Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2024 in de zaak tussen
[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Het betoog slaagt en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
De rechtbank is verder van oordeel dat bij de belangenafweging, naast het belang van de zwangerschap, ook het belang van het ongeboren kind moet worden betrokken. Dat leidt de rechtbank af uit artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarin staat dat het kind waarvan een vrouw zwanger is als reeds geboren wordt aangemerkt, als zijn belang dit vordert. In de verwijzingsuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 29 november 2021 [5] wordt daarover overwogen dat dit artikel niet alleen ziet op vaststelling van burgerlijke of vermogensrechten, omdat de bepaling volgens jurisprudentie ook toepassing vindt in het jeugdbeschermingsrecht en het gezondheidsrecht. Naar nationaal recht bestaat dus de verplichting om het ongeboren kind, als dat in zijn belang wordt geacht, als al geboren aan te merken. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat ook in geval een belangenafweging op grond van artikel 17 van de Gri wordt gemaakt.