Beoordeling door de rechtbank
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel is. Nadat eiser was betrapt op het hebben van seks met een man ( [A] ), is hij door de politie opgepakt en hangt hem een levenslange gevangenisstraf boven het hoofd. Eiser heeft op 19 juni 2016 Gambia verlaten. Eiser vreest bij terugkeer naar Gambia te worden opgepakt of mishandeld vanwege zijn gestelde homoseksuele gerichtheid.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- homoseksuele gerichtheid;
- problemen vanwege homoseksuele gerichtheid.
De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser wel geloofwaardig, maar zijn homoseksuele gerichtheid en gestelde problemen niet. Volgens de staatssecretaris heeft eiser onvoldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke beleving van zijn homoseksuele gerichtheid, Hij verklaart wisselend over het acceptatieproces en hij kan niet inzichtelijk maken waarom hij met zijn homoseksuele gerichtheid heeft geworsteld. Verder overtuigen eisers verklaringen over zijn relaties de staatssecretaris niet en zijn de verklaringen van derden niet overtuigend. Dat hij wegens homoseksualiteit problemen heeft ondervonden is des te meer niet geloofwaardig omdat de tenlastelegging die eiser heeft overgelegd niet authentiek is. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.2
Onderzoek naar seksuele geaardheid
4. Eiser voert in beroep aan dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser stelt daarbij dat hij afkomstig is uit een Afrikaans land met een collectivistische cultuur, waardoor het lastig is om vanuit een ‘ik perspectief’ te redeneren.
5. Uit Werkinstructies 2014/10 en 2019/17, maar ook de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 augustus 20203 en van 24 november 20214 volgt dat de staatssecretaris rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van een vreemdeling. De staatssecretaris moet rekening houden met de mate waarin iemand zijn gerichtheid kan vatten in woorden. De staatssecretaris moet de verklaringen van de vreemdeling bezien tegen de achtergrond van zijn land van herkomst en de omgeving waaruit hij afkomstig is. Het zwaartepunt in lhbti- zaken moet liggen bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen, zonder daarbij uit te gaan van stereotiepe uitgangspunten.
6. Anders dan eiser stelt, heeft de staatssecretaris bij het gehoor en bij zijn besluitvorming rekening gehouden met eisers referentiekader. De staatssecretaris heeft in het voornemen eisers persoonlijke achtergrond en zijn culturele context weergegeven en bij zijn beoordeling betrokken. De staatssecretaris heeft in het voornemen ook kenbaar de leeftijd van eiser betrokken, zowel ten tijde van de gestelde gebeurtenissen als ten tijde van het nader gehoor. Overeenkomstig Werkinstructie 2019/17 zijn tijdens het gehoor meerdere keren vragen herhaald en op een andere manier verwoord. Verder heeft de staatssecretaris tijdens het nader gehoor rekening gehouden met het medisch advies. In algemene zin is hiermee voldoende rekening gehouden met de achtergrond van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De rechtbank merkt over het onderzoek naar eisers seksuele gerichtheid nog het volgende op. Eiser heeft op 20 december 2023 aanvullingen en correcties op het aanmeldgehoor ingediend onder meer over de verloving met [B] en over het wel of niet praktiseren van het geloof. De staatssecretaris heeft deze, tijdig ingediende, correcties ten onrechte niet meegenomen bij de gehoren die op 21 december 2023, 25 december 2023 en
2 Op grond van artikel 31 en artikel 30b, eerste lid, onder e en g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
op 26 december 2023 hebben plaatsgevonden. Hoewel de staatssecretaris tijdens het nader gehoor kritische vragen aan eiser mag stellen over zijn asielrelaas, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door genoemde correcties en aanvullingen van eiser niet bij het nader gehoor te betrekken en deze in het nader gehoor als het ware over te slaan. Dit kan bij eiser het gevoel opwekken van vooringenomen handelen, zoals verwoord in de correcties en aanvullingen. In dat kader is het ook opmerkelijk dat eiser, ter onderbouwing van zijn asielrelaas, heeft verklaard dat hij heel veel mensen heeft ontmoet die hebben toegezegd dat ze bereid zijn om een getuigenis af leggen bij de rechter, maar dat de gehoormedeweker heeft gezegd ‘Deze mensen kunnen niet bij rechter gaan verklaren’. Dit duidt niet op een welwillende beoordeling van eisers asielrelaas en op een onafhankelijk onderzoek naar eisers homoseksuele gerichtheid.
