ECLI:NL:RBDHA:2024:21650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
09/857093-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen met betrekking tot luxe auto’s

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden. De man was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met witwassen, afpersing, valsheid in geschrift en verduistering. De organisatie had meerdere ondernemingen opgericht die zich voordeden als legale handelaren in luxe auto’s, maar in werkelijkheid werden deze gebruikt om crimineel verkregen geld wit te wassen. De rechtbank oordeelde dat de ondernemingen als schijnconstructies waren opgezet en dat de verdachte op verschillende manieren betrokken was bij het witwassen van grote geldbedragen en luxe voertuigen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, en oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was. De verdachte werd schuldig bevonden aan deelname aan de criminele organisatie en gewoontewitwassen, en de rechtbank legde een gevangenisstraf op die in verhouding stond tot de ernst van de feiten. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen, maar dat hij een belangrijke rol had gespeeld in de criminele organisatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/857093-19
Datum uitspraak: 20 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Marokko),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 juni 2024 (regie) en 11, 13, 14, 18 en 20 november 2024 (alle data inhoudelijke behandeling) en 12 december 2024 (sluiten onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. Sculic naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan:
1. het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 14 januari 2017 tot en met 18 juni 2019 van geldbedragen en auto’s
en/of
het medeplegen van feitelijk leidinggeven in de periode van 14 januari 2017 tot en met 18 juni 2019 aan rechtspersonen die zich schuldig hebben gemaakt aan gewoontewitwassen;
2. het medeplegen van afpersing van [naam 18] in de periode van 11 mei 2018 tot en met 17 december 2018,
subsidiair
het witwassen van een boot (Royal Dutch);
3. het medeplegen van afpersing van [naam 1] en [naam 5] in de periode van 1 januari 2016 tot en met 18 juni 2019;
4. het medeplegen van valsheid in geschrift in de periode van 19 oktober 2016 tot en met 26 februari 2019 door valselijk leaseovereenkomsten op te maken van een Range Rover (kenteken [kenteken 1] ), een BMW X5 (kenteken [kenteken 2] ) en een Aston Martin Rapide (kenteken [kenteken 3] )
en/of
het medeplegen van feitelijk leidinggeven aan de rechtspersoon die dat heeft gedaan;
5. het deelnemen aan een organisatie in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 juni 2019 die tot oogmerk had het plegen van de misdrijven valsheid in geschrift, bedreiging, afpersing, verduistering, oplichting, witwassen en het overtreden van de Opiumwet.

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de dagvaarding, voor zover die betrekking heeft op deelneming aan een criminele organisatie, nietig dient te worden verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat in de tenlastelegging alleen strafbare feiten staan opgesomd en geen beschrijving van specifieke handelingen is gegeven.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding voldoende duidelijk is.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De rechtbank stelt vast dat in de op artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht toegesneden tenlastelegging de daarin bedoelde deelneming van de verdachte aan de criminele organisatie aldus is omschreven dat deze (mede) heeft bestaan uit het begaan van misdrijven, die in dezelfde dagvaarding afzonderlijk zijn uitgeschreven. Dat is niet ongebruikelijk. Elk feit is beschreven in een separaat zaaksdossier. De tenlastelegging moet derhalve, voor zover die ziet op de criminele organisatie, worden bezien in samenhang met de overige ten laste gelegde feiten en het onderliggende dossier.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest welke verwijten hem worden gemaakt. De verdachte heeft door zijn proceshouding ook laten zien dat hij de gemaakte verwijten heeft begrepen, ook als het gaat om de deelneming aan een criminele organisatie. Ook overigens is er geen aanleiding om de dagvaarding nietig te verklaren.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten integraal bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van alle ten laste gelegde bedragen en goederen, maar dat het ten laste gelegde bedrag van € 28.100,- afkomstig uit contante stortingen naar Autocentrum Beheer B.V., dient te worden gematigd tot € 26.000,-.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing door [naam 1] en [naam 5] te dwingen tot de afgifte van:
- € 130.000,- ( overwaarde woning [adres 2] );
- € 114.400,- ( lening Rabobank);
- € 14.000,- ( lening New10);
en tot het aangaan van een schuld van:
- € 114.400,- ( lening Rabobank);
- € 14.000,- ( lening New10).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaring voor de volgende ten laste gelegde bedragen moeten worden gematigd:
- € 40.405,60 naar een bedrag van € 33.309,12 (financiering Range Rover met kenteken [kenteken 1] );
- € 80.000,- naar een bedrag van € 22.500,- (verkoop auto bij [auto] Automobielen);
- € 14.698,64 naar een bedrag van € 8.313,20 (financiering BMW X5 met kenteken [kenteken 2] );
- € 10.837,10 naar een bedrag van € 10.076,10 (financiering Aston Martin Rapide met kenteken [kenteken 3] ).
De verdachte moet volgens de officier van justitie worden vrijgesproken van afpersing van de volgende op de tenlastelegging genoemde bedragen:
- € 30.000,- ( afkomstig van een lening in verband met een BMW met kenteken [kenteken 4] );
- € 7.000 / € 7.500,- ( maandelijkse betalingen);
alsmede van het dwingen tot het aangaan van de lening van € 30.000,-.
Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat het feit bewezen kan worden verklaard, maar dat niet bewezen kan worden dat de criminele organisatie valsheid in geschrift en overtreding van de Opiumwet als oogmerk had.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft bepleit dat de verklaringen van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze onbetrouwbaar zijn.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verklaringen van [naam 2]
De rechtbank stelt voorop dat zij getuigenverklaringen slechts als bewijs kan gebruiken, wanneer deze naar haar oordeel betrouwbaar en overeenkomstig de waarheid zijn. [1]
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat de verklaringen van [naam 2] betrouwbaar en geloofwaardig zijn. Op hoofdlijnen heeft hij zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris consistent en authentiek verklaard over de bedreigingen die hem ten deel zijn gevallen.
Op 13 maart 2019 is [naam 2] voor het eerst door de politie verhoord als verdachte ter zake van witwassen. In dat verhoor verklaarde hij zelf bezig te zijn met autoverhuur, -inkoop en -verkoop en dat hij daartoe verschillende bedrijven had. Op 18 juni 2019 is [naam 2] als verdachte in het onderhavige onderzoek aangehouden. In de dagen daarna is [naam 2] meermalen door de politie verhoord. Nadat hij werd geconfronteerd met de inhoud van tapgesprekken vanaf 14 maart 2019 waaruit bleek dat hij als oud vuil werd behandeld, alles op zijn naam moest zetten en alles moest regelen voor de medeverdachten, verklaarde [naam 2] in eerste instantie dat hij geen antwoord durfde te geven op vragen in verband met de veiligheid van zijn familie. In zijn vierde verhoor op 24 juni 2019 verklaarde [naam 2] dat hij in contact is gekomen met [naam 3] (hierna: [naam 3] ) vanwege een klus om een auto te dippen. Die klus was niet goed gegaan en daarna moest hij onder dwang en uit angst allerlei klusjes voor [naam 3] en [naam 4] (hierna: [naam 4] ) doen. Ook moest hij voertuigen en bedrijven op zijn naam laten zetten, terwijl die bedrijven door de medeverdachten werden gerund. De angst was door de jaren heen ingeboezemd door (doods)bedreigingen die jegens [naam 2] en zijn gezin waren geuit. Hij vreesde daardoor voor zijn leven en dat van zijn familie.
Ook [naam 1] (de moeder van [naam 2] ), [naam 5] (de vader van [naam 2] ) en [naam 6] (de vrouw van [naam 2] ) verklaarden dat de bedreigingen richting [naam 2] waren begonnen nadat een klus om een auto te dippen niet goed was gegaan. [naam 1] en [naam 5] verklaarden dat zij werden bedreigd door [naam 3] en [naam 4] met het vermoorden van hun zoon. [naam 6] verklaarde dat zij er drie keer bij is geweest dat [naam 3] helemaal doordraaide en dat hij een keer heeft gezegd ‘vanavond om 22 uur kom je geld brengen en anders schiet ik je.’ Alle drie verklaarden ze in angst te hebben geleefd.
De verklaringen van [naam 2] , [naam 1] en [naam 5] zijn consistent met elkaar en worden ondersteund door de verklaringen van [naam 6] en op onderdelen ook door de verklaringen van getuige [getuige 1] en medeverdachte [medeverdachte] . Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de verklaringen van [naam 2] niet uitsluiten van het bewijs. De rechtbank zal wel per onderdeel van de tenlastelegging waarvoor die verklaringen worden gebruikt, telkens beoordelen of er voldoende steunbewijs is om te komen tot wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Deze moeten in samenhang met de hierna genoemde bewijsoverwegingen (en de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen) worden gelezen.
4.4.
Overige bewijsoverwegingen
4.4.1.
Juridisch kader witwassen
Van witwassen is onder meer sprake wanneer van een voorwerp de werkelijke aard, herkomst of rechthebbende wordt verborgen of verhuld, of als men een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt, omzet of gebruikt, terwijl men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit voorwerp – onmiddellijk of middellijk – uit een misdrijf afkomstig is.
Er moet een handeling zijn die het verbergen of verhullen van de criminele aard van het voorwerp tot doel heeft en die handeling moet ook geschikt zijn om de criminele aard te verbergen of verhullen.
