ECLI:NL:RBDHA:2024:21768
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag huur- en zorgtoeslag wegens te late indiening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om huur- en zorgtoeslag over 2022. De Dienst Toeslagen heeft het verzoek met het besluit van 8 november 2023 afgewezen, en bij het bestreden besluit van 4 december 2023 is deze afwijzing gehandhaafd. Eiser heeft op 15 juli 2023 een brief ontvangen waarin hij mogelijk recht heeft op zorgtoeslag over 2022, maar hij heeft zijn aanvraag pas op 26 september 2023 ingediend, wat te laat is volgens de geldende regelgeving. De rechtbank heeft op 13 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat op grond van artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) een aanvraag voor zorg- en huurtoeslag tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar moet worden ingediend. Eiser en zijn toeslagpartner hebben geen uitstel gekregen voor het indienen van hun aangifte inkomstenbelasting, waardoor de hoofdregel van toepassing is. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de aanvraagtermijn buiten toepassing wordt verklaard. Eiser had de mogelijkheid om iemand de post te laten bijhouden tijdens zijn afwezigheid, en de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van de aanvraag ligt bij hem.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de afwijzing van de aanvraag voor huur- en zorgtoeslag 2022 terecht is. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2024.