In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om toetsing aan het EU-recht en afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 15 april 2021 afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar de minister bleef bij de afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn partner en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is. Eiser, geboren in 1988 met de Somalische nationaliteit, heeft een partner en drie minderjarige kinderen die de Nederlandse nationaliteit bezitten. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen en de subjectieve belemmeringen voor het uitoefenen van gezinsleven in Italië, waar eiser verblijfsrecht heeft. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verplicht de minister om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidt tot een schadevergoeding van € 2.000 voor eiser. De proceskosten worden ook vergoed, in totaal € 1.750, en het griffierecht van € 187 wordt terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken die gezinsleven en verblijfsrecht betreffen.