ECLI:NL:RBDHA:2024:2187
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvraag voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend door de referent op 15 september 2022, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verlengd met drie maanden, waardoor de deadline voor een besluit op 14 maart 2023 viel. Eiser heeft de staatssecretaris op 15 augustus 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 1 september 2023 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist en heeft eiser in zijn verzoek om een termijn voor het nemen van een besluit en om een dwangsom in het gelijk gesteld. De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van vier weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt hij in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.