ECLI:NL:RBDHA:2024:21652

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
09/857077-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor deelname aan een criminele organisatie en witwassen

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De man was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met witwassen, afpersing, valsheid in geschrift en verduistering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte deelnam aan een organisatie die meerdere ondernemingen had opgericht, die op het eerste gezicht legitiem leken, maar in werkelijkheid als schijnconstructies dienden om crimineel geld te witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en medeplichtigheid aan hennepteelt. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak uitvoerig besproken, waarbij het bewijs van de criminele activiteiten en de rol van de verdachte in de organisatie werd belicht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks druk van medeverdachten, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de straf passend was gezien de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte van de feiten waarop de vordering betrekking had, werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/857077-19
Datum uitspraak: 20 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 juni 2024 (regie) en 11, 13, 14, 18 en 20 november 2024 (alle data inhoudelijke behandeling) en 12 december 2024 (sluiten onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.P.G. van der Weide naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan:
1. het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 1 september 2016 tot en met 18 juni 2019 van geldbedragen, auto’s, en aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V.
en/of
het medeplegen van feitelijk leidinggeven in de periode van 1 september 2016 tot en met 18 juni 2019 aan rechtspersonen die zich schuldig hebben gemaakt aan gewoontewitwassen;
2. het medeplegen van witwassen in de periode van 11 mei 2018 tot en met 17 december 2018 van een huis in Spanje;
3. het medeplegen van hennepteelt/aanwezig hebben van hennep in de periode van 22 mei 2017 tot en met 25 juli 2017,
subsidiair
medeplichtigheid daaraan;
4. het deelnemen aan een organisatie in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 juni 2019 die tot oogmerk had het plegen van de misdrijven valsheid in geschrift, bedreiging, afpersing, verduistering, oplichting, witwassen en het overtreden van de Opiumwet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van alle ten laste gelegde bedragen en goederen, maar dat het ten laste gelegde bedrag van € 28.100,- afkomstig uit contante stortingen naar [bedrijfsnaam 2] B.V., gematigd dient te worden tot € 26.000,-.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten integraal bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat het feit bewezen kan worden verklaard, maar dat niet bewezen kan worden dat de criminele organisatie valsheid in geschrift en overtreding van de Opiumwet als oogmerk had.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Deze moeten in samenhang met de hierna genoemde bewijsoverwegingen (en de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen) worden gelezen.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Juridisch kader witwassen
Van witwassen is onder meer sprake wanneer van een voorwerp de werkelijke aard, herkomst of rechthebbende wordt verborgen of verhuld, of als men een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt, omzet of gebruikt, terwijl men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit voorwerp – onmiddellijk of middellijk – uit een misdrijf afkomstig is.
Er moet een handeling zijn die het verbergen of verhullen van de criminele aard van het voorwerp tot doel heeft en die handeling moet ook geschikt zijn om de criminele aard te verbergen of verhullen.
Er kunnen zich gevallen voordoen waarin witwassen is ten laste gelegd, maar geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is. Het in de tenlastelegging opgenomen onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ kan dan toch bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag of voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Allereerst zal dan moeten worden vastgesteld of zich feiten en omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dat zo is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het in de tenlastelegging genoemde voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. [1]
Opmerking verdient verder dat de witwasbepalingen ook toepassing kunnen vinden in situaties
(i) waarin het vermogen “gedeeltelijk” uit misdrijf van afkomstig is, namelijk als legaal vermogen is “besmet” doordat daaraan uit misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn toegevoegd (vermenging), en
(ii) waarin het vermogen “middellijk” uit misdrijf afkomstig is, dus bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met uit misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen.
Het is mogelijk dat beide situaties zich ten opzichte van een bepaald vermogen voordoen.
Denkbaar is dat in zulke situaties een vermogensbestanddeel met een criminele herkomst zich binnen het na vermenging gevormde vermogen niet meer laat individualiseren. In het bijzonder in die situatie kan zich het geval voordoen dat het vermogen - en nadien elke betaling daaruit - wordt aangemerkt als (middellijk) gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig in de zin van de witwasbepalingen. [2]
3.4.2.
Toepassing van het juridisch kader op de zaak
Hierna worden eerst overwegingen gewijd aan de historie van de verschillende autobedrijven waarmee [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) vanaf 2014, en later ook [de verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) in verband kunnen worden gebracht. De rechtbank stelt daarbij vast dat in feite sprake was van één en hetzelfde autobedrijf van [medeverdachte 1] , dat in de loop der tijd voortdurend op naam van anderen werd gezet, om te verhullen dat hij steeds de feitelijke eigenaar was. Hetzelfde geldt voor meerdere wagenparken en voertuigen. De rechtbank stelt ook vast dat het startkapitaal van [medeverdachte 1] ’s eerste (auto)bedrijf uit misdrijf afkomstig is geweest, waarna bij de opvolgende bedrijven sprake is geweest van vervolgtransacties met dat criminele vermogen. Dit heeft tot gevolg dat het vermogen van al die verschillende bedrijven wordt aangemerkt als middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig. Dat geldt ook voor het vermogen van [bedrijfsnaam 3] B.V., waaronder wordt begrepen de in 2019 in en rondom de showroom op de [adres 2] in Noordwijk in beslag genomen 30 voertuigen. De rechtbank stelt vast dat in de loop der tijd aan het criminele vermogen ook nieuwe vermogensbestanddelen zijn toegevoegd, die op hun beurt afkomstig waren uit enig misdrijf. Een en ander blijkt uit de bewijsmiddelen. De rechtbank concludeert dat veel van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen zijn witgewassen. Voor de meeste van die voorwerpen kan niet worden vastgesteld dat zij afkomstig zijn uit een direct aan te wijzen misdrijf. De rechtbank is, gelet op de na te noemen overwegingen, echter van oordeel dat het niet anders kan dan dat zij uit enig misdrijf afkomstig zijn.
3.4.3. Relevante bedrijven
3.4.3.1. [bedrijfsnaam 4] en eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] (15 januari 2014 - 1 juni 2015)
Feitelijke vaststellingen
Op 15 januari 2014 werd de eenmanszaak [bedrijfsnaam 4] van [naam 1] voortgezet onder de VOF [bedrijfsnaam 4] met vennoten [naam 1] en [naam 2] . Op 3 februari 2014 neemt [naam 2] het autopoetsbedrijf [bedrijfsnaam 4] over van [naam 1] . Hij schrijft het onder de handelsnaam [bedrijfsnaam 3] bij onder zijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 5] . [3] Het bedrijf is gevestigd op de [adres 3] te Katwijk. [4] [naam 2] verklaart dat hij [bedrijfsnaam 4] samen met [medeverdachte 1] is gestart en alleen op papier de eigenaar was. [medeverdachte 1] was de echte eigenaar. Die heeft hem opgelicht en misbruik gemaakt van zijn identiteit. [medeverdachte 1] zette meerdere auto’s op zijn naam zonder zijn medeweten. [5] Uit tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] feitelijk de eigenaar is van [bedrijfsnaam 4] , dat hij [naam 2] aanstuurt en eerder gebruik heeft gemaakt van katvangers. [6]
Ook [naam 1] verklaart dat het feitelijk [medeverdachte 1] was die de zaak had overgenomen. [7] De ex-vriendin van [naam 2] heeft verklaard dat [naam 2] voor [medeverdachte 1] werkte. Die deed de investeringen en kocht auto’s in. [naam 2] heeft geen cent in de eenmanszaak gestoken en kreeg ook helemaal niks. [8] Het huurcontract voor de [adres 3] stond op [naam 2] ’s naam en op 1 juni 2014 kwam daar pand [adres 4] bij. [9] Bij het aangaan van laatstgenoemd huurcontract heeft [medeverdachte 1] zich echter voorgedaan als [naam 2] . Ook in diverse telefoongesprekken gebruikte hij valselijk diens persoonsgegevens. [10] In een tapgesprek op 18 mei 2014 heeft [medeverdachte 1] het over ‘de zaak’ aan de [adres 3] , ‘het poetsbedrijf dat van [naam 3] was maar nu van hem is. [11] Vanaf 1 januari 2015 worden er tien huurbetalingen gedaan vanaf bankrekening [bankrekening 1] , die op naam stond van [naam 2] , maar werd gebruikt door [medeverdachte 1] . [12] De bankpas van die rekening werd later ook aangetroffen in het bedrijfspand van [bedrijfsnaam 3] B.V., een B.V. op naam van [medeverdachte 4] , aan de [adres 2] in Noordwijk. [13] In tapgesprekken van mei en juni 2014 merkt [medeverdachte 1] op dat hij veel (dure) auto’s heeft ingekocht. [14] Vanaf 8 mei 2014 tot en met 1 juni 2015 worden er in totaal 109 voertuigen in de bedrijfsvoorraad opgenomen. [15] In de periode van 1 tot en met 11 maart 2015 benadert [medeverdachte 1] [naam 4] om samen bestelauto’s te kopen. [naam 4] verklaart dat hij [medeverdachte 1] al een jaar kende en dat [medeverdachte 1] een bedrijf in Katwijk genaamd “ [bedrijfsnaam 3] / [bedrijfsnaam 4] ” had. [naam 4] maakt voor de bestelauto’s € 60.000,- aan [medeverdachte 1] over. Dat geld verduistert [medeverdachte 1] . [16] Later verklaart [naam 4] over de werkwijze van [medeverdachte 1] dat hij steeds failliet gaat en weer een bedrijf op een andere naam start. [17] Op 19 mei 2015 sluit [bedrijfsnaam 3] een huurcontract voor vijf jaar af voor een showroom en bedrijfsruimte aan de [adres 2] te Noordwijk, bestemd om te worden gebruikt als garagebedrijf met verkoop van auto’s en een poetsbedrijf. [18] [medeverdachte 1] doet zich hierbij voor als [naam 2] en gebruikt diens persoonsgegevens. [19]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte 1] de feitelijke eigenaar was van [bedrijfsnaam 4] en eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] en dat hij in die hoedanigheid handelde in auto’s. Het is op grond van het opsporingsonderzoek onduidelijk gebleven met welk geld [medeverdachte 1] de 109 voertuigen die zijn opgenomen in de bedrijfsvoorraad heeft betaald. [medeverdachte 1] had in de periode 2012 tot en met 2018 geen legaal inkomen, wel schulden, geen voertuigen of onroerend goed op naam, en geen banktegoeden waarvan hij kon leven. [20] De genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Ter terechtzitting is namens [medeverdachte 1] een Turkse geldleningovereenkomst d.d. 31 augustus 2013 overgelegd, ten bedrage van € 125.000,-. Deze overeenkomst is vertaald naar het Nederlands en ook in het dossier van de verdachte gevoegd. De geldschieter, de heer [naam 5] , is hierover ter terechtzitting gehoord. De rechtbank acht het op zichzelf niet onaannemelijk dat sprake is geweest van een geldleningovereenkomst tussen beiden. Zij acht de gestelde gang van zaken rondom de uitbetaling van het geldbedrag aan [medeverdachte 1] en de terugbetaling door hem echter onaannemelijk. Daarbij is van belang dat [naam 5] heeft verklaard dat het geldbedrag - hoewel de overeenkomst uitgaat van betaling ineens op de datum van ondertekening - in vier tot zes gedeeltes contant is uitbetaald in Turkije, ofwel aan [medeverdachte 1] zelf, ofwel aan “vrienden” van hem. [naam 5] kon geen heldere antwoorden geven op de vraag om wie dat precies ging en waar de overdracht dan plaatsvond. Dat zou onder meer in “een café” zijn geweest. Verder heeft [naam 5] over de uitbetaling noch de terugbetaling enige administratie (zoals kwitanties) bijgehouden, omdat het “een kwestie van vertrouwen” was. Zelfs als de rechtbank ervan uit gaat dat het geldbedrag wel daadwerkelijk is uitbetaald, dan acht zij het niet aannemelijk dat dit bedrag daadwerkelijk het startkapitaal van genoemde bedrijven heeft gevormd. Enige administratieve verantwoording van deze zeer aanzienlijke contante storting en/of de vermeende financiële (vervolg)transacties die daarmee zouden zijn gedaan ontbreken immers.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vermeende verklaring voor
de herkomst van het startkapitaal dat nodig was voor de aankoop van 109 voertuigen door eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] niet aannemelijk is geworden. Een andere (concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring over de herkomst van het startkapitaal is niet gegeven. Bij gebreke van enige aanwijzing voor het tegendeel, stelt de rechtbank vast dat - mede gelet op hetgeen zij over [medeverdachte 1] ’s financiële positie in die tijd heeft overwogen - het startkapitaal en de bedrijfsvoorraad van eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] uit enig misdrijf afkomstig waren. Dat geldt ook (direct) voor het bedrag van € 60.000,- dat [naam 4] aan [medeverdachte 1] had overgemaakt en dat hij vervolgens verduisterde.
