op de zitting aangegeven dat hij meer dan tijdens de relatie bij de kinderen betrokken wil zijn. Daarbij past dat hij de kinderen uit school ophaalt, zodat hij ook contact met de school kan hebben. Verder zal de voorzieningenrechter vaststellen dat de moeder de kinderen op zondag bij de vader ophaalt.
4.11.
De voorzieningenrechter overweegt dat het een hele onrustige tijd voor de kinderen is geweest. Niet alleen door de recente abrupte verhuizing en de wisseling van school, maar ook de periode daaraan voorafgaand waarin de ouders veel ruzie hebben gehad. Uit de verklaringen van de meerderjarige dochters van de moeder blijkt dat zij daar ook veel last van hebben (gehad). De voorzieningenrechter acht het belangrijk voor de kinderen dat er rust komt en blijft en acht ook daarom een weekendregeling voor nu passend.
4.12.
Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat het heel belangrijk is dat de ouders met elkaar in gesprek gaan om het ouderschap samen beter vorm te geven. Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling / parallel (solo) ouderschap. De voorzieningenrechter zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en/of training en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De voorzieningenrechter zal dit vonnis per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding. Daarbij gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de aanmelding van de ouders door het Kenniscentrum wordt overgedragen naar een organisatie in de regio van de nieuwe woonplaats van de kinderen. De voorzieningenrechter vraagt de advocaten van de ouders om de resultaten van het hulpverleningstraject in te brengen in de bodemprocedure.
4.13.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om, zoals de vader heeft verzocht, een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de voorlopige omgangsregeling door de moeder. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat de moeder zelf ook heeft verzocht om een voorlopige omgangsregeling te treffen en dat zij op de zitting heeft aangegeven het contact tussen de vader en de kinderen belangrijk te vinden, ook omdat de kinderen aangeven de vader te missen. Daarnaast heeft de moeder toestemming voor de aankomende vakantie naar Ierland gegeven. De voorzieningenrechter zal daarom deze vordering van de man afwijzen.
4.14.
Ten aanzien van de verzochte vakantieregeling overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De ouders zijn het erover eens dat de kinderen op 24 en 25 december 2024 bij de moeder zijn. Zij zijn het er alleen niet over eens op welk moment de kinderen daarna bij de vader worden gebracht. De vader wil graag dat de kinderen aan het einde van de dag op 25 december 2024 bij hem zijn, vanwege de vroege vlucht die zij hebben op 26 december 2024 en omdat zij nog moeten inpakken. De vader heeft op de zitting aangegeven dat zij om 06.00 uur moeten vertrekken om hun vlucht van 09.40 uur te halen. De moeder wil de kinderen op de ochtend van 26 december 2024 naar de vader of Schiphol brengen, vanwege een kerstdiner met familie op
25 december 2024. De voorzieningenrechter acht het in het belang van de kinderen dat zij op rustige wijze en voorbereid met hun vader kunnen vertrekken. De voorzieningenrechter zal daarom vaststellen dat de moeder de kinderen op
25 december 2024 om 20.00 uur bij de vader brengt.
4.15.
De ouders hebben verder afgesproken dat de vader de kinderen na de vakantie in Ierland op 31 december 2024 bij de moeder terugbrengt, waarna zij bij de moeder oud & nieuw kunnen vieren. De voorzieningenrechter zal vaststellen dat de vader de kinderen op oudejaarsdag om 17.00 uur bij de vrouw brengt. Daarmee is de kerstvakantie verdeeld. In verband met de tijd zijn de overige vakanties niet besproken op de zitting. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat het hier gaat om een kort geding procedure en dat daarom geen aanleiding wordt gezien om, zoals de moeder verzoekt, een uitgebreide vakantie- en feestdagenregeling vast te stellen. Het overige door de moeder gevorderde ten aanzien van de vakanties en feestdagen zal daarom worden afgewezen. Zoals onder punt 4.11 is opgenomen zijn de ouders aangemeld voor het traject ouderschapsbemiddeling. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de ouders in staat zullen zijn om de overige vakanties in overleg te verdelen, waarbij het uitgangspunt een verdeling bij helfte zou moeten zijn.
Proceskosten
4.16.
In de omstandigheid dat de ouders een affectieve relatie hebben gehad, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
verleent toestemming aan de vader – welke toestemming die van de moeder vervangt – om met de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2016 in [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats] , in de periode van 26 december 2024 tot en met 31 december 2024 op vakantie naar Ierland te gaan;
in conventie en in reconventie
5.2.
stelt vast dat kinderen in de kerstvakantie tot 25 december 2024 om 20.00 uur bij de moeder zijn, dat de moeder de kinderen op dat tijdstip bij de vader brengt en dat de vader de kinderen op 31 december 2024 om 17.00 uur bij de moeder terugbrengt, waarna de voorlopige omgangsregeling zal ingaan;
5.3.
stelt als voorlopige omgangsregeling vast dat de kinderen bij de vader zijn in de even weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur, waarbij de vader de kinderen van school haalt en de moeder de kinderen op zondag ophaalt;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Emmens en in het openbaar uitgesproken op
20 december 2024.
PMA