Er kunnen zich gevallen voordoen waarin witwassen is ten laste gelegd, maar geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is. Het in de tenlastelegging opgenomen onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ kan dan toch bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag of voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Allereerst zal dan moeten worden vastgesteld of zich feiten en omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dat zo is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het in de tenlastelegging genoemde voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. [2]
Opmerking verdient verder dat de witwasbepalingen ook toepassing kunnen vinden in situaties
(i) waarin het vermogen “gedeeltelijk” uit misdrijf van afkomstig is, namelijk als legaal vermogen is “besmet” doordat daaraan uit misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn toegevoegd (vermenging), en
(ii) waarin het vermogen “middellijk” uit misdrijf afkomstig is, dus bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met uit misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen.
Het is mogelijk dat beide situaties zich ten opzichte van een bepaald vermogen voordoen.
Denkbaar is dat in zulke situaties een vermogensbestanddeel met een criminele herkomst zich binnen het na vermenging gevormde vermogen niet meer laat individualiseren. In het bijzonder in die situatie kan zich het geval voordoen dat het vermogen - en nadien elke betaling daaruit - wordt aangemerkt als (middellijk) gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig in de zin van de witwasbepalingen. [3]
4.4.2.
Toepassing van het juridisch kader op de zaak
Hierna worden eerst overwegingen gewijd aan de historie van de verschillende autobedrijven waarmee [naam 3] vanaf 2014, en later ook [naam 2] , [verdachte] , [medeverdachte] en [naam 4] in verband kunnen worden gebracht. De rechtbank stelt daarbij vast dat in feite sprake was van één en hetzelfde autobedrijf van [naam 3] , dat in de loop der tijd voortdurend op naam van anderen werd gezet, om te verhullen dat hij steeds de feitelijke eigenaar was. Hetzelfde geldt voor meerdere wagenparken en voertuigen. De rechtbank stelt ook vast dat het startkapitaal van [naam 3] ’s eerste (auto)bedrijf uit misdrijf afkomstig is geweest, waarna bij de opvolgende bedrijven sprake is geweest van vervolgtransacties met dat criminele vermogen. Dit heeft tot gevolg dat het vermogen van al die verschillende bedrijven wordt aangemerkt als middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig. Dat geldt ook voor het vermogen van Auto [bedrijf 1] B.V., waaronder wordt begrepen de in 2019 in en rondom de showroom op de [adres 3] in [plaats 1] in beslag genomen 30 voertuigen. De rechtbank stelt vast dat in de loop der tijd aan het criminele vermogen ook nieuwe vermogensbestanddelen zijn toegevoegd, die op hun beurt afkomstig waren uit enig misdrijf. Een en ander blijkt uit de bewijsmiddelen. De rechtbank concludeert dat veel van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen zijn witgewassen. Voor de meeste van die voorwerpen kan niet worden vastgesteld dat zij afkomstig zijn uit een direct aan te wijzen misdrijf. De rechtbank is, gelet op de na te noemen overwegingen, echter van oordeel dat het niet anders kan dan dat zij uit enig misdrijf afkomstig zijn.
4.4.3.
Relevante bedrijven
4.4.3.1. [bedrijf 2] Car Cleaning en eenmanszaak Auto [bedrijf 1] (15 januari 2014 - 1 juni 2015)
Feitelijke vaststellingenOp 15 januari 2014 werd de eenmanszaak [bedrijf 2] Car Cleaning van [naam 7] voortgezet onder de VOF [bedrijf 2] Car Cleaning met vennoten [naam 7] en [naam 8] . Op 3 februari 2014 neemt [naam 8] het autopoetsbedrijf [bedrijf 2] Car Cleaning over van [naam 7] . Hij schrijft het onder de handelsnaam Auto [bedrijf 1] bij onder zijn eenmanszaak Clubwear&Costumes. [4] Het bedrijf is gevestigd op de [adres 4] te [plaats 2] . [5] [naam 8] verklaart dat hij [bedrijf 2] Car Cleaning samen met [naam 3] is gestart en alleen op papier de eigenaar was. [naam 3] was de echte eigenaar. Die heeft hem opgelicht en misbruik gemaakt van zijn identiteit. [naam 3] zette meerdere auto’s op zijn naam zonder zijn medeweten. [6] Uit tapgesprekken blijkt dat [naam 3] feitelijk de eigenaar is van [bedrijf 2] Car Cleaning, dat hij [naam 8] aanstuurt en eerder gebruik heeft gemaakt van katvangers. [7]
Ook [naam 7] verklaart dat het feitelijk [naam 3] was die de zaak had overgenomen. [8] De ex-vriendin van [naam 8] heeft verklaard dat [naam 8] voor [naam 3] werkte. Die deed de investeringen en kocht auto’s in. [naam 8] heeft geen cent in de eenmanszaak gestoken en kreeg ook helemaal niks. [9] Het huurcontract voor de [adres 4] stond op [naam 8] ’s naam en op 1 juni 2014 kwam daar pand F6 bij. [10] Bij het aangaan van laatstgenoemd huurcontract heeft [naam 3] zich echter voorgedaan als [naam 8] . Ook in diverse telefoongesprekken gebruikte hij valselijk diens persoonsgegevens. [11] In een tapgesprek op 18 mei 2014 heeft [naam 3] het over ‘de zaak’ aan de [adres 4] , ‘het poetsbedrijf dat van [bedrijf 2] was maar nu van hem is. [12] Vanaf 1 januari 2015 worden er tien huurbetalingen gedaan vanaf bankrekening [rekeningnummer 1] , die op naam stond van [naam 8] , maar werd gebruikt door [naam 3] . [13] De bankpas van die rekening werd later ook aangetroffen in het bedrijfspand van Auto [bedrijf 1] B.V., een B.V. op naam van [naam 4] , aan de [adres 3] in [plaats 1] . [14] In tapgesprekken van mei en juni 2014 merkt [naam 3] op dat hij veel (dure) auto’s heeft ingekocht. [15] Vanaf 8 mei 2014 tot en met 1 juni 2015 worden er in totaal 109 voertuigen in de bedrijfsvoorraad opgenomen. [16] In de periode van 1 tot en met 11 maart 2015 benadert [naam 3] [naam 9] om samen bestelauto’s te kopen. [naam 9] verklaart dat hij [naam 3] al een jaar kende en dat [naam 3] een bedrijf in [plaats 2] genaamd “ [bedrijf 1] / [bedrijf 2] Carcleaning” had. [naam 9] maakt voor de bestelauto’s € 60.000,- aan [naam 3] over. Dat geld verduistert [naam 3] . [17] Later verklaart [naam 9] over de werkwijze van [naam 3] dat hij steeds failliet gaat en weer een bedrijf op een andere naam start. [18] Op 19 mei 2015 sluit Auto [bedrijf 1] een huurcontract voor vijf jaar af voor een showroom en bedrijfsruimte aan de [adres 3] te [plaats 1] , bestemd om te worden gebruikt als garagebedrijf met verkoop van auto’s en een poetsbedrijf. [19] [naam 3] doet zich hierbij voor als [naam 8] en gebruikt diens persoonsgegevens. [20]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [naam 3] de feitelijke eigenaar was van [bedrijf 2] Car Cleaning en eenmanszaak Auto [bedrijf 1] en dat hij in die hoedanigheid handelde in auto’s. Het is op grond van het opsporingsonderzoek onduidelijk gebleven met welk geld [naam 3] de 109 voertuigen die zijn opgenomen in de bedrijfsvoorraad heeft betaald. [naam 3] had in de periode 2012 tot en met 2018 geen legaal inkomen, wel schulden, geen voertuigen of onroerend goed op naam, en geen banktegoeden waarvan hij kon leven. [21] De genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Ter terechtzitting is namens [naam 3] een Turkse geldleningovereenkomst d.d.
31 augustus 2013 overgelegd, ten bedrage van € 125.000,-. Deze overeenkomst is vertaald naar het Nederlands en ook in het dossier van de verdachte gevoegd. De geldschieter, de heer [naam 10] , is hierover ter terechtzitting gehoord. De rechtbank acht het op zichzelf niet onaannemelijk dat sprake is geweest van een geldleningovereenkomst tussen beiden. Zij acht de gestelde gang van zaken rondom de uitbetaling van het geldbedrag aan [naam 3] en de terugbetaling door hem echter onaannemelijk. Daarbij is van belang dat [naam 10] heeft verklaard dat het geldbedrag - hoewel de overeenkomst uitgaat van betaling ineens op de datum van ondertekening - in vier tot zes gedeeltes contant is uitbetaald in Turkije, ofwel aan [naam 3] zelf, ofwel aan “vrienden” van hem. [naam 10] kon geen heldere antwoorden geven op de vraag om wie dat precies ging en waar de overdracht dan plaatsvond. Dat zou onder meer in “een café” zijn geweest. Verder heeft [naam 10] over de uitbetaling noch de terugbetaling enige administratie (zoals kwitanties) bijgehouden, omdat het “een kwestie van vertrouwen” was. Zelfs als de rechtbank ervan uit gaat dat het geldbedrag wel daadwerkelijk is uitbetaald, dan acht zij het niet aannemelijk dat dit bedrag daadwerkelijk het startkapitaal van genoemde bedrijven heeft gevormd. Enige administratieve verantwoording van deze zeer aanzienlijke contante storting en/of de vermeende financiële (vervolg)transacties die daarmee zouden zijn gedaan ontbreken immers.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vermeende verklaring van [naam 3] voor de herkomst van het startkapitaal dat nodig was voor de aankoop van 109 voertuigen door eenmanszaak Auto [bedrijf 1] niet aannemelijk is geworden. Een andere (concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring over de herkomst van het startkapitaal is niet gegeven. Bij gebreke van enige aanwijzing voor het tegendeel, stelt de rechtbank vast dat - mede gelet op hetgeen zij over [naam 3] ’s financiële positie in die tijd heeft overwogen - het startkapitaal en de bedrijfsvoorraad van eenmanszaak Auto [bedrijf 1] uit enig misdrijf afkomstig waren. Dat geldt ook (direct) voor het bedrag van € 60.000,- dat [naam 9] aan [naam 3] had overgemaakt en dat hij vervolgens verduisterde.