3.4.3.2. Eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] als nevenvestiging van [bedrijfsnaam 6] (1 juni 2015 - 13 augustus 2015)
Feitelijke vaststellingen
Op 1 juni 2015 wordt eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] als nevenvestiging overgenomen door [bedrijfsnaam 6] , een eenmanszaak op naam van [naam 6] . [21] Getuige [getuige 1] verklaart dat [naam 6] (haar ex-man) autopoetser was, niks had en werkte voor [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] had een bedrijf geopend op naam van [naam 6] en volgens [getuige 1] was [medeverdachte 1] zo slim om alles op naam van een ander te zetten en zelf buiten schot te blijven. [22] Ook volgens [naam 2] was dit het geval en was [naam 6] ‘de volgende katvanger van [medeverdachte 1] .’ [23] [bedrijfsnaam 3] op naam van [naam 6] gebruikt onder andere rekeningnummer [bankrekening 2] . Vanaf die rekening worden betalingen gedaan naar zowel de moeder ( [naam 7] ) als de ex-vrouw ( [naam 8] , hierna: [naam 8] ) van [medeverdachte 1] . [24] Het banksaldo van [bedrijfsnaam 3] op naam van [naam 2] gaat over naar het bedrijf op naam van [naam 6] [25] , net als zes auto’s. [26] Uit facturen blijkt verder dat het bedrijf van [naam 6] veertien voertuigen die op dat moment nog op naam van [naam 2] staan, verkoopt aan (het op 13 augustus 2015 opgerichte en hierna verder te noemen) [bedrijfsnaam 1] B.V. Deze aankopen zouden zijn voldaan door betaling op rekening [bankrekening 2] . Er is echter geen geldstroom te zien. [27] Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte 1] de feitelijke eigenaar was van [bedrijfsnaam 3] op naam van [naam 6] en dat dit bedrijf de feitelijke voorzetting was van [medeverdachte 1] ’s vorige bedrijf (eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] op naam van [naam 2] ) op hetzelfde adres.
De rechtbank stelt verder vast dat [medeverdachte 1] de voertuigen uit zijn vorige bedrijf via overschrijvingen op naam van het nieuwe bedrijf, dan wel via fictieve verkopen aan de rechtsopvolger daarvan ( [bedrijfsnaam 1] B.V., zie hierna) heeft doorgeschoven. Dat geldt ook voor het banksaldo. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat het vermogen en het wagenpark van eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] op naam van [naam 2] , bij gebreke van een concrete en min of meer verifieerbare verklaring over de herkomst daarvan, uit enig misdrijf afkomstig waren. Dat geldt dus ook voor het - immers slechts doorgeschoven - vermogen en wagenpark van eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] op naam van [naam 6] .
3.4.3.3. [bedrijfsnaam 1] B.V. (13 augustus 2015 - 20 juli 2018)
Feitelijke vaststellingen
[bedrijfsnaam 1] B.V. heeft meerdere aandeelhouders/bestuurders gehad:
- 13
augustus 2015 tot 24 juni 2016: [naam 9]
- 24 juni 2016 tot 23 februari 2017: [bedrijfsnaam 7] B.V. (met als bestuurder [naam 10] )
- 23 februari 2017 tot 26 juli 2017: [bedrijfsnaam 8] B.V. (met als bestuurder [medeverdachte 2] )
- 26 juli 2017 tot 20 juli 2018: [bedrijfsnaam 2] B.V. (met als bestuurder [de verdachte] )
[naam 9]
Op 13 augustus 2015 richt [naam 9] [bedrijfsnaam 1] B.V. op. Het bedrijf is wederom gevestigd op de [adres 2] . [28] [medeverdachte 1] is op 13 augustus 2015 nog steeds de feitelijke huurder van het pand en blijft dat nadien ook wanneer de huur vanaf 1 januari 2016 vanaf een bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 1] B.V. wordt betaald. [29] Het bedrijf start in augustus en september 2015 met een bedrijfsvoorraad (57 voertuigen) die grotendeels (37 voertuigen) afkomstig is vanuit eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] . [30] Er zijn slechts 21 (niet door de verkoper ondertekende) inkoopfacturen (d.d. 15 september 2015) aangetroffen die zien op de start van de B.V. De totale waarde van de 21 voertuigen is volgens de facturen € 105.600,-. Het merendeel van de betreffende voertuigen stond, zoals hierboven al vermeld, nog op naam van [naam 2] . 16 van de 21 inkoopfacturen betreffen voertuigen die afkomstig zijn van [naam 6] en [naam 2] en zijn gewaardeerd op een totaal van € 77.200,-. Er werd echter geen (met een dergelijke overname van voertuigen overeenkomende) geldstroom gezien van de B.V. naar [naam 2] of [naam 6] . [31] Er is van de B.V. geen kasboek aangetroffen [32] , waardoor ook niets blijkt van eventuele contante geldstromen. [naam 9] zegt bij de politie, nadat hem over diverse personen, onder wie [naam 2] , vragen zijn gesteld: “Ik ken ze eigenlijk allemaal niet.” En na het tonen van een foto van [medeverdachte 1] : “Eigenlijk ken ik hem niet, om eerlijk te zijn.” [33]
[bedrijfsnaam 7] B.V. / [naam 10] (en [bedrijfsnaam 9] Noordwijk)
Op 24 juni 2016 komt het bedrijf [bedrijfsnaam 7] B.V. op naam van [naam 10] , aandeelhouder en bestuurder. In de in beslag genomen administratie is geen enkel document aangetroffen waarin de aandelenoverdracht wordt beschreven. Er is geen waardebepaling van de B.V. waardoor niet achterhaald kan worden of een eventuele betaling conform marktwaarde was. [34]
In de periode waarin (de B.V. van) [naam 10] bestuurder is, richt [de verdachte] op 24 november 2016 eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] Noordwijk op. [35] [de verdachte] verklaart dat niet hij, maar [medeverdachte 1] de feitelijke eigenaar daarvan was. [medeverdachte 1] wilde via [bedrijfsnaam 9] auto’s gaan verhuren. [de verdachte] moest het bedrijf van [medeverdachte 1] op naam nemen. Bij de start van dat bedrijf waren ook [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) betrokken. Die laatste deed de boekhouding. De feitelijke bedrijfsvoering van [bedrijfsnaam 9] werd gevoerd op de [adres 2] , waar [bedrijfsnaam 1] B.V. gevestigd was. Heel vaak werden er auto’s op zijn naam gezet, waar hij niks vanaf wist. [36] [medeverdachte 1] beschikte over de bankpas van [bedrijfsnaam 9] . [37] In de periode waarin (de B.V. van) [naam 10] daarvan de bestuurder is, worden binnen de sfeer van [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 9] door [medeverdachte 1] en [de verdachte] diverse voertuigen witgewassen. Ook perst [medeverdachte 1] in deze periode de ouders van [de verdachte] af, waarna een daardoor verkregen auto en gelden aan hem/zijn bedrijf ten goede komen. [medeverdachte 1] is hiervoor bij vonnis van heden veroordeeld.
[bedrijfsnaam 8] B.V. / [medeverdachte 2]
Op 23 februari 2017 gaan de aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V. over naar [bedrijfsnaam 8] B.V. van [medeverdachte 2] . Er zou contant € 10.000, - voor zijn betaald, maar op de bankrekeningen waarover [naam 10] zou kunnen beschikken zijn geen relevante transacties teruggevonden in relatie tot de overname of contante stortingen van dit overnamebedrag. Er is geen overnamecontract of akte aangetroffen. De waardebepaling is onbekend gebleven. [38] Het bedrijf staat wederom ingeschreven op de [adres 2] . [39] [medeverdachte 1] heeft de beschikking over de bankrekening van [bedrijfsnaam 8] B.V. [40] [medeverdachte 3] verzorgt de administratie en ondersteunt [medeverdachte 2] bij de boekencontrole van [bedrijfsnaam 8] B.V. [41] De kasadministratie start op 1 januari 2017 met een privé inleg van € 40.000,-, terwijl de onderneming pas is gestart op 18 januari 2017. De herkomst van de € 40.000, - is niet aannemelijk gemaakt. De belastingdienst treft een veelvoud aan hiaten in de niet betrouwbare kasadministratie aan. [42] had geen beschikking over voldoende legaal vermogen om € 40.000,- contant in te brengen bij de oprichting van zijn B.V. [43] is de rechter- en linkerhand van [medeverdachte 1] . Dat zegt [medeverdachte 1] zelf. [44] Ook (onder meer) [de verdachte] en [medeverdachte 3] verklaren dat [medeverdachte 2] de rechterhand van [medeverdachte 1] is. [45] Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [bedrijfsnaam 8] B.V. een rol speelde bij diverse strafbare feiten, begaan door (leden van) de criminele organisatie, waarover hierna zal worden overwogen.
[bedrijfsnaam 2] B.V./
[de verdachte]
Op 26 juli 2017 draagt [bedrijfsnaam 8] B.V. op naam van [medeverdachte 2] de aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V. over aan [bedrijfsnaam 2] B.V. op naam van [de verdachte] . [46] Ook ten aanzien van dit bedrijf geldt dat [de verdachte] heeft verklaard dat hij nooit de echte eigenaar is geweest. Het was een idee van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) om dat te doen. Als er een nieuw bedrijf moest komen, regelden die twee laatsten dat voor [medeverdachte 1] . [47] betaalt [bedrijfsnaam 8] B.V. grotendeels met het wagenpark van [bedrijfsnaam 9] ter waarde van ruim € 178.000,-. De rechtbank verklaart hierna bewezen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [de verdachte] daarbij dat wagenpark van [bedrijfsnaam 9] - waarvan gelet op het voorgaande niet [de verdachte] , maar [medeverdachte 1] feitelijk eigenaar was - hebben witgewassen. [medeverdachte 2] en [de verdachte] hebben ook de aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V. witgewassen. Zij worden hiervoor bij vonnis van heden veroordeeld. Met de genoemde aandelentransactie stroomt het wagenpark van [bedrijfsnaam 9] op papier [bedrijfsnaam 1] B.V. in. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 1] B.V. een rol spelen bij diverse strafbare feiten, begaan door (leden van) de criminele organisatie. [medeverdachte 1] heeft in deze periode de beschikking over de bankrekening van [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 1] B.V. en over de creditcard van [bedrijfsnaam 1] B.V. [48] Op 20 juli 2018 komt er een einde aan [bedrijfsnaam 1] B.V., als [bedrijfsnaam 2] B.V. de aandelen levert aan [naam 11] en de handelsnaam wijzigt in [bedrijfsnaam 10] B.V. [49]
[naam 2] verklaart dat [bedrijfsnaam 1] B.V. het bedrijf van [medeverdachte 1] is. [medeverdachte 1] pakt het zo aan dat hij niets op naam heeft staan, zodat hij niet gepakt kan worden. [bedrijfsnaam 1] B.V. is vier keer van eigenaar gewisseld, die personen zitten allemaal in de schulden en [medeverdachte 1] komt overal onderuit. [50]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte 1] in de periode waarin [bedrijfsnaam 1] B.V. heeft bestaan, steeds de feitelijk eigenaar is gebleven van het autobedrijf op de [adres 2] , ook al is het bedrijf meerdere malen op andere namen gezet. Bij het bedrijf zijn in deze periode inmiddels ook [medeverdachte 2] , [de verdachte] en [medeverdachte 3] betrokken. De voertuigen worden op papier steeds doorgeschoven en ook op naam van anderen gezet, maar blijven in de showroom op de [adres 2] fysiek op hun plek. Van de ‘nieuwe’ voertuigen die bij de bedrijfsvoorraad worden gevoegd is onbekend hoe deze worden betaald. Er is een gebrekkige administratie en er is (vaak) geen kasboek.
De genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Een (concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring over de herkomst van het vermogen van [bedrijfsnaam 1] B.V. is door geen van de verdachten gegeven. Daarom stelt de rechtbank vast dat het vermogen middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig is, dus bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met het uit misdrijf afkomstige startkapitaal van [medeverdachte 1] ’s eerste (auto)bedrijf.
3.4.3.4. [bedrijfsnaam 3] B.V.
Feitelijke vaststellingen
Op 8 maart 2018 wordt [bedrijfsnaam 3] B.V. opgericht, met als enig bestuurder/aandeelhouder [bedrijfsnaam 11] B.V. (opgericht op zelfde datum). Van laatstgenoemde B.V. is [medeverdachte 4] enig bestuurder/aandeelhouder. [51] [medeverdachte 4] is tot medio februari 2018 gedetineerd in Turkije, maar neemt daarna het stokje over in het autobedrijf. [52] [bedrijfsnaam 3] B.V. en [bedrijfsnaam 11] B.V. worden wederom ingeschreven op de [adres 2] te Noordwijk [53] , het pand dat al sinds 2015 feitelijk wordt gehuurd door [medeverdachte 1] . Binnen [bedrijfsnaam 3] B.V. zwaaien [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] samen de scepter. [54] Uit de aangetroffen kasadministratie van [bedrijfsnaam 3] B.V. blijkt dat het startkapitaal € 190.000,- aan contanten bedraagt. [55] Bij het opsporingsonderzoek kon geen legale herkomst worden achterhaald. [56] De financiële administratie van [bedrijfsnaam 3] B.V. is gebrekkig en onvolledig . [57] De rechtbank verklaart bij vonnis van heden bewezen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] in juli 2018 het wagenpark van [bedrijfsnaam 1] B.V. (22 auto’s met een waarde van € 107.500,-) hebben witgewassen. Dat gebeurde kort gezegd door de desbetreffende kentekens - zonder dat blijkt van koopovereenkomsten en betalingen - over te schrijven naar [bedrijfsnaam 3] B.V. Van de door [bedrijfsnaam 3] B.V. ingekochte voertuigen zijn gedurende het strafrechtelijke onderzoek en het boekenonderzoek van de Belastingdienst überhaupt geen inkoopfacturen of inkoopverklaringen aangetroffen. [58] Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [bedrijfsnaam 3] B.V. vanaf de oprichting een rol speelt bij diverse strafbare feiten, waaronder witwassen van vele voertuigen en (poging tot) afpersing, begaan door (leden van) de criminele organisatie. Daarmee verkregen gelden en goederen komen blijkens de bewijsmiddelen ook ten bate van [bedrijfsnaam 3] B.V. [bedrijfsnaam 3] biedt blijkens de bewijsmiddelen diverse voertuigen te koop aan die op naam van een ander staan. Tijdens de doorzoeking van [bedrijfsnaam 3] B.V. op 18 juni 2019 en de dagen erna worden in en nabij de showroom aan de [adres 2] , 30 voertuigen in beslag genomen. Deze 30 wagens vormen de bedrijfsvoorraad. [59]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte 4] juridisch eigenaar was van [bedrijfsnaam 3] B.V. terwijl [medeverdachte 1] samen met hem feitelijk de leiding had. De rechtbank stelt ook vast dat [bedrijfsnaam 3] B.V. de feitelijke voortzetting was van [bedrijfsnaam 1] B.V. [medeverdachte 2] , [de verdachte] en [medeverdachte 3] zijn, zoals volgt uit de bewijsmiddelen, ook in deze laatste periode betrokken gebleven. Ook in deze periode geldt dat van voertuigen die bij de bedrijfsvoorraad worden gevoegd, onbekend is hoe deze worden betaald. Diverse voertuigen staan op naam van een ander. Er is wederom een gebrekkige administratie.
De genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Een (concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring over de herkomst van het vermogen van [bedrijfsnaam 3] B.V. is door geen van de verdachten gegeven. Daarom stelt de rechtbank vast dat het vermogen middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig is, dus bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met het uit misdrijf afkomstige startkapitaal van [medeverdachte 1] ’s eerste (auto)bedrijf.
3.4.4.
Conclusie (gewoonte)witwassen
De rechtbank acht het gelet op het dossier aannemelijk dat in het kader van de bedrijfsvoering van de diverse autobedrijven ook inkomsten werden gegenereerd die een legale bron van herkomst hadden en waarmee de inkoop van auto’s gedeeltelijk werd bekostigd, maar door het ontbreken van een deugdelijke administratie zijn de geïnvesteerde en gegenereerde gelden niet meer te individualiseren. De slotsom luidt dus dat moet worden geoordeeld dat het gehele vermogen van de hiervoor genoemde bedrijven middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig was.
De rechtbank concludeert op grond van de bovenstaande bewijsoverwegingen en de gebruikte bewijsmiddelen dat tussen 2014 en 2019 in feite sprake was van één en hetzelfde autobedrijf van [medeverdachte 1] (en aan het eind ook van [medeverdachte 4] ), dat in de loop der tijd op naam van meerdere personen, onder wie katvangers werd gezet. Ook de wagenparken en voertuigen werden regelmatig op naam van een ander gezet. Overnames van bedrijven en individuele voertuigen werden niet of niet correct verantwoord in de administratie. Vaak ontbrak die administratie zelfs in het geheel, waardoor de oorsprong van het geld niet kon worden geverifieerd. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat facturen of overeenkomsten regelmatig vals of gebrekkig waren, dat vaak sprake was van contante stortingen en opnames van grote geldbedragen, grote cashbetalingen, betalingen naar persoonlijke rekeningen, alsmede geldstromen en overboekingen zonder (duidelijke) omschrijving of reden of onderliggende overeenkomst. Door dergelijke handelingen is in de sfeer van het autobedrijf op grote schaal en gedurende lange tijd van diverse voorwerpen die men verwierf, voorhanden had, gebruikte, overdroeg of omzette, verborgen en verhuld wat de werkelijke herkomst was of wie de werkelijke rechthebbende was. Die handelingen hadden onmiskenbaar het verbergen of verhullen van de criminele aard van de voorwerpen tot doel en die handelingen waren daartoe ook geschikt.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachten ieder voor zich wisten van die criminele herkomst en dat sprake is van opzet. De rechtbank verwijst daarvoor verder naar haar overwegingen over de rollen van de verdachten en naar de bewijsmiddelen in de bijlage en in de voetnoten, die worden gebruikt voor de diverse bewezen verklaarde gevallen van witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen en bovengenoemde bewijsoverwegingen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachten de hierna te noemen geldbedragen en voorwerpen hebben witgewassen en zal dat elders in het vonnis per tenlastegelegd onderdeel nader toelichten.
3.4.5.
Rollen van de verdachten
[medeverdachte 1]
Uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 1] in de periode vanaf 15 januari 2014 tot en met 18 juni 2019 de feitelijk eigenaar was van de verschillende opvolgende autobedrijven, startend met VOF [bedrijfsnaam 4] en eindigend met [bedrijfsnaam 3] B.V. [medeverdachte 1] had daarbij zelf niks op naam staan en zette zijn bedrijven en voertuigen steeds op naam van anderen, meestal katvangers. [medeverdachte 1] was echter degene die de dagelijkse leiding had over de bedrijven, het pand aan de [adres 2] in Noordwijk huurde, controle had over de financiën van de bedrijven en iedereen instructies gaf. Ook bedreigde [medeverdachte 1] [de verdachte] [60] , dwong hij hem om verschillende bedrijven en voertuigen op naam te zetten en gebruikte hij hem als loopjongen voor allerlei klusjes. [61] Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 1] vanaf oktober 2016 ook de ouders van [de verdachte] , [naam 12] en [naam 13] , heeft gedwongen tot de afgifte van verschillende geldbedragen en het aangaan van verschillende leaseovereenkomsten en schulden. Vanaf 1 mei 2018 deed hij dat in vereniging met zijn vader [medeverdachte 4] . Ook volgt uit het dossier dat [medeverdachte 1] in maart/april 2019 samen met zijn vader [medeverdachte 4] heeft geprobeerd om [naam 14] af te persen.
[de verdachte]
is vanaf maart 2016 in contact gekomen met [medeverdachte 1] in verband met een klus om een auto voor hem te dippen. Die klus was niet goed gegaan en daarna begonnen de bedreigingen. [de verdachte] moest bedrijven op zijn naam zetten en allerlei klusjes voor [medeverdachte 1] gaan doen. [62] Onder die bedrijven waren eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] Noordwijk, [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 1] B.V. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] verklaren over de rol van [de verdachte] dat hij eigenlijk ‘een soort slaaf’ was en vierentwintig uur per dag paraat moest staan. [63] Uit de tapgesprekken blijkt dat [de verdachte] voor [medeverdachte 1] klusjes moest doen, zoals onkruid weghalen, vlaggen weghalen, een afspraak maken voor een pedicure, familieleden van [medeverdachte 1] ophalen en wegbrengen, spullen weggooien en de lichten uitdoen. Dit alles neemt niet weg dat de rechtbank hem mede strafrechtelijk verantwoordelijk houdt voor diverse, samen met medeverdachten gepleegde misdrijven, waaronder vooral het witwassen van meerdere voertuigen.
