ECLI:NL:RBDHA:2024:22460
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de verlenging van de overdrachtstermijn in asielzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had op 2 januari 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling. De rechtbank had eerder het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. Op 10 oktober 2024 verlengde de minister de overdrachtstermijn met 18 maanden, omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat op zijn beroep was beslist. Tijdens de zitting op 11 december 2024 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft geen geldige redenen gegeven voor zijn afwezigheid en de rechtbank concludeert dat de minister de overdrachtstermijn terecht heeft verlengd. Eiser had geen procesbelang meer, omdat hij zich zonder geldige reden buiten het bereik van de Nederlandse autoriteiten bevond. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.