ECLI:NL:RBDHA:2024:21792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
NL24.29145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister heeft de aanvraag op 22 juli 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft op 17 september 2024 zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. De behandeling van het beroep is op 2 september 2024 uitgesteld in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het beroep tegen de verlenging van de overdrachtstermijn. De rechtbank heeft op 19 december 2024 het onderzoek gesloten, nadat eiser op 11 december 2024 had aangegeven geen gebruik te willen maken van zijn recht ter zitting te worden gehoord.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen procesbelang meer heeft. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Kroatië, dat op 30 maart 2024 is aanvaard. Eiser heeft geen contact meer met zijn gemachtigde, wat de rechtbank doet concluderen dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank besluit dat het bestreden besluit van de minister in stand blijft en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29145

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 juli 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is op 17 september 2024 door eiser ingetrokken.
1.2.
De behandeling van het beroep ter zitting op 17 september 2024 is op 2 september 2024 uitgesteld in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) en vervolgens in afwachting van het door eiser ingestelde beroep tegen het verlengen van de overdrachtstermijn.
1.3.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Eiser heeft op 11 december 2024 aangegeven geen gebruik te willen maken van zijn recht ter zitting te worden gehoord. De minister heeft niet binnen de gestelde termijn aangegeven gebruik te willen maken van dit recht.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op 19 december 2024 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, dit staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In de situatie van eiser heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek op 30 maart 2024 aanvaard.
4. Bij brief van 25 september 2024 heeft de minister aan eiser bekendgemaakt te hebben besloten tot het verlengen van de overdrachtstermijn voor de overdracht van eiser aan Kroatië omdat eiser is ondergedoken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is door deze zittingsplaats op 2 december 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser heeft, zoals blijkt uit de mondelinge uitspraak van 2 december 2024 in die procedure, in reactie op informatie van de minister dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken, ter zitting verklaard geen contact meer te onderhouden met eiser. Het beroep is vervolgens vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. [3]
Procesbelang
5. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij onderhavig beroep. Dit is ingegeven door de ter zitting van 2 december 2024 gegeven verklaring van de gemachtigde van eiser dat hij geen contact meer onderhoudt met eiser. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 10 december 2024 verzocht om binnen één week aan te geven of hij nog contact onderhoudt met eiser en om aan te geven of er naar zijn mening nog procesbelang bestaat. Gemachtigde heeft hier niet op gereageerd.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [4] volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. Dit is slechts anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
7. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het procesbelang hangende deze procedure is komen te ontvallen en het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Het bestreden besluit van 22 juli 2024 blijft in stand. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr.H.A. van der Wal, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.