ECLI:NL:RBDHA:2024:21843
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 22 januari 2024. De aanvraag was gedaan in het kader van verblijf als familie- en gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder, niet tijdig heeft beslist, aangezien de beslistermijn van 90 dagen op 25 juli 2024 verstreken was zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres heeft verweerder op 29 juli 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 3 september 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was volgens de wet.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres heeft recht op de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die zijn vastgesteld op € 1.442, en de proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en eiseres geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.