ECLI:NL:RBDHA:2024:22460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
NL24.40219 en NL24.40220
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verlenging van de overdrachtstermijn in asielzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had op 2 januari 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling. De rechtbank had eerder het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. Op 10 oktober 2024 verlengde de minister de overdrachtstermijn met 18 maanden, omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat op zijn beroep was beslist. Tijdens de zitting op 11 december 2024 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft geen geldige redenen gegeven voor zijn afwezigheid en de rechtbank concludeert dat de minister de overdrachtstermijn terecht heeft verlengd. Eiser had geen procesbelang meer, omdat hij zich zonder geldige reden buiten het bereik van de Nederlandse autoriteiten bevond. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.40219 (beroep) en NL24.40220 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. van Vroom-Berckel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 10 oktober 2024 waarin verweerder de overdrachtstermijn met 18 maanden heeft verlengd op grond van artikel 29, tweede lid van de Dublinverordening vanwege onderduiken.
1.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat eiser niet wordt uitgezet tot nadat op zijn beroep is beslist.
1.2
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 11 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en verweerder de overdrachtstermijn heeft mogen verlengen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat voorafging
3. Eiser is geboren op [datum] 1987 en heeft de Ghanese nationaliteit.
3.1
Eiser heeft op 2 januari 2024 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Deze rechtbank en zittingsplaats hebben het beroep tegen dat besluit op 4 september 2024 [1] ongegrond verklaard en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft die uitspraak op 24 september 2024 [2] bevestigd.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft de overdrachtstermijn op 10 oktober 2024 verlengd overeenkomstig artikel 29, tweede lid van de Dublinverordening omdat eiser volgens verweerder met onbekende bestemming is vertrokken. Niet is gebleken dat eiser zich inmiddels weer heeft gemeld bij de IND, het COa, de AVIM of DT&V. [3]
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag of eiser nog procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep. De gemachtigde van eiser heeft telefonisch bevestigd dat zij nog contact heeft met eiser en dat eiser zich nog in Nederland bevindt. De rechtbank overweegt daarom dat eiser nog wel procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep.
Heeft verweerder de overdrachtstermijn kunnen verlengen?
6. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft toegelicht waarom sprake is van onderduiken. Er is geen overdracht gepland, zodat geen sprake is van doelbewust frustreren daarvan. Eiser verwijst daarbij naar het arrest Jawo [4] en de uitspraken van de Afdeling van 17 juli 2024 [5] en 14 december 2022 [6] .
6.1
De rechtbank overweegt dat verweerder de overdrachtstermijn heeft kunnen verlengen omdat eiser zich zonder geldige reden buiten het bereik van de Nederlandse autoriteiten bevond. Verweerder heeft op basis van de uitdraai uit INDIGO en de e-mail van het COa van 21 oktober 2024 kunnen concluderen dat eiser op 8 oktober 2024 met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het door verweerder overgelegde verslag van het vertrekgesprek van 6 augustus 2024 blijkt dat met eiser is afgesproken dat indien zijn beroep tegen het mogelijk niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag ongegrond wordt verklaard, hij opnieuw wordt uitgenodigd voor een vertrekgesprek en dat eiser dan kan aangeven of hij aan zijn vertrek wil meewerken. Verweerder heeft eiser op 26 september 2024 uitgenodigd voor een gesprek op 7 oktober 2024 waarop eiser zonder afmelding niet is verschenen. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn standpunt dat er geen sprake zou zijn van onderduiken omdat verweerder de overdracht nog niet had gepland. De beroepen op de uitspraken van 17 juli 2024 en 14 december 2022 slagen niet omdat deze zien op een andere situaties, waarin de vreemdeling nooit buiten het bereik van verweerder is geweest. De rechtbank overweegt ten overvloede dat eiser zich op het moment van de behandeling van dit beroep nog niet heeft gemeld bij verweerder en dat hij hiervoor in beroep geen verschoonbare reden heeft gegeven. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de overdrachtstermijn heeft mogen verlengen.
8. Omdat op het beroep is beslist, is het niet meer nodig om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe daarom af.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.28746.
2.202405773/1/V2.
3.De Immigratie- en Naturalisatiedienst, Het centraal orgaan opvang asielzoekers, de Afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel en de Dienst Terugkeer en Vertrek.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:C:EU:2019:218.