ECLI:NL:RBDHA:2024:2196
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvraag voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 11 januari 2023 ingediend, maar de staatssecretaris heeft geen besluit genomen binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen, die met drie maanden was verlengd. Eiseres heeft de staatssecretaris op 19 juli 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 12 september 2023 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres en haar kinderen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en moet hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000, en heeft benadrukt dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere beslistermijn rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.