4.4.3.2. Eenmanszaak Auto [bedrijf 1] als nevenvestiging van Auto [bedrijf 3] (1 juni 2015 - 13 augustus 2015)
Feitelijke vaststellingen
Op 1 juni 2015 wordt eenmanszaak Auto [bedrijf 1] als nevenvestiging overgenomen door Auto [bedrijf 3] , een eenmanszaak op naam van [naam 11] . [22] Getuige [getuige 2] verklaart dat [naam 11] (haar ex-man) autopoetser was, niks had en werkte voor [naam 3] . [naam 3] had een bedrijf geopend op naam van [naam 11] en volgens [getuige 2] was [naam 3] zo slim om alles op naam van een ander te zetten en zelf buiten schot te blijven. [23] Ook volgens [naam 8] was dit het geval en was [naam 11] ‘de volgende katvanger van [naam 3] .’ [24] Auto [bedrijf 1] op naam van [naam 11] gebruikt onder andere rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Vanaf die rekening worden betalingen gedaan naar zowel de moeder ( [naam 12] ) als de ex-vrouw ( [naam 13] , hierna: [naam 13] ) van [naam 3] . [25] Het banksaldo van Auto [bedrijf 1] op naam van [naam 8] gaat over naar het bedrijf op naam van [naam 11] [26] , net als zes auto’s. [27] Uit facturen blijkt verder dat het bedrijf van [naam 11] veertien voertuigen die op dat moment nog op naam van [naam 8] staan, verkoopt aan (het op 13 augustus 2015 opgerichte en hierna verder te noemen) Auto [bedrijf 5] B.V. Deze aankopen zouden zijn voldaan door betaling op rekening [rekeningnummer 2] . Er is echter geen geldstroom te zien. [28] Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [naam 3] de feitelijke eigenaar was van Auto [bedrijf 1] op naam van [naam 11] en dat dit bedrijf de feitelijke voorzetting was van [naam 3] ’s vorige bedrijf (eenmanszaak Auto [bedrijf 1] op naam van [naam 8] ) op hetzelfde adres.
De rechtbank stelt verder vast dat [naam 3] de voertuigen uit zijn vorige bedrijf via overschrijvingen op naam van het nieuwe bedrijf, dan wel via fictieve verkopen aan de rechtsopvolger daarvan (Auto [bedrijf 4] B.V., zie hierna) heeft doorgeschoven. Dat geldt ook voor het banksaldo. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat het vermogen en het wagenpark van eenmanszaak Auto [bedrijf 1] op naam van [naam 8] , bij gebreke van een concrete en min of meer verifieerbare verklaring over de herkomst daarvan, uit enig misdrijf afkomstig waren. Dat geldt dus ook voor het - immers slechts doorgeschoven - vermogen en wagenpark van eenmanszaak Auto [bedrijf 1] op naam van [naam 11] .
4.4.3.3. Auto Centrum Katwijk-Noordwijk B.V. (13 augustus 2015 - 20 juli 2018)
Feitelijke vaststellingen
Auto [bedrijf 4] B.V. heeft meerdere aandeelhouders/bestuurders gehad:
- 13
augustus 2015 tot 24 juni 2016: [naam 14]
- 24 juni 2016 tot 23 februari 2017: [bedrijf 6] B.V. (met als bestuurder [naam 15] )
- 23 februari 2017 tot 26 juli 2017: Autocentrum [bedrijf 7] B.V. (met als bestuurder [verdachte] )
- 26 juli 2017 tot 20 juli 2018: Autocentrum Beheer B.V. (met als bestuurder [naam 2] )
[naam 14]
Op 13 augustus 2015 richt [naam 14] Auto [bedrijf 5] B.V. op. Het bedrijf is wederom gevestigd op de [adres 3] . [29] [naam 3] is op 13 augustus 2015 nog steeds de feitelijke huurder van het pand en blijft dat nadien ook wanneer de huur vanaf 1 januari 2016 vanaf een bankrekening op naam van Auto [bedrijf 4] B.V. wordt betaald. [30] Het bedrijf start in augustus en september 2015 met een bedrijfsvoorraad (57 voertuigen) die grotendeels (37 voertuigen) afkomstig is vanuit eenmanszaak Auto [bedrijf 1] . [31] Er zijn slechts 21 (niet door de verkoper ondertekende) inkoopfacturen (d.d. 15 september 2015) aangetroffen die zien op de start van de B.V. De totale waarde van de 21 voertuigen is volgens de facturen € 105.600,-. Het merendeel van de betreffende voertuigen stond, zoals hierboven al vermeld, nog op naam van [naam 8] . 16 van de 21 inkoopfacturen betreffen voertuigen die afkomstig zijn van [naam 11] en [naam 8] en zijn gewaardeerd op een totaal van € 77.200,-. Er werd echter geen (met een dergelijke overname van voertuigen overeenkomende) geldstroom gezien van de B.V. naar [naam 8] of [naam 11] . [32] Er is van de B.V. geen kasboek aangetroffen [33] , waardoor ook niets blijkt van eventuele contante geldstromen. [naam 14] zegt bij de politie, nadat hem over diverse personen, onder wie [naam 8] , vragen zijn gesteld: “Ik ken ze eigenlijk allemaal niet.” En na het tonen van een foto van [naam 3] : “Eigenlijk ken ik hem niet, om eerlijk te zijn.” [34]
[bedrijf 6] B.V. / [naam 15] (en [bedrijf 8] )
Op 24 juni 2016 komt het bedrijf [bedrijf 6] B.V. op naam van [naam 15] , aandeelhouder en bestuurder. In de in beslag genomen administratie is geen enkel document aangetroffen waarin de aandelenoverdracht wordt beschreven. Er is geen waardebepaling van de B.V. waardoor niet achterhaald kan worden of een eventuele betaling conform marktwaarde was. [35]
In de periode waarin (de B.V. van) [naam 15] bestuurder is, richt [naam 2] op 24 november 2016 eenmanszaak [bedrijf 8] op. [36] [naam 2] verklaart dat niet hij, maar [naam 3] de feitelijke eigenaar daarvan was. [naam 3] wilde via [bedrijf 8] auto’s gaan verhuren. [naam 2] moest het bedrijf van [naam 3] op naam nemen. Bij de start van dat bedrijf waren ook [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) en [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) betrokken. Die laatste deed de boekhouding. De feitelijke bedrijfsvoering van [bedrijf 8] werd gevoerd op de [adres 3] , waar Auto [bedrijf 4] B.V. gevestigd was. Heel vaak werden er auto’s op zijn naam gezet, waar hij niks vanaf wist. [37] [naam 3] beschikte over de bankpas van [bedrijf 8] . [38] In de periode waarin (de B.V. van) [naam 15] daarvan de bestuurder is, worden binnen de sfeer van Auto [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 8] door [naam 3] en [naam 2] diverse voertuigen witgewassen. Ook perst [naam 3] in deze periode de ouders van [naam 2] af, zoals hierna zal worden overwogen, waarna een daardoor verkregen auto en gelden aan hem/zijn bedrijf ten goede komen. [naam 3] is hiervoor bij vonnis van heden veroordeeld.
Autocentrum [bedrijf 7] B.V. / [verdachte]
Op 23 februari 2017 gaan de aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V. over naar Autocentrum [bedrijf 7] B.V. van [verdachte] . Er zou contant € 10.000, - voor zijn betaald, maar op de bankrekeningen waarover [naam 15] zou kunnen beschikken zijn geen relevante transacties teruggevonden in relatie tot de overname of contante stortingen van dit overnamebedrag. Er is geen overnamecontract of akte aangetroffen. De waardebepaling is onbekend gebleven. [39] Het bedrijf staat wederom ingeschreven op de [adres 3] . [40] [naam 3] heeft de beschikking over de bankrekening van Autocentrum [bedrijf 7] B.V. [41] [medeverdachte] verzorgt de administratie en ondersteunt [verdachte] bij de boekencontrole van Autocentrum [bedrijf 7] B.V. [42] De kasadministratie start op 1 januari 2017 met een privé inleg van € 40.000,-, terwijl de onderneming pas is gestart op 18 januari 2017. De herkomst van de € 40.000, - is niet aannemelijk gemaakt. De belastingdienst treft een veelvoud aan hiaten in de niet betrouwbare kasadministratie aan. [43] had geen beschikking over voldoende legaal vermogen om € 40.000,- contant in te brengen bij de oprichting van zijn B.V. [44] is de rechter- en linkerhand van [naam 3] . Dat zegt [naam 3] zelf. [45] Ook (onder meer) [naam 2] en [medeverdachte] verklaren dat [verdachte] de rechterhand van [naam 3] is. [46] Uit de bewijsmiddelen blijkt dat Autocentrum [bedrijf 7] B.V. een rol speelde bij diverse strafbare feiten, begaan door (leden van) de criminele organisatie, waarover hierna zal worden overwogen.