[medeverdachte 2]
is de rechterhand van [medeverdachte 1] en doet bij het autobedrijf allerhande werkzaamheden, zoals het klantcontact, de aftersales, de kasadministratie en met [medeverdachte 3] overleggen over geldzaken. [64] Vanaf 23 februari 2017 neemt [medeverdachte 2] als eigenaar van [bedrijfsnaam 8] B.V. de aandelen van [bedrijfsnaam 1] over. [medeverdachte 2] deed ook mee aan bedreigingen van [de verdachte] door [medeverdachte 1] [65] , deed de aanvragen voor de leasecontracten waartoe de ouders van [de verdachte] waren afgeperst [66] en overlegde met [medeverdachte 3] over het opmaken van een vervalste factuur voor een Aston Martin na de inbeslagname onder [de verdachte] van die auto. [67] Uit tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] ook opdrachten gaf aan [de verdachte] om allerlei klusjes te doen. [68]
[medeverdachte 3]
verzorgde de administratie en ondersteunde [medeverdachte 2] bij de boekencontrole van [bedrijfsnaam 8] B.V. Naar eigen zeggen is hij vanaf januari 2018 fysiek op de locatie [adres 2] in Noordwijk gaan zitten en verzorgde hij ook administratieve taken en het in- en verkoopboek voor [bedrijfsnaam 3] B.V. en [bedrijfsnaam 11] B.V. Verder heeft hij in opdracht van [medeverdachte 4] [bedrijfsnaam 3] B.V. bij de notaris opgericht. [69] Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 3] geldoverboekingen en -stortingen deed voor de bedrijven, meeging met [de verdachte] naar afspraken bij de notaris, de Kamer van Koophandel en een advocaat, facturen opmaakte en de beschikking had over meerdere bankpassen van de betrokken autobedrijven. [70] Ook vervalste hij verschillende documenten zoals overeenkomsten, facturen, loonstroken en jaarcijfers van [bedrijfsnaam 14] van de ouders van [de verdachte] [71] , liet hij verschillende stukken die te maken hadden met afpersing door de ouders van [de verdachte] tekenen [72] en verduisterde hij een Mercedes en een BMW middels leasecontracten van een op zijn naam staande B.V. [73] Hij waste ook twee andere voertuigen (mede) wit.
[medeverdachte 4]
Nadat [medeverdachte 4] na een lange detentie in Turkije in februari 2018 naar Nederland terugkeerde, richtte hij in maart 2018 [bedrijfsnaam 3] B.V. op. Samen met zijn zoon [medeverdachte 1] had hij vanaf dat moment de leiding over het autobedrijf. [74] Uit het dossier volgt dat [de verdachte] ook door [medeverdachte 4] werd bedreigd en dat [medeverdachte 4] vanaf zijn komst naar Nederland meedeed aan de afpersing van [naam 12] en [naam 13] . [75] Ook volgt daaruit dat hij in maart/april 2019 samen met [medeverdachte 1] heeft geprobeerd om [naam 14] af te persen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zijn bij vonnis van heden voor deze afpersingen veroordeeld. Uit tapgesprekken volgt dat [medeverdachte 4] ook in andere conflicten [medeverdachte 1] instrueerde wat hij moest zeggen, dat [medeverdachte 1] het op hem moest afschuiven, dat hij de slechterik zou zijn en dat hij aankondigde flink te keer te zullen gaan. [76]
3.4.6.
Criminele organisatie
Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan: een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Bewezen moet worden dat de organisatie als oogmerk heeft om misdrijven te plegen. Het oogmerk daartoe is voldoende: een gepleegd misdrijf of poging of voorbereiding daartoe is niet vereist. Het oogmerk kán echter wel blijken uit de door de criminele organisatie gepleegde misdrijven. Voor bewijs van het bestanddeel oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, en meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk moet bovendien, gelet op de duurzaamheid van het samenwerkingsverband, gericht zijn op het gedurende enige tijd plegen van misdrijven.
Het is niet vereist dat de verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie was gericht. De verdachte dient in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Daarnaast is het niet van belang of de verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid bij een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan.
Om van deelnemen aan de criminele organisatie te kunnen spreken, dient de verdachte te behoren tot de organisatie en moet hij of zij een aandeel hebben in, dan wel ondersteuning bieden aan gedragingen ter verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. De deelneming moet voor de verdachte op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijkere rol vervulden.
De rechtbank zal aan de hand van dit juridisch kader beoordelen of sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband tussen de vijf verdachten, of die organisatie als oogmerk had het plegen van de genoemde misdrijven en of de verdachte daaraan heeft deelgenomen.
Samenwerkingsverband
Zoals hierboven is overwogen blijkt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 1] , en later ook [de verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , in verband worden gebracht met verschillende autobedrijven, terwijl er in feite sprake was van één en hetzelfde autobedrijf van [medeverdachte 1] , dat in de loop der tijd voortdurend op naam van anderen, onder wie katvangers, werd gezet, om te verhullen dat hij steeds de feitelijke eigenaar was. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het startkapitaal van [medeverdachte 1] ’s eerste (auto)bedrijf uit misdrijf afkomstig is geweest, waarna bij de opvolgende bedrijven sprake is geweest van vervolgtransacties met dat criminele vermogen. Elders in het vonnis komt de rechtbank tot de conclusie dat vele voorwerpen en geldbedragen binnen deze constructie op grote schaal zijn witgewassen en dat meerdere afpersingen hebben plaatsgevonden, waarbij de afgeperste bedragen contant zijn opgenomen of anderszins in zo’n autobedrijf terecht zijn gekomen.
Ook de wagenparken en voertuigen werden regelmatig op naam van een ander gezet. Overnames van bedrijven en individuele voertuigen werden niet of niet correct verantwoord in de administratie. Vaak ontbrak die administratie, zoals een kasboek, zelfs in het geheel, waardoor de oorsprong van het geld niet kon worden geverifieerd. Van ingekochte voertuigen zijn meermalen geen inkoopfacturen of inkoopverklaringen aangetroffen. Facturen en overeenkomsten waren regelmatig vals of gebrekkig, vaak was sprake van contante stortingen en opnames van grote geldbedragen, grote cashbetalingen, betalingen naar persoonlijke rekeningen, alsmede geldstromen en overboekingen zonder (duidelijke) omschrijving of reden of onderliggende overeenkomst.
De verdachte had daarin ook zijn rol, zoals onder andere blijkt uit de overwegingen hierboven over zijn rol in het geheel.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat sprake was van een samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Deze samenwerking was intensief. Er was sprake van een duidelijke onderlinge taakverdeling. De samenwerking was ook duurzaam en bestendig. Bovenstaande handelingen vonden plaats in een periode van jaren, in ieder geval in de ten laste gelegde periode. Er was sprake van een structuur en een bepaalde hiërarchie en rolverdeling binnen de organisatie.
Naar het oordeel van de rechtbank had de organisatie tussen de verdachten het oogmerk om misdrijven te plegen. Dat blijkt onder meer uit de hierna bewezen te verklaren feiten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat - in elk geval -ieder van de vijf verdachten, ieder in zijn eigen rol, deel heeft uitgemaakt van de criminele organisatie. De rechtbank ziet de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen (zelf) niet als deelnemers van de criminele organisatie, maar als middel om die criminele organisatie te faciliteren.
3.4.7. (
Gewoonte)witwassen van geldbedragen
Hierna volgt een bespreking van de geldbedragen die zouden zijn witgewassen.
Witwassen € 180.000,- - vrijspraak
Dit bedrag van € 180.000,- staat vermeld als contante inbreng in het kasboek van [bedrijfsnaam 9] Noordwijk (de eenmanszaak van [de verdachte] ) als gevolg van een op 14 januari 2017 ingeboekte lening van [medeverdachte 2] . Bij de doorzoeking op de locatie [adres 2] in Noordwijk is een leningsovereenkomst aangetroffen tussen [bedrijfsnaam 8] B.V., vertegenwoordigd door [medeverdachte 2] , als schuldeiser en [de verdachte] als schuldenaar, ten behoeve van het investeren in [bedrijfsnaam 9] Noordwijk. Deze lening betreft echter een bedrag van € 100.000,- (een ander bedrag) en is verstrekt op 1 januari 2017 (een andere datum). Er zijn daarnaast diverse aanwijzingen dat deze lening niet daadwerkelijk is verstrekt. Betrokken partijen ( [medeverdachte 2] en [de verdachte] ) hebben niet of nauwelijks uitleg over deze lening kunnen of willen geven, in de lening zijn geen zekerheden tot betaling opgenomen, op de rekeningen van de betrokken partijen zijn geen overboekingen te zien waaruit blijkt dat rente is betaald of enig bedrag op de lening is afgelost, de fiscale jaarrekening over 2017 van [bedrijfsnaam 8] geeft niet het beeld van een lening van € 100.000,- en [bedrijfsnaam 8] was nog niet eens actief ten tijde van het ondertekenen van het contract, laat staan in staat om € 100.000,- te verstrekken. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de leningsovereenkomst vals is.
Het gaat de rechtbank echter te ver om, zoals de officier van justitie heeft gedaan, te concluderen dat daarmee ook vaststaat dat deze valse leningsovereenkomst is opgemaakt om een contant (in het kasboek van [bedrijfsnaam 9] Noordwijk vermeld) bedrag van € 180.000,- te kunnen verklaren. De enkele vermelding in het kasboek van [bedrijfsnaam 9] Noordwijk van dat bedrag is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende, zeker tegen de achtergrond dat er twijfels bestaan over de juistheid van dit kasboek. Of het bedrag van € 180.000,- contant aanwezig was, laat staan dat dit is witgewassen, kan in onvoldoende mate worden vastgesteld.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
Witwassen € 122.070,-, € 126.145,- en € 138.250,-
[bedrijfsnaam 2] B.V. is, zoals hierboven beschreven, op 26 juli 2017 opgericht en had [de verdachte] als enig aandeelhouder en bestuurder. [bedrijfsnaam 2] B.V. bezat 100% van de aandelen in [bedrijfsnaam 3] B.V. en 100% van de aandelen in [bedrijfsnaam 12] B.V. Van deze drie vennootschappen zijn geen kasboeken aangetroffen.
Op twee rekeningen van [bedrijfsnaam 2] B.V is in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 20 mei 2019, in welke gehele periode [de verdachte] bestuurder was, in totaal € 122.070,- contant gestort. Zoals elders in dit vonnis is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] als feitelijk eigenaar van deze vennootschap kan worden aangemerkt. Als het gaat om dit onderdeel van de tenlastelegging is dat ook te zien. [naam 8] verzoekt op 4 mei 2018 via de app aan [medeverdachte 1] om € 500,- over te maken en diezelfde dag wordt een bedrag van € 600,- overgemaakt van de ING-bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 2] B.V. naar de ING-rekening op naam van [naam 8] .
Op twee rekeningen van [bedrijfsnaam 3] B.V. is in de periode van 25 juli 2018 tot en met 15 juni 2019 in totaal € 126.145,- contant gestort. Op twee rekeningen van [bedrijfsnaam 12] B.V. is in de periode van 26 oktober 2018 tot en met 20 mei 2019 in totaal € 138.250,- contant gestort. [de verdachte] was (via [bedrijfsnaam 2] B.V.), in ieder geval op papier, de bestuurder van deze vennootschappen.
Omdat het contante stortingen zijn en bij het ontbreken van een kasboek en een concrete verklaring over de herkomst van deze stortingen, trekt de rechtbank op grond van het bovenstaande de conclusie dat de contante stortingen van € 122.070,-, € 126.145,- en € 138.250,- zijn witgewassen. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit tot een bewezenverklaring voor [de verdachte] ten aanzien van deze drie bedragen.
Witwassen € 30.000,- - vrijspraak
Op rekening [bankrekening 3] op naam van [de verdachte] heeft de Rabobank op 19 september 2016 een financiering uitgekeerd ter hoogte van totaal € 30.000,-. Hiervan is dezelfde dag € 5.000,- vanaf de eigen rekening contant opgenomen en de overige € 25.000,- overgemaakt naar naasten van [de verdachte] en vervolgens ook direct contant opgenomen vanaf deze bankrekeningen.
Wat daarvan ook zij, het gaat hier om een door de Rabobank verstrekte financiering, waardoor niet de conclusie kan worden getrokken dat het geld uit misdrijf afkomstig is.