8. De nodige zorgvuldigheid mist rechtbank ook in het onderzoek en de oordeelsvorming over de relatie met [C] . Eiser heeft in zijn aanvullingen en correcties op het nader gehoor reeds aangegeven dat het ging om misbruik dat heeft plaatsgevonden toen eiser tussen de vijf en zeven jaar oud was. Hierin is in het nader gehoor geheel voorbij gegaan en met name alleen gevraagd naar waarom eiser voor zijn 13e niet erkende waarom hij niet homoseksueel was. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom eiser niet worden verweten dat hij over deze situatie met de buurman te weinig heeft verklaard. Weliswaar acht de staatssecretaris dit niet langer een belangrijk argument, maar het onderzoek getuigt hiermee niet van de noodzakelijke zorgvuldigheid.
9. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel van het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en daarmee op onderdelen niet genomen in overeenstemming met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Geloofwaardigheid seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen
10. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris de door hem gestelde homoseksuele gerichtheid ten onrechte, dan wel onvoldoende gemotiveerd, ongeloofwaardig heeft geacht.
11. De staatssecretaris heeft zich voor de beoordeling van de geloofwaardigheid gebaseerd op de Werkinstructie 2019/17. De staatssecretaris moet volgens de werkinstructie vooral vragen naar de persoonlijke belevingen van de vreemdeling en de persoonlijke betekenis die de gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad. Zoals hiervoor onder punt 5 is vermeld, is de staatssecretaris op zoek naar het authentieke verhaal van de vreemdeling. Voor de beoordeling geven de volgende thema’s richting : privéleven; huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact of kennis van lhtbi groepen; contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie; en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de gegeven antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen.
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte concludeert dat eiser wisselend heeft verklaard over het acceptatieproces en dat eiser zijn worsteling daarbij niet inzichtelijk heeft gemaakt. Dat eiser eerst heeft verklaard dat hij vanaf zijn 13e jaar erachter kwam dat hij homoseksueel is en later in het nader gehoor zegt dat hij zijn
homoseksualiteit gedeeltelijk accepteerde toen hij homoseksuele mannen op datingsapp ’s ontmoette, is niet persé met elkaar in strijd. De opmerking in het voornemen dat van eiser gelet op zijn ervaringen met [C] op zijn minst gedachtes hierover bij eiser heeft opgeroepen en dat hij daarom er meer over moet kunnen vertellen, acht de rechtbank in het licht van wat hiervoor onder punt 8 is overwogen, ook misplaatst.