Autocentrum Beheer B.V./
[naam 2]
Op 26 juli 2017 draagt Autocentrum [bedrijf 7] B.V. op naam van [verdachte] de aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V. over aan Autocentrum Beheer B.V. op naam van [naam 2] . [47] Ook ten aanzien van dit bedrijf geldt dat [naam 2] heeft verklaard dat hij nooit de echte eigenaar is geweest. Het was een idee van [naam 3] , [verdachte] en [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) om dat te doen. Als er een nieuw bedrijf moest komen, regelden die twee laatsten dat voor [naam 3] . [48] betaalt Autocentrum [bedrijf 7] B.V. grotendeels met het wagenpark van [bedrijf 8] ter waarde van ruim € 178.000,-. De rechtbank verklaart hierna bewezen dat [naam 3] , [verdachte] en [naam 2] daarbij dat wagenpark van [bedrijf 8] - waarvan gelet op het voorgaande niet [naam 2] , maar [naam 3] feitelijk eigenaar was - hebben witgewassen. [verdachte] en [naam 2] hebben ook de aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V. witgewassen. De rechtbank verwijst op dit punt naar de bewijsmiddelen. Met de genoemde aandelentransactie stroomt het wagenpark van [bedrijf 8] op papier Auto [bedrijf 4] B.V. in. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat Autocentrum Beheer B.V. en Auto [bedrijf 4] B.V. een rol spelen bij diverse strafbare feiten, begaan door (leden van) de criminele organisatie, waarover hierna zal worden overwogen. [naam 3] heeft in deze periode de beschikking over de bankrekening van Autocentrum Beheer B.V. en Auto [bedrijf 4] B.V. en over de creditcard van Auto [bedrijf 4] B.V. [49] Op 20 juli 2018 komt er een einde aan Auto [bedrijf 4] B.V., als Autocentrum Beheer B.V. de aandelen levert aan [naam 16] en de handelsnaam wijzigt in Auto- en Bouwcentrum Brabant B.V. [50]
[naam 8] verklaart dat Auto [bedrijf 4] B.V. het bedrijf van [naam 3] is. [naam 3] pakt het zo aan dat hij niets op naam heeft staan, zodat hij niet gepakt kan worden. Auto [bedrijf 4] B.V. is vier keer van eigenaar gewisseld: die personen zitten allemaal in de schulden en [naam 3] komt overal onderuit. [51]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [naam 3] in de periode waarin Auto [bedrijf 4] B.V. heeft bestaan, steeds de feitelijk eigenaar is gebleven van het autobedrijf op de [adres 3] , ook al is het bedrijf meerdere malen op andere namen gezet. Bij het bedrijf zijn in deze periode inmiddels ook [verdachte] , [naam 2] en [medeverdachte] betrokken. De voertuigen worden op papier steeds doorgeschoven en ook op naam van anderen gezet, maar blijven in de showroom op de [adres 3] fysiek op hun plek. Van de ‘nieuwe’ voertuigen die bij de bedrijfsvoorraad worden gevoegd is onbekend hoe deze worden betaald. Er is een gebrekkige administratie en er is (vaak) geen kasboek. De genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Een (concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring over de herkomst van het vermogen van Auto [bedrijf 4] B.V. is door geen van de verdachten gegeven. Daarom stelt de rechtbank vast dat het vermogen middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig is, dus bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met het uit misdrijf afkomstige startkapitaal van [naam 3] ’s eerste (auto)bedrijf.
4.4.3.4. Auto [bedrijf 1] B.V.
Feitelijke vaststellingen
Op 8 maart 2018 wordt Auto [bedrijf 1] B.V. opgericht, met als enig bestuurder/aandeelhouder [bedrijf 9] B.V. (opgericht op zelfde datum). Van laatstgenoemde B.V. is [naam 4] enig bestuurder/aandeelhouder. [52] [naam 4] is tot medio februari 2018 gedetineerd in Turkije, maar neemt daarna het stokje over in het autobedrijf. [53] Auto [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. worden wederom ingeschreven op de [adres 3] te [plaats 1] [54] , het pand dat al sinds 2015 feitelijk wordt gehuurd door [naam 3] . Binnen Auto [bedrijf 1] B.V. zwaaien [naam 3] en [naam 4] samen de scepter. [55] Uit de aangetroffen kasadministratie van Auto [bedrijf 1] B.V. blijkt dat het startkapitaal € 190.000,- aan contanten bedraagt. [56] Bij het opsporingsonderzoek kon geen legale herkomst worden achterhaald. [57] De financiële administratie van Auto [bedrijf 1] B.V. is gebrekkig en onvolledig . [58] De rechtbank verklaart bij vonnis van heden bewezen dat [naam 3] en [naam 4] in juli 2018 het wagenpark van Auto [bedrijf 4] B.V. (22 auto’s met een waarde van € 107.500,-) hebben witgewassen. Dat gebeurde kort gezegd door de desbetreffende kentekens - zonder dat blijkt van koopovereenkomsten en betalingen - over te schrijven naar Auto [bedrijf 1] B.V. Van de door Auto [bedrijf 1] B.V. ingekochte voertuigen zijn gedurende het strafrechtelijke onderzoek en het boekenonderzoek van de Belastingdienst überhaupt geen inkoopfacturen of inkoopverklaringen aangetroffen. [59] Uit de bewijsmiddelen blijkt dat Auto [bedrijf 1] B.V. vanaf de oprichting een rol speelt bij diverse strafbare feiten, waaronder witwassen van vele voertuigen en (poging tot) afpersing, begaan door (leden van) de criminele organisatie. Daarmee verkregen gelden en goederen komen blijkens de bewijsmiddelen ook ten bate van Auto [bedrijf 1] B.V. Auto [bedrijf 1] biedt blijkens de bewijsmiddelen diverse voertuigen te koop aan die op naam van een ander staan. Tijdens de doorzoeking van Auto [bedrijf 1] B.V. op 18 juni 2019 en de dagen erna worden in en nabij de showroom aan de Keyserwey 8, 30 voertuigen in beslag genomen. Deze 30 wagens vormen de bedrijfsvoorraad. [60]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [naam 4] juridisch eigenaar was van Auto [bedrijf 1] B.V. terwijl [naam 3] samen met hem feitelijk de leiding had. De rechtbank stelt ook vast dat Auto [bedrijf 1] B.V. de feitelijke voortzetting was van Auto [bedrijf 4] B.V. [verdachte] , [naam 2] en [medeverdachte] zijn, zoals volgt uit de bewijsmiddelen, ook in deze laatste periode betrokken gebleven. Ook in deze periode geldt dat van voertuigen die bij de bedrijfsvoorraad worden gevoegd, onbekend is hoe deze worden betaald. Diverse voertuigen staan op naam van een ander. Er is wederom een gebrekkige administratie.
De genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Een (concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring over de herkomst van het vermogen van Auto [bedrijf 1] B.V. is door geen van de verdachten gegeven. Daarom stelt de rechtbank vast dat het vermogen middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig is, dus bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met het uit misdrijf afkomstige startkapitaal van [naam 3] ’s eerste (auto)bedrijf.
4.4.4.
Conclusie (gewoonte)witwassen
De rechtbank acht het gelet op het dossier aannemelijk dat in het kader van de bedrijfsvoering van de diverse autobedrijven ook inkomsten werden gegenereerd die een legale bron van herkomst hadden en waarmee de inkoop van auto’s gedeeltelijk werd bekostigd, maar door het ontbreken van een deugdelijke administratie zijn de geïnvesteerde en gegenereerde gelden niet meer te individualiseren. De slotsom luidt dus dat moet worden geoordeeld dat het gehele vermogen van de hiervoor genoemde bedrijven middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig was.
De rechtbank concludeert op grond van de bovenstaande bewijsoverwegingen en de gebruikte bewijsmiddelen dat tussen 2014 en 2019 in feite sprake was van één en hetzelfde autobedrijf van [naam 3] (en aan het eind ook van [naam 4] ), dat in de loop der tijd op naam van meerdere personen, onder wie katvangers werd gezet. Ook de wagenparken en voertuigen werden regelmatig op naam van een ander gezet. Overnames van bedrijven en individuele voertuigen werden niet of niet correct verantwoord in de administratie. Vaak ontbrak die administratie zelfs in het geheel, waardoor de oorsprong van het geld niet kon worden geverifieerd. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat facturen of overeenkomsten regelmatig vals of gebrekkig waren, dat vaak sprake was van contante stortingen en opnames van grote geldbedragen, grote cashbetalingen, betalingen naar persoonlijke rekeningen, alsmede geldstromen en overboekingen zonder (duidelijke) omschrijving of reden of onderliggende overeenkomst. Door dergelijke handelingen is in de sfeer van het autobedrijf op grote schaal en gedurende lange tijd van diverse voorwerpen die men verwierf, voorhanden had, gebruikte, overdroeg of omzette, verborgen en verhuld wat de werkelijke herkomst was of wie de werkelijke rechthebbende was. Die handelingen hadden onmiskenbaar het verbergen of verhullen van de criminele aard van de voorwerpen tot doel en die handelingen waren daartoe ook geschikt.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachten ieder voor zich wisten van die criminele herkomst en dat sprake is van opzet. De rechtbank verwijst daarvoor verder naar haar overwegingen over de rollen van de verdachten en naar de bewijsmiddelen in de bijlage en in de voetnoten, die worden gebruikt voor de diverse bewezen verklaarde gevallen van witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen en bovengenoemde bewijsoverwegingen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachten de hierna te noemen geldbedragen en voorwerpen hebben witgewassen en zal dat elders in het vonnis per tenlastegelegd onderdeel nader toelichten.
4.4.5.