[de verdachte] zal dus van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Witwassen € 22.500,-
Bij vonnis van heden wordt [medeverdachte 1] veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de afpersing van de ouders van [de verdachte] . Een op 31 oktober 2016 overgemaakt bedrag van € 22.500,- is onderdeel van dit verwijt. Dit bedrag is overgemaakt van [bedrijfsnaam 13] B.V. naar bankrekening [bankrekening 3] op naam van [de verdachte] ten behoeve van de aankoop van een Range Rover en een Mercedes S Klasse die op naam hebben gestaan van de ouders van [de verdachte] . Op 31 oktober 2016 en 1 november 2016 worden bedragen van respectievelijk € 5.000,- en € 2.5000,- vanaf de eigen rekening contant opgenomen. De overige € 15.000,- is op 30 oktober 2016 overgemaakt naar naasten van [de verdachte] en vervolgens ook direct contant opgenomen vanaf deze bankrekeningen.
[de verdachte] heeft hierover verklaard dat er veel gezeur was, dat [medeverdachte 1] bepaalde dat de auto’s verkocht moesten worden en dat het geld cash moest komen.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat de € 22.500,- afkomstig was uit een misdrijf (namelijk afpersing) en dat [de verdachte] de herkomst heeft verhuld door dit bedrag binnen twee dagen ofwel op te nemen ofwel door te storten naar rekeningen van naasten waarna het van die rekeningen is opgenomen. De rechtbank acht dit onderdeel dus wettig en overtuigend bewezen.
Witwassen € 130.000,-
Dit bedrag houdt verband met de afpersing van de ouders van [de verdachte] , waarvoor [medeverdachte 1] bij vonnis van heden wordt veroordeeld, en in het bijzonder met de verkoopopbrengst van de verkoop van de woning aan de [adres 5] te Noordwijk. De ouders van [de verdachte] hebben aangifte van afpersing gedaan en verklaard dat zij werden gedwongen om de opbrengst uit de verkoop van de woning op te nemen en over te dragen aan [medeverdachte 1] en zijn partners. Hiertoe heeft [medeverdachte 3] een valse leningsovereenkomst opgemaakt, waardoor het leek alsof [de verdachte] dit geld had geleend.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de overwaarde ter waarde van € 156.749,53 op 27 maart 2017 is overgemaakt op de rekening van de ouders van [de verdachte] . Op 27 en 28 maart 2017 is een bedrag van in totaal € 20.000,- contant opgenomen en is een bedrag van in totaal € 132.500,- overgeschreven naar zeven verschillende (rechts)personen, onder wie [de verdachte] en personen en bedrijven die zonder uitzondering in (persoonlijk dan wel zakelijk) verband staan met [de verdachte] , waaronder € 30.000,- naar [bedrijfsnaam 1] B.V., zonder dat valt in te zien waarom de ouders van [de verdachte] een dergelijk bedrag naar dat bedrijf zouden moeten overmaken. Een groot deel van de overgemaakte bedragen (in ieder geval € 96.500,-, maar mogelijk € 116.500,-) is tussen 27 tot en met 30 maart 2017 contant opgenomen. Van de € 30.000,- die naar [bedrijfsnaam 1] B.V. is overgemaakt, is € 16.500,- contant opgenomen.
[medeverdachte 2] was (via [bedrijfsnaam 8] B.V.) in deze periode de eigenaar van [bedrijfsnaam 1] B.V.
[naam 15] , naar wie € 10.000,- is overgemaakt, welk bedrag op 27 en 28 maart 2017 contant is opgenomen, heeft verklaard dat het geld contant moest worden opgenomen. [de verdachte] vraagt op 27 en 28 maart 2017 via de app aan Van der Wiel om zijn limiet te verhogen. Volgens Van der Wiel werd geld op zijn rekening gestort, moest dat eraf worden gehaald en ging dat naar [medeverdachte 1] .
Inderdaad bestaat er, overeenkomstig de gedane aangiftes, een leningsovereenkomst d.d. 27 maart 2017, die als bijlage is gevoegd bij een op 4 maart 2019 namens [de verdachte] ingediend klaagschrift tegen de inbeslagname van vier voertuigen. Volgens deze overeenkomst zouden de ouders van [de verdachte] een bedrag van € 152.000,- aan [de verdachte] hebben geleend, ter investering in [bedrijfsnaam 9] Noordwijk. De rechtbank gaat ervan uit dat deze lening vals is. Daarbij is in aanmerking genomen dat de vader van [de verdachte] heeft verklaard dat de lening niet heeft bestaan en dat er niets is afgelost, dat de genoemde overboekingen en contante opnames niet stroken met de leningsovereenkomst en dat er niet is gebleken van enige betaling van rente of aflossing. De leningsovereenkomst heeft naar het oordeel van de rechtbank als een dekmantel gefungeerd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in een onder [medeverdachte 2] in beslag genomen telefoon chats van 28 januari 2019 (de dag van de inbeslagname van de vier genoemde voertuigen) zijn aangetroffen, waaruit blijkt dat [medeverdachte 3] zich op die dag samen met [medeverdachte 2] bezig heeft gehouden met een document om de herkomst van een auto verklaarbaar te maken. Net zoals de (naar het oordeel van de rechtbank: valse) leningsovereenkomst, is ook dit document als bijlage gevoegd bij het op 4 maart 2019 namens [de verdachte] ingediende klaagschrift. Dit geeft steun aan de verklaring van de ouders van [de verdachte] dat [medeverdachte 3] (ook) heeft gezorgd voor de valse leningsovereenkomst. [medeverdachte 3] heeft zich, gevraagd naar deze chats, beroepen op zijn zwijgrecht. Maar hij verklaart daarna wel over “een bepaalde druk”, “omdat de verantwoordelijkheid bij een [ander] wordt gelegd”, in dit geval bij hem. “Als een bepaald probleem niet opgelost wordt” komt de consequentie bij hem te liggen. “Je kan een boete krijgen of een staf krijgen, dat is waar de druk vandaan komt.” Gevraagd naar een voorbeeld van een bepaald probleem, antwoordt [medeverdachte 3] : “de inbeslagname van voertuigen, dat is een bepaald probleem. (…) Ze kunnen heel makkelijk de schuld afschuiven op andere mensen (…)”
[de verdachte] heeft verklaard dat bij zijn tweede bezoek aan de door [medeverdachte 1] gewenste advocaat na de inbeslagname van de vier auto’s [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] meegingen en het woord voerden.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [de verdachte] en [medeverdachte 3] zich hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen: [medeverdachte 1] als één van de daders van de afpersing en vanwege zijn leidende betrokkenheid bij de geldstromen daarna, [medeverdachte 2] (onder meer) als de eigenaar van [bedrijfsnaam 1] B.V. waar een deel van het bedrag terecht is gekomen en gebleven en [de verdachte] (onder meer) als degene naar wie een deel van het geld is overgemaakt, waarna het contant is opgenomen. Ten aanzien van [medeverdachte 3] overweegt de rechtbank dat hij met het (laten) opstellen van een valse leningsovereenkomst ook een substantiële, intellectuele en materiële bijdrage heeft geleverd aan het verbergen van de werkelijke aard of herkomst van het geld. De rechtbank stelt vast dat het gaat om een bedrag van zeker € 132.500,- maar zal gelet op de tenlastelegging een bedrag van € 130.000,- bewezen verklaren.
Witwassen € 114.400,-
De ouders van [de verdachte] hebben verklaard dat zij vanaf 1 mei 2018 een lening van € 114.000,- bij de Rabobank hebben moeten afsluiten. Vanaf het moment dat het geld van die lening op de rekening was gestort, moesten zij dat afstaan, waarbij valse leningsovereenkomsten zijn opgesteld. [de verdachte] moest zeggen dat het geld aan hem was uitgeleend en heeft het geld van de rekening afgehaald met de daarvoor ter beschikking gestelde bankpas.
In de administratie is een leningsovereenkomst van 1 mei 2018 tussen [de verdachte] en zijn ouders ter hoogte van € 114.400,- aangetroffen, die bedoeld zou zijn voor investeringen in [bedrijfsnaam 9] Noorwijk. De rechtbank gaat ervan uit dat deze lening vals is. Daarbij is in aanmerking genomen dat [de verdachte] en zijn ouders hebben verklaard dat de lening niet heeft bestaan en dat er niets is afgelost, dat de genoemde overboekingen en contante opnames niet stroken met de leningsovereenkomst en dat er niet is gebleken van enige betaling van rente of aflossing. De leningsovereenkomst heeft naar het oordeel van de rechtbank als een dekmantel gefungeerd.
Uit onderzoek naar bankrekening [bankrekening 4] op naam van VOF [bedrijfsnaam 14] (het bedrijf van de ouders van [de verdachte] ), waarvoor [de verdachte] is gemachtigd, is te zien dat het saldo start met € 0,-, dat er op 25 april 2018 € 1,- wordt bijgeboekt vanaf de bankrekening van [de verdachte] met als omschrijving “”test”, dat er op 2 mei 2018 in totaal € 114.400,- naar diverse rekeningen wordt overgeboekt (€ 70.000,- naar [bedrijfsnaam 1] B.V., € 14.400,- naar [bedrijfsnaam 9] , € 10.000,- naar de vader van [de verdachte] en € 12.000,- naar [de verdachte] ) en dat op 2 mei 2018 in totaal € 8.000,- contant opgenomen in vier opnames bij dezelfde pinautomaat. Van de overgeboekte geldbedragen wordt een aanzienlijk deel binnen een week contant opgenomen, in totaal € 113.300,-.
Het krediet dat op 2 mei 2018 is gestort op de bankrekening van VOF [bedrijfsnaam 14] is dezelfde dag overgemaakt naar [bedrijfsnaam 1] B.V. onder vermelding van factuurnummers, die betrekking op de verkoop van twee voertuigen (een Audi RS3 en een Volkswagen Golf) door [bedrijfsnaam 1] B.V. aan [bedrijfsnaam 9] Noordwijk, de eenmanszaak van [de verdachte] .
De rechtbank acht echter onaannemelijk dat deze voertuigen daadwerkelijk zijn verkocht en geleverd aan [bedrijfsnaam 9] . De Audi RS3 stond op naam van [bedrijfsnaam 1] B.V., heeft nooit op naam van [bedrijfsnaam 9] gestaan en is op 13 juli 2018 in de bedrijfsvoorraad van [bedrijfsnaam 3] B.V. opgenomen. De Volkswagen Golf stond ook op naam van [bedrijfsnaam 1] B.V., heeft nooit op naam van [bedrijfsnaam 9] gestaan (maar is op 22 juni 2018 wel op naam gesteld van de vrouw van [de verdachte] ) en is op 4 oktober 2018 in de bedrijfsvoorraad van [bedrijfsnaam 3] B.V. opgenomen.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van witwassen: [medeverdachte 1] als één van de daders van de afpersing en zijn leidende betrokkenheid bij de geldstromen daarna en [de verdachte] (onder meer) als degene naar wie een deel van het geld is overgemaakt, waarna het contant is opgenomen.
Witwassen € 28.100,-
Op de Spaanse bankrekening ES0700810588890002829693 op naam van [de verdachte] is op 7 juni 2018 vanaf de bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 2] B.V. een bedrag van € 28.100,- gestort. Op die laatste bankrekening zijn vlak daarvoor contante bedragen van in totaal € 7.900,- gestort (op 6 juni 2018), is vanaf een bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 15] € 15.000,- gestort (op 6 juni 2018) en is vanaf een bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 1] B.V. € 4.000,- gestort (op 7 juni 2018). Op de bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 1] B.V. is op 6 juni 2018 vanaf een bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 8] B.V. € 3.100,- gestort. Voor de overboeking door [bedrijfsnaam 15] is € 15.000,- contant op die rekening gestort. Voor de overboeking door [bedrijfsnaam 8] B.V. is € 3.100,- contant gestort.