13. De rechtbank overweegt verder dat eiser over het begin en de acceptatie van zijn homoseksuele gerichtheid in het nader gehoor heeft verklaard dat hij tot en met zijn 15e levensjaar worstelde met zijn gestelde homoseksuele gerichtheid, dat het door zijn ouders, zijn religie en de maatschappij werd afgekeurd en dat eiser daardoor dacht dat hij ziek was. Eiser heeft verklaard dat hij op zijn 16e langzaamaan een acceptatieproces is begonnen toen hij via een app in contact kwam met [D] en andere homoseksuele mannen. Eiser kwam er toen namelijk achter dat hij niet de enige was die zo is. Eiser heeft verder verklaard dat hij aan het begin zijn homoseksuele gerichtheid niet kon accepteren, omdat dit door zijn omgeving en religie werd afgekeurd. Eiser heeft gezegd dat hij zichzelf vies vond, omdat hij ervan overtuigd was dat volgens de islam homoseksuelen naar de hel gaan.5
13. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ook deze verklaringen van eiser ten onrechte als tegenstrijdig heeft aangemerkt en ten onrechte heeft geconcludeerd dat die verklaringen geen inzicht geven in de worsteling van eiser met zijn homoseksuele geaardheid. De verklaringen zijn reacties op vragen die niet allemaal op dezelfde wijze zijn gesteld en daarom tot niet exact dezelfde antwoorden kunnen leiden. De verschillen in die antwoorden bevatten echter geen tegenstrijdigheden. Eiser heeft herhaaldelijk verklaard dat hij eenmaal zo is, maar dat eigenlijk niet wil zijn en dat hij zich vies voelt, omdat homoseksuele gerichtheid door zijn omgeving en religie niet wordt geaccepteerd. Zoals eiser in de zienswijze heeft aangegeven heeft eiser in Gambia diverse keren te horen gekregen dat homoseksuelen vies en smerig zijn, wat eiser vervolgens zich eigen heeft gemaakt. Het standpunt van de staatssecretaris dat eiser met zijn verklaringen niet duidelijk heeft gemaakt waarom hij het vies of smerig vond is naar het oordeel van de rechtbank dan ook zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk.
13. Wat betreft de relaties in het land van herkomst heeft eiser onder meer verklaard over [E] . De staatssecretaris concludeert hierover dat eiser onvoldoende heeft toegelicht wat zijn speciale gevoelens voor hem waren, te meer omdat de relatie vier jaar heeft geduurd. De rechtbank acht deze conclusie van de staatssecretaris niet voldoende gemotiveerd. Uit het relaas volgt dat de relatie met [E] zich heeft afgespeeld in de puberjaren van eiser (van 13e tot zijn 16e jaar). Daarbij heeft eiser specifiek over zijn gevoelens ten tijde van deze relatie verklaard. Zo heeft eiser gezegd dat hij jaloers was dat [E] ook vriendinnen had, maar dat dat ook wel goed uitkwam omdat het gevaar van ontdekking daardoor werd verminderd. Deze vriend is hem achternagegaan en heeft eiser getroost, nadat eiser door de coach van [E] op het sportveld was uitgemaakt voor watje en homoseksueel. Eiser heeft verklaard dat hij zich vervolgens thuis twee dagen had opgesloten en dat de stress en depressiviteit weer waren begonnen. Ook heeft eiser gezegd dat hij worstelde met de schaamte, de zelfsabotage, zijn lage eigenwaarde en weinig zelfvertrouwen. De staatssecretaris heeft deze verklaringen niet kenbaar bij zijn beoordeling betrokken, terwijl deze zijn persoonlijke ervaring, belevingswereld en gevoelsleven
5 Nader gehoor, pagina 32.
betreffen. De conclusie dat verklaringen over deze relatie niet kunnen bijdragen aan de geloofwaardigheid van eisers relaas is daarmee onvoldoende gemotiveerd.
16. Over conclusie van de staatssecretaris over de relatie met [A] oordeelt de rechtbank anders. De staatssecretaris heeft gemotiveerd waarom de overgelegde tenlastelegging van de politie vals is en die conclusie heeft eiser ook niet heeft bestreden. De staatssecretaris heeft dan ook op goede gronden geconcludeerd dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het voorval in Gambia en eisers relatie met [A] . Dit neemt evenwel niet weg dat de motivering van de staatssecretaris over de ongeloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid op grond van de eigen verklaringen van eiser, tekortschiet.
16. Over de verklaringen van eiser over zijn (overige) relaties overweegt de rechtbank verder het volgende. In lhbti-zaken ligt het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaring met betrekking tot zijn gestelde seksuele gerichtheid. Dat laat evenwel onverlet dat de staatssecretaris een integrale beoordeling moet verrichten en dat de vreemdeling zijn ontoereikende verklaringen kan compenseren met andere verklaringen en overgelegd bewijsmateriaal.6 Daarbij is vooral van belang of er informatie van feitelijke aard uit deze stukken volgt.