Rollen van de verdachten
[naam 3]
Uit het voorgaande blijkt dat [naam 3] in de periode vanaf 15 januari 2014 tot en met 18 juni 2019 de feitelijk eigenaar was van de verschillende opvolgende autobedrijven, startend met VOF [bedrijf 2] Car Cleaning en eindigend met Auto [bedrijf 1] B.V. [naam 3] had daarbij zelf niks op naam staan en zette zijn bedrijven en voertuigen steeds op naam van anderen, meestal katvangers. [naam 3] was echter degene die de dagelijkse leiding had over de bedrijven, het pand aan de [adres 3] in [plaats 1] huurde, controle had over de financiën van de bedrijven en iedereen instructies gaf. Ook bedreigde [naam 3] [naam 2] [61] , dwong hij hem om verschillende bedrijven en voertuigen op naam te zetten en gebruikte hij hem als loopjongen voor allerlei klusjes. [62] Uit het dossier volgt dat [naam 3] vanaf oktober 2016 ook de ouders van [naam 2] , [naam 1] en [naam 5] , heeft gedwongen tot de afgifte van verschillende geldbedragen en het aangaan van verschillende leaseovereenkomsten en schulden. Vanaf 1 mei 2018 deed hij dat in vereniging met zijn vader [naam 4] . Ook volgt uit het dossier dat [naam 3] in maart/april 2019 samen met zijn vader [naam 4] heeft geprobeerd om [naam 17] af te persen.
[naam 2]
is vanaf maart 2016 in contact gekomen met [naam 3] in verband met een klus om een auto voor hem te dippen. Die klus was niet goed gegaan en daarna begonnen de bedreigingen. [naam 2] moest bedrijven op zijn naam zetten en allerlei klusjes voor [naam 3] gaan doen. [63] Onder die bedrijven waren eenmanszaak [bedrijf 8] , Autocentrum Beheer B.V. en Auto [bedrijf 4] B.V. Getuigen [getuige 3] en [getuige 4] verklaren over de rol van [naam 2] dat hij eigenlijk ‘een soort slaaf’ was en vierentwintig uur per dag paraat moest staan. [64] Uit de tapgesprekken blijkt dat [naam 2] voor [naam 3] klusjes moest doen zoals onkruid weghalen, vlaggen weghalen, een afspraak maken voor een pedicure, familieleden van [naam 3] ophalen en wegbrengen, spullen weggooien en de lichten uitdoen. Dit alles neemt niet weg dat de rechtbank hem mede strafrechtelijk verantwoordelijk houdt voor diverse, samen met medeverdachten gepleegde misdrijven, waaronder vooral het witwassen van meerdere voertuigen.
[verdachte]
is de rechterhand van [naam 3] en doet bij het autobedrijf allerhande werkzaamheden, zoals het klantcontact, de aftersales, de kasadministratie en met [medeverdachte] overleggen over geldzaken. [65] Vanaf 23 februari 2017 neemt [verdachte] als eigenaar van Auto Centrum [bedrijf 7] B.V. de aandelen van Auto [bedrijf 4] over. [verdachte] deed ook mee aan bedreigingen van [naam 2] door [naam 3] [66] , deed de aanvragen voor de leasecontracten waartoe de ouders van [naam 2] waren afgeperst [67] en overlegde met [medeverdachte] over het opmaken van een vervalste factuur voor een Aston Martin na de inbeslagname onder [naam 2] van die auto. [68] Uit tapgesprekken blijkt dat [verdachte] ook opdrachten gaf aan [naam 2] om allerlei klusjes te doen. [69]
[medeverdachte]
verzorgde de administratie en ondersteunde [verdachte] bij de boekencontrole van Autocentrum [bedrijf 7] B.V. Naar eigen zeggen is hij vanaf januari 2018 fysiek op de locatie [adres 3] in [plaats 1] gaan zitten en verzorgde hij ook administratieve taken en het in- en verkoopboek voor Auto [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. Verder heeft hij in opdracht van [naam 4] Auto [bedrijf 1] B.V. bij de notaris opgericht. [70] Uit het dossier volgt dat [medeverdachte] geldoverboekingen en -stortingen deed voor de bedrijven, meeging met [naam 2] naar afspraken bij de notaris, de Kamer van Koophandel en een advocaat, facturen opmaakte en de beschikking had over meerdere bankpassen van de betrokken autobedrijven. [71] Ook vervalste hij verschillende documenten, zoals overeenkomsten, facturen, loonstroken en jaarcijfers van Vishandel ’t Centrum van de ouders van [naam 2] [72] , liet hij verschillende stukken die te maken hadden met afpersing door de ouders van [naam 2] tekenen [73] en verduisterde hij een Mercedes en een BMW middels leasecontracten van een op zijn naam staande B.V. [74] Hij waste ook twee andere voertuigen (mede) wit.
[naam 4]
Nadat [naam 4] na een lange detentie in Turkije in februari 2018 naar Nederland terugkeerde, richtte hij in maart 2018 Auto [bedrijf 1] B.V. op. Samen met zijn zoon [naam 3] had hij vanaf dat moment de leiding over het autobedrijf. [75] Uit het dossier volgt dat [naam 2] ook door [naam 4] werd bedreigd en dat [naam 4] vanaf zijn komst naar Nederland meedeed aan de afpersing van [naam 1] en [naam 5] . [76] [naam 3] en [naam 4] zijn bij vonnis van heden voor deze afpersingen veroordeeld. Ook volgt daaruit dat hij in maart/april 2019 samen met [naam 3] heeft geprobeerd om [naam 17] af te persen. Uit tapgesprekken volgt dat [naam 4] ook in andere conflicten [naam 3] instrueerde wat hij moest zeggen, dat [naam 3] het op hem moest afschuiven, dat hij de slechterik zou zijn en dat hij aankondigde flink te keer te zullen gaan. [77]
4.4.6.
Criminele organisatie
Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan: een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Bewezen moet worden dat de organisatie als oogmerk heeft om misdrijven te plegen. Het oogmerk daartoe is voldoende: een gepleegd misdrijf of poging of voorbereiding daartoe is niet vereist. Het oogmerk kán echter wel blijken uit de door de criminele organisatie gepleegde misdrijven. Voor bewijs van het bestanddeel oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, en meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk moet bovendien, gelet op de duurzaamheid van het samenwerkingsverband, gericht zijn op het gedurende enige tijd plegen van misdrijven.
Het is niet vereist dat de verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie was gericht. De verdachte dient in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Daarnaast is het niet van belang of de verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid bij een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan.
Om van deelnemen aan de criminele organisatie te kunnen spreken, dient de verdachte te behoren tot de organisatie en moet hij of zij een aandeel hebben in, dan wel ondersteuning bieden aan gedragingen ter verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. De deelneming moet voor de verdachte op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijkere rol vervulden.
De rechtbank zal aan de hand van dit juridisch kader beoordelen of sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband tussen de vijf verdachten, of die organisatie als oogmerk had het plegen van de genoemde misdrijven en of de verdachte daaraan heeft deelgenomen.
Samenwerkingsverband
Zoals hierboven is overwogen blijkt uit de bewijsmiddelen dat [naam 3] , en later ook [naam 2] , [verdachte] , [medeverdachte] en [naam 4] , in verband worden gebracht met verschillende autobedrijven, terwijl er in feite sprake was van één en hetzelfde autobedrijf van [naam 3] , dat in de loop der tijd voortdurend op naam van anderen, onder wie katvangers, werd gezet, om te verhullen dat hij steeds de feitelijke eigenaar was. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het startkapitaal van [naam 3] ’s eerste (auto)bedrijf uit misdrijf afkomstig is geweest, waarna bij de opvolgende bedrijven sprake is geweest van vervolgtransacties met dat criminele vermogen. Elders in het vonnis komt de rechtbank tot de conclusie dat vele voorwerpen en geldbedragen binnen deze constructie op grote schaal zijn witgewassen en dat meerdere afpersingen hebben plaatsgevonden, waarbij de afgeperste bedragen contant zijn opgenomen of anderszins in zo’n autobedrijf terecht zijn gekomen.
Ook de wagenparken en voertuigen werden regelmatig op naam van een ander gezet. Overnames van bedrijven en individuele voertuigen werden niet of niet correct verantwoord in de administratie. Vaak ontbrak die administratie, zoals een kasboek, zelfs in het geheel, waardoor de oorsprong van het geld niet kon worden geverifieerd. Van ingekochte voertuigen zijn meermalen geen inkoopfacturen of inkoopverklaringen aangetroffen. Facturen en overeenkomsten waren regelmatig vals of gebrekkig, vaak was sprake van contante stortingen en opnames van grote geldbedragen, grote cashbetalingen, betalingen naar persoonlijke rekeningen, alsmede geldstromen en overboekingen zonder (duidelijke) omschrijving of reden of onderliggende overeenkomst.
De verdachte had daarin ook zijn rol, zoals onder andere blijkt uit de overwegingen hierboven over zijn rol in het geheel.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat sprake was van een samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Deze samenwerking was intensief. Er was sprake van een duidelijke onderlinge taakverdeling. De samenwerking was ook duurzaam en bestendig. Bovenstaande handelingen vonden plaats in een periode van jaren, in ieder geval in de ten laste gelegde periode. Er was sprake van een structuur en een bepaalde hiërarchie en rolverdeling binnen de organisatie.