De tenlastegelegde overboeking € 28.100,- is inzichtelijk, maar is mede tot stand gekomen door overboekingen vlak daarvoor vanaf bankrekeningen op naam van [bedrijfsnaam 15] (van [medeverdachte 3] ), [bedrijfsnaam 8] B.V. (van [medeverdachte 2] ), [bedrijfsnaam 2] B.V. (van [de verdachte] , en waarvan de rechtbank [medeverdachte 1] als feitelijk eigenaar beschouwt) en [bedrijfsnaam 1] B.V. (waarvan de rechtbank [medeverdachte 1] als feitelijk eigenaar beschouwt), welke overboekingen voor een deel zijn gevoed door contante stortingen vlak daarvoor, alsmede door contante stortingen.
Het totaal aan contante stortingen (€ 7.900,- op de rekening van [bedrijfsnaam 2] B.V. + € 15.000,- op de rekening van [bedrijfsnaam 15] + € 3.100,- op de rekening van [bedrijfsnaam 8] B.V.) bedraagt € 26.000,-. De herkomst van deze contante bedragen is niet inzichtelijk. De rechtbank acht gelet op het bovenstaande, bij het ontbreken van enige verklaring over de herkomst van de contante bedragen, het witwassen van € 26.000,- wettig en overtuigend bewezen.
Witwassen € 236.003,44 - vrijspraak
Dit bedrag heeft betrekking op de verkoopopbrengst van een huis in Spanje dat van [naam 16] is geweest. Gelet op de vrijspraak van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] van de ten laste gelegde afpersing van [naam 16] , kan onvoldoende worden vastgesteld dat het ten laste gelegde bedrag uit misdrijf afkomstig is en zal de rechtbank de verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Feit 2 – witwassen van een huis in Spanje - vrijspraak
Hierna volgt een bespreking van een huis in Spanje dat zou zijn witgewassen.
De rechtbank spreekt [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] vrij van de aan hen ten laste gelegde afpersing van [naam 16] . Dat betekent ook dat niet kan worden bewezen dat [de verdachte] het huis in Spanje van [naam 16] heeft witgewassen. Hij wordt daarvan vrijgesproken.
3.4.8. (
Gewoonte)witwassen van voorwerpen
Hierna volgt een bespreking van de voorwerpen die zouden zijn witgewassen.
Witwassen wagenpark [bedrijfsnaam 9] juli 2017 t.w.v. € 178.000,- en aandelen [bedrijfsnaam 1] B.V.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat [bedrijfsnaam 8] B.V. op naam van [medeverdachte 2] de aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V. op 26 juli 2017 overdroeg aan [bedrijfsnaam 2] B.V. op naam van [de verdachte] . Volgens [de verdachte] was dat een idee van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [de verdachte] betaalde [bedrijfsnaam 8] B.V. grotendeels met het wagenpark van ‘zijn’ eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] ter waarde van ruim € 178.000,-. De rechtbank heeft in haar algemene bewijsoverwegingen hierboven echter al vastgesteld dat niet [de verdachte] , maar [medeverdachte 1] feitelijk eigenaar was van [bedrijfsnaam 9] , net als van [bedrijfsnaam 1] B.V. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [de verdachte] de criminele herkomst van het wagenpark van [bedrijfsnaam 9] door de genoemde aandelentransactie hebben verborgen en verhuld. Immers, zij hebben valselijk voorgewend (i) dat het wagenpark van [de verdachte] was, (ii) dat dit eerder door hem was aangekocht met een door [medeverdachte 2] aan [de verdachte] verstrekte lening van € 100.000,- of € 180.000,- en (iii) dat het wagenpark werd geleverd aan het autobedrijf van [medeverdachte 2] . Dit alles terwijl de auto’s alleen op papier werden doorgeschoven, maar feitelijk op hun plek bleven staan in de showroom van [medeverdachte 1] op de [adres 2] in Noordwijk. Daarom is sprake van witwassen van het wagenpark door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [de verdachte] . De laatste twee hebben als (juridisch) verkoper en koper ook de aandelen van [bedrijfsnaam 1] witgewassen.
Witwassen Nissan, Mercedes (2x), Smart, BMW (2x) ( [bedrijfsnaam 9] )
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de zes in de tenlastelegging genoemde voertuigen in februari 2017 op naam van de eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] van [de verdachte] zijn gezet. De rechtbank heeft in haar algemene bewijsoverwegingen hierboven echter al vastgesteld dat niet [de verdachte] , maar [medeverdachte 1] feitelijk eigenaar was van [bedrijfsnaam 9] . Ook heeft de rechtbank daar vastgesteld dat het wagenpark van [bedrijfsnaam 9] middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig was en dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] dat wisten. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank ook dat de verdachten de criminele herkomst van deze zes voertuigen hebben verborgen en verhuld. Immers, op de zakelijke bankrekeningen van [bedrijfsnaam 9] en de privérekening van [de verdachte] zijn geen transacties te zien die zijn te relateren aan deze auto’s. De zes voertuigen zijn ook niet in het kasboek van [bedrijfsnaam 9] genoemd. De inbreng van deze voertuigen in [bedrijfsnaam 9] is dus administratief en financieel niet op enige wijze verantwoord door [de verdachte] . [de verdachte] heeft verder toegestaan dat de voertuigen van [medeverdachte 1] op zijn naam werden gesteld. Door zijn naam hiervoor te (laten) gebruiken, heeft hij (in vereniging met [medeverdachte 1] ) opzettelijk verhuld wie de werkelijke rechthebbende van de voertuigen was. Daarom is sprake van witwassen.
Aston Martin Rapide met kenteken [kenteken 1]Uit de bewijsmiddelen volgt dat de Aston Martin Rapide met kenteken [kenteken 1] op naam werd gesteld van [bedrijfsnaam 3] B.V. De rechtbank heeft in haar algemene bewijsoverwegingen hierboven al vastgesteld dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] samen leiding gaven aan [bedrijfsnaam 3] B.V., dat het wagenpark van [bedrijfsnaam 3] B.V. middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig was en dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [de verdachte] dat allemaal wisten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [de verdachte] een cruciale rol heeft gespeeld bij de inkoop van de Aston Martin, doordat een daarvoor bestemd bedrag van bijna € 65.000,- afkomstig was van de rekening van zijn bedrijf [bedrijfsnaam 2] B.V., nadat dit bedrag via diverse niet herleidbare, versluierde contante stortingen van rekeningen van diverse bedrijven daar was terechtgekomen. In die zin heeft hij als medepleger een significante bijdrage geleverd aan het (latere) witwassen.
Doordat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] VOF [bedrijfsnaam 14] dwongen (via [bedrijfsnaam 3] B.V.) een leasecontract voor de Aston Martin af te sluiten, pleegden zij met betrekking tot deze auto een specifiek misdrijf (afpersing), en was het voertuig dus (ook) direct uit dat misdrijf afkomstig. Door het optuigen van de leaseconstructie, waarbij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] als eigenaren van [bedrijfsnaam 3] B.V. betrokken moeten zijn geweest, leek het op papier zo dat de auto een legale herkomst had. Zij hebben daardoor de criminele herkomst opzettelijk verborgen en verhuld. Nu [bedrijfsnaam 3] B.V. de auto niet aan de lessee leverde, maar gewoon in de showroom te koop aanbood, hebben de verdachten het voertuig ook voorhanden gehad en gebruikt, en zodoende opzettelijk verhuld wie de werkelijke rechthebbende van dat voertuig was. Daarom is sprake van witwassen.
Aston Martin met kenteken [kenteken 2] - vrijspraakDe rechtbank spreekt [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] vrij van de aan hen ten laste gelegde afpersing van [naam 16] . De reden is kort gezegd dat de rechtbank oordeelt dat diens verklaringen daarover onbetrouwbaar zijn. De rechtbank vindt ook diens verklaring over zijn door [bedrijfsnaam 3] B.V. ingekochte, maar (volgens hem) niet betaalde Aston Martin niet zonder meer betrouwbaar. Daarom gebruikt zij deze niet voor het bewijs. Dat brengt mee dat de rechtbank niet kan vaststellen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [de verdachte] en [medeverdachte 3] deze auto hebben witgewassen. Zij worden daarvan dus vrijgesproken.
Ferrari met kenteken [kenteken 3]
De rechtbank heeft in haar algemene bewijsoverwegingen hierboven al vastgesteld dat niet [de verdachte] , maar [medeverdachte 1] feitelijk eigenaar was van [bedrijfsnaam 9] . Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat het wagenpark van [bedrijfsnaam 9] middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig was en dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] dat wisten. [de verdachte] heeft toegestaan dat de Ferrari met kenteken [kenteken 3] op naam van [bedrijfsnaam 9] werd gesteld. Door zijn naam hiervoor te (laten) gebruiken, terwijl het voertuig door [medeverdachte 1] in diens showroom te koop werd aangeboden, heeft hij (in vereniging met [medeverdachte 1] ) opzettelijk verhuld wie de werkelijke rechthebbende van het voertuig was. Daarom is sprake van witwassen.
Audi RS4
De rechtbank heeft in haar algemene bewijsoverwegingen hierboven al vastgesteld dat niet [de verdachte] , maar [medeverdachte 1] feitelijk eigenaar was van [bedrijfsnaam 9] . Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat het wagenpark van [bedrijfsnaam 9] middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig was en dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] dat wisten. [de verdachte] heeft toegestaan dat de Audi RS4 op naam van [bedrijfsnaam 9] werd gesteld. Door zijn naam hiervoor te (laten) gebruiken, terwijl het voertuig door [medeverdachte 1] te koop werd aangeboden, heeft hij (in vereniging met [medeverdachte 1] ) opzettelijk verhuld wie de werkelijke rechthebbende van het voertuig was. Daarom is sprake van witwassen.
Mercedes met kenteken [kenteken 4]
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de Mercedes met kenteken [kenteken 4] uit misdrijf afkomstig was. De betalingen voor het voertuig kwamen van alle kanten via contante stortingen. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat die stortingen een legale herkomst hadden. Er is ook geen administratieve onderbouwing gegeven voor het benodigde saldo. Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Een (concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring over de herkomst van de auto is door [medeverdachte 1] en [de verdachte] niet gegeven. Daarom stelt de rechtbank vast dat dit voertuig (middellijk) uit misdrijf afkomstig is.
[de verdachte] heeft toegestaan dat de Mercedes op zijn naam werd gesteld. Door zijn naam hiervoor te (laten) gebruiken, terwijl het voertuig door [medeverdachte 1] te koop werd aangeboden, heeft hij (in vereniging met [medeverdachte 1] ) opzettelijk verhuld wie de werkelijke rechthebbende van het voertuig was. Daarom is sprake van witwassen.
Een of meer andere (in beslag genomen) voertuigen
De rechtbank heeft in haar algemene bewijsoverwegingen hierboven al vastgesteld dat de 30 voertuigen van [bedrijfsnaam 3] B.V. die op 18 juni 2019 en de dagen erna in en nabij de showroom aan de [adres 2] in Noordwijk in beslag werden genomen, middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig waren en dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [de verdachte] en [medeverdachte 3] dat ook wisten. Zij hebben - gelet op hun respectievelijke rollen in en werkzaamheden voor het autobedrijf - allemaal in ieder geval een of meer van die voertuigen voorhanden gehad. Ten aanzien van ieder van de verdachten volgt daarnaast uit de bewijsmiddelen dat zij op meerdere momenten en op verschillende manieren de criminele herkomst van het wagenpark van [bedrijfsnaam 3] B.V. hebben verborgen en/of verhuld. Daarom is bewezen dat de verdachten een of meer van de 30 in beslag genomen auto’s hebben witgewassen.