16. Over de relatie met [B] heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat eisers verklaringen daarover enorm verwarrend zijn en daarom sterk afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris werpt eiser tegen dat hij in het nader gehoor heeft verklaard dat hij geen relatie had, terwijl hij in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij verloofd was met [B] De staatssecretaris is daarbij echter voorbij gegaan aan het feit dat eiser al in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor heeft aangegeven dat het geen officiële verloving is geweest, maar dat ze destijds aan elkaar uitgesproken hebben te zullen gaan trouwen. Ten onrechte stelt de staatsecretaris dat hiermee louter de soort verbintenis wordt bedoeld. Op z’n minst suggereren de aanvullingen al dat de bedoelde verloving/relatie betrekking had op de verleden tijd. Door hierover geen enkele vraag te stellen en dit aspect volledig buiten de beoordeling te houden, heeft de staatssecretaris zijn conclusie over de relatie met [B] niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Daarbij komt dat [B] in zijn verklaring van 17 januari 2024 heeft bevestigd wat eiser in zijn nader gehoor heeft verklaard, namelijk over de periode van hun relatie, over het eventueel trouwen en over het feit dat de relatie in 2021 is beëindigd, omdat eiser met drugs bezig was. Dat aan de verklaring van [B] geen betekenis toekomt, omdat de persoon niet is verifiëren, zoals de staatssecretaris op zitting heeft betoogd, acht de rechtbank onvoldoende om aan die verklaring in het geheel geen gewicht toe te kennen. Eenzelfde standpunt heeft de staatssecretaris ook ingenomen over de schriftelijke verklaringen van [D] die eiser zowel bij zijn nader gehoor als in beroep heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft dit standpunt pas verlaten nadat [D] op zitting als getuige onder ede is gehoord. Nu een persoonlijke verificatie niet van elke schriftelijke verklaring hoeft te worden verlangd, heeft de staatsecretaris in dit geval onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaring van [B] van geen enkele waarde is. Als de staatssecretaris een dergelijke verificatie wel verwacht, had het in de rede gelegen eiser in de gelegenheid te stellen dit te doen.
19. De rechtbank stelt vast dat ook de verklaring van [D] de homoseksuele gerichtheid van eiser ondersteunt. Zowel [B] als [D] hebben verklaard dat eiser homoseksueel is, hebben toegelicht waarop zij hun wetenschap baseren en hebben verklaard dat zij een seksuele relatie met eiser hebben gehad. [D] heeft zijn schriftelijke verklaringen ter zitting als getuige bevestigd. Anders dan de staatssecretaris ziet de rechtbank na de mondelinge verklaring van de getuige geen feitelijke tegenstrijdigheid in de schriftelijke verklaringen over hetgeen al dan niet in Gambia is voorgevallen.
19. Hoewel het hebben van seksuele betrekkingen en verklaringen van derden niet doorslaggevend zijn in de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas, heeft de staatssecretaris in dit geval onvoldoende gemotiveerd waarom zij in dit geval de gestelde ontoereikende verklaringen van eiser niet kunnen compenseren en nagenoeg geen invloed hebben op de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele gerichtheid.
19. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de homoseksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig is.
22. Dat de problemen van eiser vanwege zijn homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn, zoals de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd, laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat de staatssecretaris de ongeloofwaardigheid van eisers homoseksuele gerichtheid onvoldoende heeft gemotiveerd. Dit betekent dat de staatssecretaris bij zijn nieuw te nemen besluit als hij tot een andersluidende conclusie komt, ook moet onderzoeken of eiser vanwege zijn homoseksuele gerichtheid in Gambia een reëel risico op ernstige schade of een behandeling in strijd met artikel 3 van het (Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).7