Naar het oordeel van de rechtbank had de organisatie tussen de verdachten het oogmerk om misdrijven te plegen. Dat blijkt onder meer uit de hierna bewezen te verklaren feiten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat - in elk geval – ieder van de vijf verdachten, ieder in zijn eigen rol, deel heeft uitgemaakt van de criminele organisatie. De rechtbank ziet de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen (zelf) niet als deelnemers van de criminele organisatie, maar als middel om die criminele organisatie te faciliteren.
4.4.7.
De afpersingen
De rechtbank zal hierna de ten laste gelegde afpersingen van [naam 18] (feit 2) en [naam 1] en [naam 5] (feit 3) bespreken.
4.4.7.1. Vrijspraak feit 2 - medeplegen van afpersing van [naam 18]
De verklaringen van [naam 18]
Op 6 juni 2018 heeft de heer [naam 18] aangifte gedaan van afpersing. In zijn aangifte verklaart [naam 18] dat er een geschil was ontstaan over de verkoop van een aan hem toebehorende Aston Martin en Range Rover aan ‘ [bedrijf 1] ’ te [plaats 1] . Hij had hierbij voornamelijk zaken gedaan met [naam 3] en [naam 4] . Uiteindelijk zou hij door geweld en bedreiging met geweld door [naam 3] , [naam 4] en een bodyguard zijn afgeperst tot de afgifte van een bedrag van 40.000 euro, een huis in Spanje en een boot genaamd Royal Dutch. Hij zou daarbij tijdens een bespreking op 11 mei 2018 op het kantoor van het autobedrijf een kopstoot hebben gekregen van [naam 4] , en tijdens een bespreking op 14 mei 2018 eveneens op het kantoor van het autobedrijf een vuistslag op zijn kaak hebben gekregen van de bodyguard. Tijdens de bespreking van 11 mei 2018 zou de bodyguard tevens iets uit een laatje hebben willen pakken, waarvan [naam 18] vermoedde dat het een pistool was. [naam 18] verklaarde verder dat tijdens de bespreking van 14 mei 2018 zijn telefoon is afgepakt door ene “ [verdachte] ” die ook voor het autobedrijf werkte (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ). Ook zouden tijdens voornoemde besprekingen bedreigingen door [naam 3] , [naam 4] en de bodyguard zijn geuit, waardoor [naam 18] vreesde voor het leven van zijn twee ex-vrouwen en zijn kinderen.
Op 5 februari 2019 heeft [naam 18] bij de politie een aanvullende verklaring afgelegd. Daarin verklaarde hij dat hij op 15 mei 2018 nogmaals naar het autobedrijf is gegaan en dat hij toen in aanwezigheid van [naam 3] en [naam 4] een slag in zijn gezicht met vlakke hand van de eerdergenoemde bodyguard heeft gekregen. Ook moest hij 10.000 euro voor de bodyguard betalen, wat hij heeft voldaan door die avond 1.000 euro cash te betalen en de volgende dag 9.000 euro over te maken. Ook verklaarde [naam 18] dat het huis in Spanje sinds 29 juni 2018 op naam van [naam 2] stond.
Op 21 april 2023 is [naam 18] als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. Daar heeft hij over de bedreigingen verklaard dat hij op zijn kaak is geslagen door [naam 4] en dat hij heeft gezien dat de bodyguard een zilverachtig glimmend pistool heeft getrokken. Over het afpakken van zijn telefoon verklaarde hij dat dit werd gedaan door een kleine Indonesisch/Surinaamse boekhoudjongen of door [naam 2] , maar dat hij dit niet meer zeker wist. Verder verklaarde [naam 18] dat hij met [naam 3] en [naam 2] naar Spanje is gegaan om het huis op [naam 2] ’ naam te zetten. Hij verklaarde dat de situatie in Spanje gespannen was, dat hij de avond voor het tekenen bij de notaris naar Spanje is gevlogen en dat hij die hele avond is weggeweest, maar wel met [naam 3] en [naam 2] in hetzelfde huis heeft geslapen.
Andere bevindingen in het dossier
Uit het dossier volgt dat [naam 18] op 26 april 2018 en op 16 mei 2018 een bedrag van in totaal 39.000 euro heeft overgeboekt naar de bankrekening van Auto [bedrijf 4] B.V. Ook blijkt uit het dossier dat het huis in Spanje op naam van [naam 2] is komen te staan en dat de boot genaamd Royal Dutch op 5 juni 2019 op de [adres 3] in [plaats 1] onder [verdachte] in beslag is genomen.
Op 5 februari 2019 is de heer [getuige 5] als getuige gehoord bij de politie. Hij verklaarde dat hij getuige is geweest van een kopstoot van [naam 4] aan [naam 18] op het kantoor van [bedrijf 1] . Ook verklaarde hij getuige te zijn geweest van bedreigingen richting [naam 18] en zijn kinderen. Op 16 mei 2023 is [getuige 5] opnieuw als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. Daar verklaarde hij dat er tijdens de afspraak bij het autocentrum geen geweld is gebruikt en dat er geen kopstoot is gegeven.
Op 18 juni 2019 is [naam 2] als verdachte in dit onderzoek in zijn woning aangehouden en werd zijn mobiele telefoon in beslag genomen. Op de mobiele telefoon zijn Whatsapp gesprekken tussen [naam 2] en [naam 18] aangetroffen waarin zij op 16 en 20 mei 2018 gegevens uitwisselen met betrekking tot de overdracht van het huis in Spanje. Op 20 mei 2018 vraagt [naam 2] welk bedrag op de schuldbekentenis moet, waarop [naam 18] antwoordt met ‘Ja doe 250 k’. Verder vindt een Whatsapp gesprek plaats op 6 juni 2018, de dag waarop [naam 18] aangifte heeft gedaan, waarin [naam 2] vraagt naar goede uitgaansplekken in Spanje. [naam 18] geeft een aantal namen door. Als [naam 2] vraagt ‘Hoe heette die tent waar we gister avond waren met die shisha’, antwoordt [naam 18] met ‘La Salla’. Ook stuurt [naam 18] in dat gesprek een afbeelding van een biertje toe, waarop [naam 2] antwoordt met ‘haha proost vriend’ en ‘Gezellig toch’. [naam 18] antwoordt daarop ‘Ja jullie zijn oké’.
Op de terechtzitting is een video van een telefoongesprek van 24 juni 2018 tussen [naam 3] en [naam 18] getoond. Daarop is te horen dat [naam 3] en [naam 18] op rustige toon met elkaar spreken over het huis in Spanje. [naam 18] zegt in dat gesprek dat hij met [naam 3] mee is gegaan naar Spanje en het huis op zijn naam heeft gezet, terwijl ‘ [bijnaam] ’ hem had gezegd dit niet te doen. [naam 18] zegt dat [bijnaam] nu onder druk wordt gezet en dat [bijnaam] zijn koopwoning in Amstelveen met overwaarde had moeten inzetten. [naam 18] zegt dat [naam 3] aan zijn kant moet staan deze ronde, dat hij nu rust heeft en thee wil komen drinken met [naam 4] , dat hij overal aan heeft meegewerkt en dat [bijnaam] hem heeft laten vallen. Als [naam 18] zegt ‘Luister ik wil rust’, zegt [naam 3] ‘Dat begrijp ik, dat is dan aan jou om dat met [bijnaam] te regelen en niet met mij’. [naam 18] zegt vervolgens: ‘Ik wil gewoon rust. (…) Ik heb gewoon netjes mijn werk afgeleverd naar jullie toe (…) Wat hij gaat doen daar sta ik niet achter en dat moeten jullie maar gewoon zelf doen.’ [naam 3] zegt dat [naam 4] heel boos is en zegt ‘wij hebben ook onze beloftes nagekomen. (…) en nou krijgen we weer gezeik achteraf. En je weet het elke keer gezeik dat veroorzaakt weer gezeik en je kan niet zeggen: “Ik ga er tussenuit.” Het enige wat jij kan doen is zelf tegen [bijnaam] zeggen luister: “Vriend, luister, het is zo, geef je eigen huis maar als onderpand”, en wil je dat niet, ook goed, dan gaan we met iedereen aan tafel zitten, of niet aan tafel zitten, gaan we van veraf ruzie maken…’. In de laatste video opname van het gesprek zegt [naam 18] tegen [naam 3] : ‘Je vader heeft mij het woord gegeven, op het moment dat jij dat niet deed. Kijk mijn spullen zijn het al niet meer weet je, ik ben alles kwijt en nu komen ze nog een keer.’ [naam 3] vraagt dan: ‘Dus het is allemaal opgezette spel van [bijnaam] tot zover ik het begrijp?’, waarop [naam 18] bevestigend antwoordt. De opname eindigt met dat [naam 18] zegt ‘Dus jij staat gewoon aan mijn kant, dan weet je dat’, waarop [naam 3] antwoordt: ‘Is goed vriend, wij houden even contact (…)’.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [naam 18] innerlijk niet consistent met elkaar. Zo verklaarde [naam 18] in de aangifte dat hij bij de afspraak op 11 mei 2018 alleen werd vergezeld door een Turkse collega, maar bleek ten tijde van zijn aanvullende verklaring op 5 februari 2019 dat ook een Marokkaanse man, namelijk [getuige 5] , aanwezig was. [getuige 5] verklaarde in eerste instantie bij de politie dat hij getuige was geweest van een kopstoot aan [naam 18] , maar heeft later bij de rechter-commissaris ontkend dat een kopstoot is gegeven. Verder verklaarde [naam 18] in zijn aangifte en aanvullende verklaring over drie verschillende data waarop er geweld tegen hem zou zijn gebruikt, namelijk op 11 mei 2018 een kopstoot van [naam 4] , op 14 mei 2018 een vuistslag op zijn kaak door de bodyguard en op 15 mei 2018 een slag met vlakke hand in zijn gezicht door de bodyguard. Tijdens het verhoor door de rechter-commissaris verklaarde [naam 18] echter alleen over een kopstoot en een vuistslag en verklaarde hij dat ook de vuistslag door [naam 4] zou zijn gegeven, en niet door de bodyguard. Daarnaast verklaarde [naam 18] in zijn aangifte dat de bodyguard ‘iets’ wilde pakken waarvan hij vermoedde dat het een wapen was. Bij de rechter-commissaris verklaarde hij echter zeker te weten het pistool te hebben gezien, die zilverachtig en glimmend zou zijn geweest. Tot slot verklaarde [naam 18] in zijn aangifte dat zijn telefoon op 14 mei 2018 werd afgepakt door “ [verdachte] ”. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris gaf [naam 18] echter een omschrijving van de persoon die zijn telefoon zou hebben afgepakt die geheel niet overeenkomt met [verdachte] , maar wel met [medeverdachte] . Ook wist hij niet zeker of het misschien [naam 2] was die zijn telefoon zou hebben afgepakt.
De rechtbank is tevens van oordeel dat de verklaringen van [naam 18] zich niet verdragen met andere bevindingen in het dossier. Zo blijkt uit de Whatsapp gesprekken tussen [naam 2] en [naam 18] dat er in relatie tot de overdracht van het huis in Spanje is gesproken over een schuldbekentenis van 250.000 euro, dat zij op vriendschappelijke toon met elkaar communiceerden en dat zij met elkaar uit zijn geweest op de avond voor de overdracht bij de notaris. Dit verdraagt zich niet met de ‘gespannen situatie’ waarover [naam 18] bij de rechter-commissaris heeft verklaard. Ook de rustige toon in het opgenomen telefoongesprek tussen [naam 3] en [naam 18] van nog geen drie weken na de datum van zijn aangifte, in welk gesprek [naam 18] onder meer zegt dat [naam 3] aan zijn kant moet staan deze ronde en dat hij thee wil komen drinken bij [naam 4] , past niet bij een afpersing zoals door [naam 18] in zijn aangifte geschetst. Uit de inhoud van genoemd gesprek blijkt verder van betrokkenheid van ene “ [bijnaam] ” bij het geschil, die geheel niet in de verklaringen van [naam 18] wordt genoemd.
Naar aanleiding van de getoonde video van het telefoongesprek van 24 juni 2018 tussen [naam 3] en [naam 18] , is [naam 18] ter terechtzitting als getuige gehoord. [naam 18] heeft tijdens dit verhoor geen aannemelijke uitleg gegeven over de voornoemde inconsistenties tussen zijn verklaringen en andere bevindingen in het dossier, zodat die inconsistenties onopgehelderd blijven.
Op grond van al het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [naam 18] onbetrouwbaar zijn. Er zijn meerdere aanwijzingen die aanleiding geven om te twijfelen aan de geloofwaardigheid en het waarheidsgehalte van de verklaringen, waardoor de rechtbank zijn verklaringen niet voor het bewijs zal gebruiken.
Hoewel uit het dossier volgt dat [naam 18] de goederen zoals genoemd in de tenlastelegging aan bepaalde verdachten in deze zaak heeft overgedragen, kan de rechtbank niet vaststellen dat hij deze goederen gedwongen door geweld en/of bedreiging met geweld heeft afgestaan. De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Nu niet kan worden vastgesteld dat de boot genaamd Royal Dutch die de verdachte op 5 juni 2019 voorhanden had uit enig (eigen) misdrijf afkomstig was, zal de verdachte ook worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit.
4.4.7.2. Vrijspraak feit 3 - Medeplegen van afpersing van [naam 1] en [naam 5]
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] schuldig is aan het medeplegen van afpersing van [naam 1] en [naam 5] .
Uit het dossier blijkt dat [naam 1] en [naam 5] zijn gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen en tot het aangaan van schulden nadat er (doods)bedreigingen waren geuit richting hun zoon [naam 2] . Op de vraag door wie die bedreigingen werden geuit antwoordde [naam 1] op 25 juni 2019 dat dit [naam 3] en [naam 4] waren en dat [verdachte] ook een rol zou hebben gespeeld. Toen bij de rechter-commissaris aan [naam 1] werd gevraagd tegen wie zij aangifte had gedaan van chantage en afpersing, antwoordde zij wederom [naam 3] en [naam 4] . [naam 5] verklaarde bij de politie op 24 maart 2021 over een doodsbedreiging aan het adres van zijn zoon [naam 2] door [naam 3] , waar alleen hij en [naam 2] bij waren. De andere keren dat [naam 2] was bedreigd, zou [naam 5] dit via [naam 2] zelf hebben gehoord. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 5] verklaard dat hij van [naam 2] had gehoord dat ook [naam 4] hem had bedreigd. Op de vraag aan [naam 2] door wie zijn ouders werden bedreigd, antwoordde [naam 2] bij de rechter-commissaris: ‘Door [naam 3] en [naam 4] ’. Tot slot heeft [medeverdachte] verklaard dat [naam 3] en [naam 4] de hoofrolspelers waren en de familie [naam 2] (inclusief [naam 2] ) hebben afgeperst.
Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat [verdachte] een zekere betrokkenheid heeft gehad bij de bedreigingen van [naam 2] en afpersingen van [naam 1] en [naam 5] , kan de rechtbank niet vaststellen dat hij in nauwe en bewuste samenwerking met [naam 3] en [naam 4] [naam 1] en [naam 5] heeft afgeperst. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.4.8. (
Gewoonte)witwassen van geldbedragen
Hierna volgt een bespreking van de ten laste gelegde geldbedragen die zouden zijn witgewassen.
Witwassen € 180.000,- - vrijspraak
Dit bedrag van € 180.000,- staat vermeld als contante inbreng in het kasboek van [bedrijf 8] (de eenmanszaak van [naam 2] ) als gevolg van een op 14 januari 2017 ingeboekte lening van [verdachte] . Bij de doorzoeking op de locatie [adres 3] in [plaats 1] is een leningsovereenkomst aangetroffen tussen Autocentrum [bedrijf 7] B.V., vertegenwoordigd door [verdachte] , als schuldeiser en [naam 2] als schuldenaar, ten behoeve van het investeren in [bedrijf 8] . Deze lening betreft echter een bedrag van € 100.000,- (een ander bedrag) en is verstrekt op 1 januari 2017 (een andere datum). Er zijn daarnaast diverse aanwijzingen dat deze lening niet daadwerkelijk is verstrekt. Betrokken partijen ( [verdachte] en [naam 2] ) hebben niet of nauwelijks uitleg over deze lening kunnen of willen geven, in de lening zijn geen zekerheden tot betaling opgenomen, op de rekeningen van de betrokken partijen zijn geen overboekingen te zien waaruit blijkt dat rente is betaald of enig bedrag op de lening is afgelost, de fiscale jaarrekening over 2017 van Autocentrum [bedrijf 7] geeft niet het beeld van een lening van € 100.000,- en Autocentrum [bedrijf 7] was nog niet eens actief ten tijde van het ondertekenen van het contract, laat staan in staat om € 100.000,- te verstrekken. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de leningsovereenkomst vals is.
Het gaat de rechtbank echter te ver om, zoals de officier van justitie heeft gedaan, te concluderen dat daarmee ook vaststaat dat deze valse leningsovereenkomst is opgemaakt om een contant (in het kasboek van [bedrijf 8] vermeld) bedrag van € 180.000,- te kunnen verklaren. De enkele vermelding in het kasboek van [bedrijf 8] van dat bedrag is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende, zeker tegen de achtergrond dat er twijfels bestaan over de juistheid van dit kasboek. Of het bedrag van € 180.000,- contant aanwezig was, laat staan dat dit is witgewassen, kan in onvoldoende mate worden vastgesteld.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
Witwassen € 130.000,-
Dit bedrag houdt verband met de afpersing van de ouders van [naam 2] , waarvoor [naam 3] bij vonnis van heden wordt veroordeeld, en in het bijzonder met de verkoopopbrengst van de verkoop van de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] . De ouders van [naam 2] hebben aangifte van afpersing gedaan en verklaard dat zij werden gedwongen om de opbrengst uit de verkoop van de woning op te nemen en over te dragen aan [naam 3] en zijn partners. Hiertoe heeft [medeverdachte] een valse leningsovereenkomst opgemaakt, waardoor het leek alsof [naam 2] dit geld had geleend.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de overwaarde ter waarde van € 156.749,53 op 27 maart 2017 is overgemaakt op de rekening van de ouders van [naam 2] . Op 27 en 28 maart 2017 is een bedrag van in totaal € 20.000,- contant opgenomen en is een bedrag van in totaal € 132.500,- overgeschreven naar zeven verschillende (rechts)personen, onder wie [naam 2] en personen en bedrijven die zonder uitzondering in (persoonlijk dan wel zakelijk) verband staan met [naam 2] , waaronder € 30.000,- naar Auto [bedrijf 4] B.V., zonder dat valt in te zien waarom de ouders van [naam 2] een dergelijk bedrag naar dat bedrijf zouden moeten overmaken. Een groot deel van de overgemaakte bedragen (in ieder geval € 96.500,-, maar mogelijk € 116.500,-) is tussen 27 tot en met 30 maart 2017 contant opgenomen. Van de € 30.000,- die naar Auto [bedrijf 4] B.V. is overgemaakt, is € 16.500,- contant opgenomen.