Vrijspraak feit 1, tweede cumulatief/alternatief
De rechtbank ziet de in feit 1, tweede cumulatief/alternatief, genoemde rechtspersonen niet als de verdachten in deze zaak. De daar genoemde bedrijven waren naar het oordeel van de rechtbank veeleer het middel om de onder 1 vermelde geldbedragen en voorwerpen wit te wassen. Daarom zal de rechtbank de verdachten vrijspreken van het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde.
3.4.9.
Feit 3 - de hennepteelt
[de verdachte] heeft steeds verklaard dat hij er door het opmaken van een huurcontract voor heeft gezorgd dat zijn ouders hun hal aan een kennis van [medeverdachte 1] gingen verhuren en dat hij wist dat daar een hennepkwekerij kwam. De rechtbank associeert die rol met medeplichtigheid. Het dossier biedt onvoldoende steun aan een grotere rol van [de verdachte] op dit punt. Daarom zal de rechtbank [de verdachte] vrijspreken van het primair tenlastegelegde en hem veroordelen voor het subsidiair tenlastegelegde.
De slotsom
De slotsom luidt dat de rechtbank zal bewezen verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van € 130.000,-, € 114.400,-,
€ 26.000,-, € 22.500,- € 122.070,-, € 126.145,-, € 138.250,-, (totaal € 679.365,-), een wagenpark ter waarde van € 178.339,91, aandelen en meerdere personenauto’s, medeplichtigheid aan hennepteelt en aan deelname aan een criminele organisatie gedurende ruim twee jaar.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 (eerste cumulatief/alternatief), 3 (subsidiair) en 4 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2016 tot en met 18 juni 2019 in Nederland telkens tezamen en in vereniging met anderen of alleen van:
- één of meer (contante) geldbedragen, te weten:
o € 130.000,- (afkomstig uit de verkoop van de woning [adres 5] te Noordwijk) en
o € 114.400,- (afkomstig van een door de familie [familienaam] aangegaan krediet bij de Rabobank) en
o € 26.000,- aan contante stortingen en
o € 22.500,- (afkomstig van [bedrijfsnaam 13] B.V.) en
o € 122.070,- aan contante stortingen op de rekeningen van [bedrijfsnaam 2] B.V. en € 126.145,- aan contante stortingen op de rekeningen van [bedrijfsnaam 3] B.V. en € 138.250,- aan contante stortingen op de rekeningen van [bedrijfsnaam 12] B.V. en
- voertuigen, te weten:
o het wagenpark van eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] Noordwijk ter waarde van € 178.339,91 (zoals vermeld in de akte van levering van aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V. d.d. 26-06-2017) en
o een Nissan Qashqai met kenteken [kenteken 5] en een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 6] en een Smart met kenteken [kenteken 7] en een BMW met kenteken [kenteken 8] en een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 9] en een BMW met kenteken [kenteken 10] en
o een Aston Martin Rapide met kenteken [kenteken 1] en
o een Ferrari met kenteken [kenteken 3] en
o een Audi RS met kenteken [kenteken 11] en
o een Mercedes Benz met kenteken [kenteken 4] en
o andere (in beslag genomen) voertuigen en
- de aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V., de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verhuld en/of (voornoemde voorwerpen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat voornoemde voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren,
van welk misdrijf verdachte en zijn mededaders een gewoonte hebben gemaakt;
3.
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 22 mei 2017 tot en met 25 juli 2017 te Noordwijk opzettelijk aanwezig hebben gehad (in een pand gelegen aan de [adres 6] ) een hoeveelheid hennepplanten,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 22 mei 2017 tot en met 25 juli 2017 te Noordwijk opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door te regelen dat voornoemde pand beschikbaar kwam voor het telen van hennep en een huurcontract voor dat pand op te stellen;
4.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 juni 2019 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrift) en
- artikel 317 Wetboek van Strafrecht (afpersing) en
- artikel 321 Wetboek van Strafrecht (verduistering) en
- artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (witwassen).

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Subsidiair heeft de verdediging verzocht te volstaan met een taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende meerdere jaren deelgenomen aan een criminele organisatie die witwassen, valsheid in geschrift, afpersing en verduistering tot oogmerk had. De verdachten zijn zeer professioneel en gewiekst te werk gegaan, door ondernemingen (al dan niet op naam van anderen) over te nemen of op te richten die zich ogenschijnlijk bezig hielden met het poetsen van, de verhuur van en de legale handel in luxueuze auto’s. De verdachten hebben door middel van die ondernemingen een grote hoeveelheid geldbedragen en luxe personenauto’s witgewassen en op die manier crimineel geld een ogenschijnlijk legale herkomst gegeven. Zij hebben schijnconstructies opgeworpen ten aanzien van het werkelijke eigenaarschap van die ondernemingen en hebben valse overeenkomsten, aanbetalingen, geldstromen en andere administratieve valsheden gecreëerd om de ogenschijnlijk legale herkomst handen en voeten te geven. De onderliggende misdrijven zijn veelal onbekend gebleven, maar gelet op de hoeveelheid kentekens - 642 stuks - die in de loop der jaren op naam van de ondernemingen van [medeverdachte 1] hebben gestaan, stelt de rechtbank vast dat deze criminele organisatie in ieder geval een enorme faciliterende rol voor de georganiseerde misdaad heeft vervuld door geld dat met misdrijven is buitgemaakt, van een ogenschijnlijk legale herkomst te voorzien.
Verder is de verdachte als medeplichtige betrokken geweest bij hennepteelt in een hennepkwekerij in een pand van zijn ouders.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 mei 2024. Daaruit blijkt dat hij niet eerder wegens vergelijkbare feiten in aanraking is gekomen met justitie.
De verdachte heeft in meerdere politieverhoren, een getuigenverhoor bij de rechter-commissaris, en tijdens het onderzoek ter terechtzitting, uitvoerig verklaard. Hij heeft de feiten grotendeels bekend, maar verklaart dat hij alles onder druk van de medeverdachten heeft gedaan. Hij kon naar eigen zeggen geen kant op.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de verdachte allerlei werkzaamheden moest verrichten in de ondernemingen van [medeverdachte 1] en dat hij daar zelf ogenschijnlijk niets aan heeft overgehouden. Hij heeft meerdere ondernemingen en vele kentekens op naam gehad en heeft daar een grote hoeveelheid schulden aan overgehouden, zoals is gebleken uit de stukken die de verdachte ter terechtzitting heeft overhandigd aan de rechtbank. Een groot deel van de bewezenverklaarde geldbedragen en auto’s is ook afkomstig van de afpersing van zijn ouders die door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] is gepleegd. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat op de verdachte een bepaalde mate van druk moet zijn uitgeoefend, immers zal hij niet uit vrije wil hebben bijgedragen aan het benadelen van zijn eigen ouders. De rechtbank weegt dit in strafverminderende zin mee.
Hoewel de rechtbank dus kan invoelen dat de verdachte een zekere druk heeft gevoeld vanuit de medeverdachten, staat naar haar oordeel voorop dat van hem verwacht mocht worden dat hij zich niet had ingelaten met de bewezenverklaarde strafbare feiten. De verdachte heeft geen blijk gegeven daarvan doordrongen te zijn.
Overige relevante omstandigheden
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn is overschreden met ruim drie jaar en zal dit in strafverminderende zin meewegen. Zij heeft op de straf die zij eigenlijk in gedachten had een korting van 12,5 procent toegepast en de uitkomst vervolgens afgerond in het voordeel van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting inzake fraude.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van
12 maandenmet zich brengt. De op te leggen gevangenisstraf is van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van minder strafbare feiten en onderdelen komt dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering van de benadeelde partij

[naam 16] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 947.000,-, bestaande uit € 945.000,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [naam 16] kan worden toegewezen, waarbij de officier van justitie zich voor wat betreft de hoogte van het toe te wijzen bedrag heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van feiten 1 en 2 waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij veroordeeld wordt in de kosten die de verdachte heeft moeten maken in de verdediging tegen deze vordering, en zal deze kosten tot op heden begroten op nihil.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder 1, 3, 4, 5, 6 en 7 genummerde goederen verbeurd worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft over het beslag geen standpunt ingenomen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 3, 4, 5, 6, en 7 genoemde voorwerpen (steeds personenauto’s) verbeurdverklaren. Het gaat daarbij om zes personenauto’s. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 1 en 4 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 48, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (tweede cumulatief/alternatief), 2 en 3 (primair) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 (eerste cumulatief/alternatief), 3 (subsidiair) en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, eerste cumulatief/alternatief:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
ten aanzien van feit 3, subsidiair:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12(
TWAALF)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 16] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK personenauto, Peugeot 108, [kenteken 12] ;
1. STK personenauto, Mercedes-Benz, [kenteken 13] ;
1. STK personenauto, [kenteken 11] ;
1. STK personenauto, Ferrari, [kenteken 3] ;
1. STK personenauto, Mercedes-Benz, [kenteken 4] ;
1. STK personenauto, Aston Martin, [kenteken 2] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2016 tot en met 18 juni 2019, te Noordwijk en/of Rijnsburg en/of Katwijk en/of Leidschendam, gemeente
Leidschendam-Voorburg en/of Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in
Nederland en/of Spanje, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere ander(en), en/of alleen, (van):
- één of meer (contante) geldbedrag(en), te weten onder andere:
o € 180.000,- aan contante inbreng in het kasboek van eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] Noordwijk (zie onder andere PV 523) en/of
o € 130.000,- (afkomstig uit de verkoop van de woning [adres 5] te Noordwijk d.d. 27 03-2017) (zie onder andere PV 680) en/of
o € 114.400,- (afkomstig van een door de familie [familienaam] aangegaan krediet bij de Rabobank) (zie onder andere PV 731) en/of
o € 28.100,- aan contante stortingen (zie onder andere PV 410) en/of
o € 30.000,- (afkomstig van een krediet van de Rabobank) en/of € 22.500,- (afkomstig van [bedrijfsnaam 13] B.V.) (zie onder andere PV 523) en/of
