ECLI:NL:RBDHA:2024:21833
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote en zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft zijn aanvraag op tijd ingediend, maar de minister heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen beslist. De rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiser heeft recht op vergoeding van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 en de proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht van € 187. Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt.