ECLI:NL:RBDHA:2024:22458
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.C.E. Krikke
- J.W. Robijn
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verlenging overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de verlenging van zijn overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening. Eiser had op 13 april 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor zijn aanvraag. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de overdracht niet kon plaatsvinden totdat op het hoger beroep was beslist. Op 8 november 2024 verlengde verweerder de overdrachtstermijn tot 18 maanden, omdat eiser volgens verweerder ondergedoken was. Eiser had echter slechts één keer zijn meldplicht gemist en was niet geïnformeerd over de gevolgen van het niet meewerken aan de overdracht. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van onderduiken, omdat verweerder niet heeft aangetoond dat eiser op de hoogte was van zijn verplichtingen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 8 november 2024 en oordeelt dat de overdrachtstermijn op 10 november 2024 is verlopen. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.625,-.