o € 236.003,44 afkomstig van de verkoop van de woning [adres 7] te Elviria Spanje (zie onder andere PV 414 en PV 675 en/of
o € 122.070,- aan contante stortingen op de rekeningen van [bedrijfsnaam 2] B.V. en/of € 126.145,- aan contante stortingen op de rekeningen van [bedrijfsnaam 3] B.V. en/of € 138.250,- aan contante stortingen op de rekeningen van [bedrijfsnaam 12] B.V. (zie onder andere PV
724) en/of
- één of meer voertuig(en) en/of vaartuig(en), te weten onder andere:
o het wagenpark van eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] Noordwijk ter waarde van € 178.339,91 (zoals vermeld in de akte van levering van aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V. d.d. 26-06-2017) (zie onder andere PV 684) en/of
o een Nissan Qashqai met kenteken [kenteken 5] en/of een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 6] en/of een Smart met kenteken [kenteken 7] en/of een BMW met kenteken [kenteken 8] en/of een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 9] en/of een BMW met kenteken [kenteken 10] (zie onder andere PV 726) en/of
o een Aston Martin Rapide met kenteken [kenteken 1] (zie onder andere PV 630) en/of
o een Aston Martin met kenteken [kenteken 2] (zie onder andere zaaksdossier A04) en/of
o een Ferrari met kenteken [kenteken 3] (zie onder andere zaaksdossier A04) en/of
o een Audi RS met kenteken [kenteken 11] (zie onder andere zaaksdossier A04) en/of
o een Mercedes Benz met kenteken [kenteken 4] (zie onder andere PV 434) en/of
o één of meer andere (in beslag genomen) voertuigen (zie onder andere
zaaksdossier G, beslag dossier) en/of
- de aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V., de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of (voornoemde voorwerpen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen(geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren, van welk misdrijf/welke misdrijven verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
en/of
eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] Noordwijk en/of [bedrijfsnaam 2] B.V. en/of [bedrijfsnaam 12] B.V. en/of [bedrijfsnaam 3] B.V. en/of [bedrijfsnaam 16] V.O.F. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2016 tot en met 18 juni 2019, te Noordwijk en/of Rijnsburg en/of Katwijk en/of Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland en/of Spanje, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere ander( en), en/of alleen, (van):
- één of meer (contante) geldbedrag(en), te weten onder andere:
o € 180.000,- aan contante inbreng in het kasboek van eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] Noordwijk (zie onder andere PV 523) en/of
o € 130.000,- (afkomstig uit de verkoop van de woning [adres 5] te Noordwijk d.d. 27-03-2017) (zie onder andere PV 680) en/of
o € 114.400,- (afkomstig van een door de familie [familienaam] aangegaan krediet bij de Rabobank) (zie onder andere PV 731) en/of
o € 28.100,- aan contante stortingen (zie onder andere PV 410) en/of
o € 30.000,- (afkomstig van een krediet van de Rabobank) en/of € 22.500,- (afkomstig van [bedrijfsnaam 13] B.V.) (zie onder andere PV 523) en/of
o € 236.003,44 afkomstig van de verkoop van de woning [adres 7] te Elviria Spanje (zie onder andere PV 414 en PV 675) en/of
o € 122.070,- aan contante stortingen op de rekeningen van [bedrijfsnaam 2] B.V. en/of € 126.145,- aan contante stortingen op de rekeningen van [bedrijfsnaam 3] B.V. en/of € 138.250,- aan contante stortingen op de rekeningen van [bedrijfsnaam 12] B.V. (zie onder andere PV 724) en/of
- één of meer voertuig(en) en/of vaartuig(en), te weten onder andere:
o het wagenpark van eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] Noordwijk ter waarde van € 178.339,91 (zoals vermeld in de akte van levering van aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V. d.d. 26-06-2017) (zie onder andere PV 684) en/of
o een Nissan Qashqai met kenteken [kenteken 5] en/of een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 6] en/of een Smart met kenteken [kenteken 7] en/of een BMW met kenteken [kenteken 8] en/of een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 9] en/of een BMW met kenteken [kenteken 10] (zie onder andere PV 726) en/of
o een Aston Martin Rapide met kenteken [kenteken 1] (zie onder andere PV 630) en/of
o een Aston Martin met kenteken [kenteken 2] (zie onder andere zaaksdossier A04) en/of
o een Ferrari met kenteken [kenteken 3] (zie onder andere zaaksdossier A04) en/of
o een Audi RS met kenteken [kenteken 11] (zie onder andere zaaksdossier A04) en/of
o een Mercedes Benz met kenteken [kenteken 4] (zie onder andere PV 434) en/of
o één of meer andere (in beslag genomen) voertuigen (zie onder andere zaaksdossier G, beslag dossier) en/of
- de aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V., de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of (voornoemde voorwerpen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl eenmanszaak [bedrijfsnaam 9] Noordwijk en/of [bedrijfsnaam 2] B.V. en/of [bedrijfsnaam 12] B.V. en/of [bedrijfsnaam 3] B.V. en/of [bedrijfsnaam 16] V.O.F. en/of haar/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren, van welk misdrijf/welke misdrijven voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of haar/hun mededader(s) een gewoonte heeft/hebben gemaakt, tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
Zaaksdossier B1
hij in of omstreeks de periode 11 mei 2018 tot en met 17 december 2018 te Noordwijk en/of
(elders) in Nederland en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten
- een huis in Spanje ( [adres 7] te Elviria)
elk geval meermalen, althans eenmaal, enig geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
3.
Zaaksdossier B4
Hij in of omstreeks de periode van 22 mei 2017 tot en met 25 juli 2017 te Noordwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand gelegen [adres 6] ) een (grote) hoeveelheid hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 22 mei 2017 tot en met 25 juli 2017 te Noordwijk, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand gelegen [adres 6] ]) een (grote) hoeveelheid hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 22 mei 2017 tot en met 25 juli 2017 te Noordwijk, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door te regelen dat voornoemde pand beschikbaar kwam voor het telen van hennep en/of een huurcontract voor dat pand op te stellen;
4.
C-140 dossier
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 juni 2019 te Noordwijk en/of Rijnsburg en/of Leidschendam en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of (een) rechtsperso(o)n(en), te weten (onder andere) eenmanszaak [bedrijfsnaam 3] en/of [bedrijfsnaam 1] B.V. en/ of [bedrijfsnaam 3] B.V welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte) en/of
- artikel 285 Wetboek van Strafrecht (bedreiging) en/of
- artikel 317 Wetboek van Strafrecht (afpersing) en/of
- artikel 321 Wetboek van Strafrecht (verduistering) en/of
- artikel 326 Wetboek van Strafrecht (oplichting) en/of
- artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (witwassen) en/of
- artikel 2 ond A en/of B en/of C en/of 3 ond B en/of C van de Opiumwet.

Voetnoten

1.Zie o.a. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787 (Air Holland), en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:94.
2.Zie HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578.
3.PV 568, ZD A01, p. 100 e.v. en p. 109 e.v.
4.PV 568, ZD A01, p. 99 e.v.
5.Aangifte [naam 2] d.d. 11 september 2015, ZD A01, p. 264 t/m 267, verhoor aangever [naam 2] op 10 november 2015, ZD A01, p. 287 t/m 289 en verhoor aangever [naam 2] op 6 januari 2016, ZD A01, p. 290 e.v.
6.ZD A01, p. 316 t/m 326.
7.PV 601, ZD A04, p. 268.
8.PV 557, ZD A01, p. 90 e.v.
9.PV 577, ZD A01, p. 113 e.v.
10.[medeverdachte 1] is hiervoor bij vonnis van heden veroordeeld.
11.ZD A01, p. 341 (sessie 520).
12.Proces-verbaal ‘betaling huur Sandtlaan 36 Katwijk’, ZD A01, p. 126-128.
13.PV 540, ZD A01-132.
14.ZD A01, p. 318 en p. 322 (sessies 55 en 2569).
15.PV 587, ZD A01, p. 186.
16.[medeverdachte 1] is hiervoor bij vonnis van heden veroordeeld.
17.ZD A01, p. 304
18.ZD A01, p. 51.
19.[medeverdachte 1] is hiervoor bij vonnis van heden veroordeeld.
20.ZD A07, p. 135-136.
21.PV 568, ZD A01, p. 100 en p. 110.
22.PV 552, ZD A01, p. 85.
23.ZD A01, p. 295.
24.PV 590, ZD A01, p. 224-226.
25.PV 590, ZD A01, p. 224-226.
26.PV 587, ZD A01, p. 186.
27.PV 589, ZD A01, p. 198-199.
28.PV 587, ZD A01, p. 185.
29.Verklaring getuige [getuige 2] , ZD A01, p. 29-37.
30.ZD F, p. 1313.
31.ZD F, p. 1347. Zie ook PV 589, ZD A01, p. 198-199.
32.Onder meer: ZD F, p. 1876.
33.ZD D6, p. 122.
34.PV 688, ZD F, p. 2109.
35.PV 485, ZD A04, p. 188.
36.ZD D3, p. 74-90 en D3, p. 166 en 173.
37.ZD A04-437 t/m 440.
38.ZD F, p. 2115.
39.ZD F, p. 2172.
40.ZD F, p. 2372.
41.Verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 18 oktober 2022 (ongenummerd) en ZD A02, p. 201-204.
42.ZD A02, p. 201 e.v.
43.PV 87, ZD F, p. 186.
44.Verklaring getuige [getuige 2] , ZD A01, p. 29-37.
45.Verhoor [de verdachte] d.d. 26 november 2020, ZD D3, p. 74-90. Zie ook de verklaring van de verdachte [medeverdachte 3] d.d. 18 oktober 2022 (ongenummerd).
46.ZD A02, p. 317-319.
47.Verhoor [de verdachte] d.d. 26 november 2020, ZD D3, p. 74-90.
48.ZD F, p. 2372 en ZD C, p. 85.
49.ZD A02, p. 235-240.
50.ZD A01. p. 293 t/m 296.
51.ZD A03, p. 78-83.
52.ZD C, p. 59.
53.ZD F, p. 2172.
54.Verklaring verdachte [de verdachte] d.d. 21 december 2020, ZD D3, p. 93-105.
55.ZD A03, p. 84.
56.ZD A03, p. 82.
57.ZD A03, p. 325, 335.
58.ZD A03, p. 332.
59.PV 760, Beslagdossier (G), p. 494.
60.Verklaringen [de verdachte] ZD D3, p. 74 t/m 90, ZD D3, p. 161 t/m 162 en aangifte [naam 12] en [naam 13] , ZD B-12, p. 9 t/m 14
61.Tapgesprekken ZD C, p. 84, 92, 96 en 97
62.Verklaring [de verdachte] ZD D3, p. 74 t/m 90 en bij de rechter-commissaris, en verklaring [naam 17] , ZD D6, p. 52 t/m 61.
63.ZD A02, p. 67 en 68 en verklaring [getuige 3] bij de rechter-commissaris.
64.Verklaring [medeverdachte 2] ZD D5, p. 26, verklaring [de verdachte] ZD D3, p. 42 en verklaring [naam 8] ZD D6, p. 25 t/m 26.
65.Verklaringen [de verdachte] ZD D3-161 en ZD D3, p. 84 t/m 87 en aangifte [naam 12] en [naam 13] , ZD B-12, p. 9 t/m 14.
66.PV 506, ZD A05, p. 54 t/m 65 en PV 681, ZD A03, p. 240 t/m 248 en aangifte [naam 12] en [naam 13] , ZD B-12, p. 9 t/m 14.
67.ZD A04, p. 402 t/m 406.
68.ZD C, p. 90 en 93.
69.Verklaring [medeverdachte 3] van 18 oktober 2022, apart proces-verbaal.
70.Verklaringen [de verdachte] ZD D3, p. 59 t/m 60 en ZD D3, p. 67 t/m 72, 76, 87 en 89, ZD D3, p. 95 t/m 105, ZD A04, p. 437 t/m 440, ZD A08, p. 435 t/m 436, ZD A08 142 t/m 145 en ZD A08-56.
71.Verklaring [de verdachte] ZD D3, p. 162 en 163, ZD D4, p. 77 t/m 92 en D6, p. 192, aangifte [naam 12] en [naam 13] , ZD B-12, p. 9 t/m 14, ZD A04, p. 402 t/m 406 en ZD C, p. 28 t/m 30.
72.Verklaringen [naam 17] en [naam 13] bij de rechter-commissaris en verklaring [naam 12] , ZD D6, p. 38.
73.ZD B3, p. 7 t/m 10, PV 484 ZD B3 p. 102 t/m 105 en ZD B11, p. 6 t/m 11.
74.Zie naast de verklaringen van [de verdachte] , de verklaring van [naam 8] ZD D6, p. 25 t/m 26
75.Verklaringen [de verdachte] ZD D3, p. 78 en ZD D3, p. 161 t/m 162.
76.ZD C, p. 61 t/m 65.