[verdachte] was (via Autocentrum [bedrijf 7] B.V.) in deze periode de eigenaar van Auto [bedrijf 4] B.V.
[getuige 1] , naar wie € 10.000,- is overgemaakt, welk bedrag op 27 en 28 maart 2017 contant is opgenomen, heeft verklaard dat het geld contant moest worden opgenomen. [naam 2] vraagt op 27 en 28 maart 2017 via de app aan [getuige 1] om zijn limiet te verhogen. Volgens [getuige 1] werd geld op zijn rekening gestort, moest dat eraf worden gehaald en ging dat naar [naam 3] .
Inderdaad bestaat er, overeenkomstig de gedane aangiftes, een leningsovereenkomst d.d. 27 maart 2017, die als bijlage is gevoegd bij een op 4 maart 2019 namens [naam 2] ingediend klaagschrift tegen de inbeslagname van vier voertuigen. Volgens deze overeenkomst zouden de ouders van [naam 2] een bedrag van € 152.000,- aan [naam 2] hebben geleend, ter investering in [bedrijf 8] . De rechtbank gaat ervan uit dat deze lening vals is. Daarbij is in aanmerking genomen dat de vader van [naam 2] heeft verklaard dat de lening niet heeft bestaan en dat er niets is afgelost, dat de genoemde overboekingen en contante opnames niet stroken met de leningsovereenkomst en dat er niet is gebleken van enige betaling van rente of aflossing. De leningsovereenkomst heeft naar het oordeel van de rechtbank als een dekmantel gefungeerd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in een onder [verdachte] in beslag genomen telefoon chats van 28 januari 2019 (de dag van de inbeslagname van de vier genoemde voertuigen) zijn aangetroffen, waaruit blijkt dat [medeverdachte] zich op die dag samen met [verdachte] bezig heeft gehouden met een document om de herkomst van een auto verklaarbaar te maken. Net zoals de (naar het oordeel van de rechtbank: valse) leningsovereenkomst, is ook dit document als bijlage gevoegd bij het op 4 maart 2019 namens [naam 2] ingediende klaagschrift. Dit geeft steun aan de verklaring van de ouders van [naam 2] dat [medeverdachte] (ook) heeft gezorgd voor de valse leningsovereenkomst. [medeverdachte] heeft zich, gevraagd naar deze chats, beroepen op zijn zwijgrecht. Maar hij verklaart daarna wel over “een bepaalde druk”, “omdat de verantwoordelijkheid bij een [ander] wordt gelegd”, in dit geval bij hem. “Als een bepaald probleem niet opgelost wordt” komt de consequentie bij hem te liggen. “Je kan een boete krijgen of een staf krijgen, dat is waar de druk vandaan komt.” Gevraagd naar een voorbeeld van een bepaald probleem, antwoordt [medeverdachte] : “de inbeslagname van voertuigen, dat is een bepaald probleem. (…) Ze kunnen heel makkelijk de schuld afschuiven op andere mensen (…)”
[naam 2] heeft verklaard dat bij zijn tweede bezoek aan de door [naam 3] gewenste advocaat na de inbeslagname van de vier auto’s [medeverdachte] en [naam 3] meegingen en het woord voerden.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [naam 3] , [verdachte] , [naam 2] en [medeverdachte] zich hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen: [naam 3] als één van de daders van de afpersing en vanwege zijn leidende betrokkenheid bij de geldstromen daarna, [verdachte] (onder meer) als de eigenaar van Auto [bedrijf 4] B.V. waar een deel van het bedrag terecht is gekomen en gebleven en [naam 2] (onder meer) als degene naar wie een deel van het geld is overgemaakt, waarna het contant is opgenomen. Ten aanzien van [medeverdachte] overweegt de rechtbank dat hij met het (laten) opstellen van een valse leningsovereenkomst ook een substantiële, intellectuele en materiële bijdrage heeft geleverd aan het verbergen van de werkelijke aard of herkomst van het geld. De rechtbank stelt vast dat het gaat om een bedrag van zeker € 132.500,- maar zal gelet op de tenlastelegging een bedrag van € 130.000,- bewezen verklaren.
Witwassen € 28.100,-
Op de Spaanse bankrekening [rekeningnummer 3] op naam van [naam 2] is op 7 juni 2018 vanaf de bankrekening op naam van Autocentrum Beheer B.V. een bedrag van € 28.100,- gestort. Op die laatste bankrekening zijn vlak daarvoor contante bedragen van in totaal € 7.900,- gestort (op 6 juni 2018), is vanaf een bankrekening op naam van [bedrijf 10] € 15.000,- gestort (op 6 juni 2018) en is vanaf een bankrekening op naam van Auto [bedrijf 1] -Noordwijk B.V. € 4.000,- gestort (op 7 juni 2018). Op de bankrekening op naam van Auto [bedrijf 1] -Noordwijk B.V. is op 6 juni 2018 vanaf een bankrekening op naam van Autocentrum [bedrijf 7] B.V. € 3.100,- gestort. Voor de overboeking door [bedrijf 10] is € 15.000,- contant op die rekening gestort. Voor de overboeking door Autocentrum [bedrijf 7] B.V. is € 3.100,- contant gestort.
De tenlastegelegde overboeking € 28.100,- is inzichtelijk, maar is mede tot stand gekomen door overboekingen vlak daarvoor vanaf bankrekeningen op naam van [bedrijf 10] (van [medeverdachte] ), Autocentrum [bedrijf 7] B.V. (van [verdachte] ), Autocentrum Beheer B.V. (van [naam 2] , en waarvan de rechtbank [naam 3] als feitelijk eigenaar beschouwt) en Auto [bedrijf 4] B.V. (waarvan de rechtbank [naam 3] als feitelijk eigenaar beschouwt), welke overboekingen voor een deel zijn gevoed door contante stortingen vlak daarvoor, alsmede door contante stortingen.
Het totaal aan contante stortingen (€ 7.900,- op de rekening van Autocentrum Beheer B.V. + € 15.000,- op de rekening van [bedrijf 10] + € 3.100,- op de rekening van Autocentrum [bedrijf 7] B.V.) bedraagt € 26.000,-. De herkomst van deze contante bedragen is niet inzichtelijk. De rechtbank acht gelet op het bovenstaande, bij het ontbreken van enige verklaring over de herkomst van de contante bedragen, het witwassen van € 26.000,- wettig en overtuigend bewezen.
4.4.9. (
Gewoonte)witwassen van voorwerpen
Hierna volgt een bespreking van de ten laste gelegde voorwerpen die zouden zijn witgewassen.
Wagenpark [bedrijf 8] juli 2017 t.w.v. € 178.000,- en aandelen Auto [bedrijf 4] B.V.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat Autocentrum [bedrijf 7] B.V. op naam van [verdachte] de aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V. op 26 juli 2017 overdroeg aan Autocentrum Beheer B.V. op naam van [naam 2] . Volgens [naam 2] was dat een idee van [naam 3] en [verdachte] . [naam 2] betaalde Autocentrum [bedrijf 7] B.V. grotendeels met het wagenpark van ‘zijn’ eenmanszaak [bedrijf 8] ter waarde van ruim € 178.000,-. De rechtbank heeft in haar algemene bewijsoverwegingen hierboven echter al vastgesteld dat niet [naam 2] , maar [naam 3] feitelijk eigenaar was van [bedrijf 8] , net als van Auto [bedrijf 4] B.V. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [naam 3] , [verdachte] en [naam 2] de criminele herkomst van het wagenpark van [bedrijf 8] door de genoemde aandelentransactie hebben verborgen en verhuld. Immers, zij hebben valselijk voorgewend (i) dat het wagenpark van [naam 2] was, (ii) dat dit eerder door hem was aangekocht met een door [verdachte] aan [naam 2] verstrekte lening van € 100.000 of € 180.000 en (iii) dat het wagenpark werd geleverd aan het autobedrijf van [verdachte] . Dit alles terwijl de auto’s alleen op papier werden doorgeschoven, maar feitelijk op hun plek bleven staan in de showroom van [naam 3] op de [adres 3] in [plaats 1] . Daarom is sprake van witwassen van het wagenpark door [naam 3] , [verdachte] en [naam 2] . De laatste twee hebben als (juridisch) verkoper en koper ook de aandelen van Auto [bedrijf 4] witgewassen.
Witwassen BMW X5 en valsheid in geschrift ten aanzien van het leasecontract van de BMW X5, alsmede een Range Rover en een Aston Martin
Vrijspraak feit 4 – valsheid in geschrift
In overeenstemming met de standpunten van de verdediging en de officier van justitie, zal de verdachte worden vrijgesproken van dit feit.
BMW X5 (kenteken [kenteken 2] )
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de BMW X5 met kenteken [kenteken 2] na de import door [verdachte] op naam werd gesteld van Auto [bedrijf 1] B.V. De rechtbank heeft in haar algemene bewijsoverwegingen hierboven al vastgesteld dat [naam 4] en [naam 3] samen leiding gaven aan Auto [bedrijf 1] B.V., dat het wagenpark van Auto [bedrijf 1] B.V. (middellijk en gedeeltelijk) uit misdrijf afkomstig was en dat [naam 4] , [naam 3] , [verdachte] en [medeverdachte] dat allemaal wisten.
Doordat [naam 3] en [naam 4] VOF Vishandel ’t Centrum dwongen (via Auto [bedrijf 1] B.V.) een leasecontract voor de BMW af te sluiten, pleegden zij met betrekking tot deze auto bovendien een specifiek misdrijf (afpersing) en was het voertuig dus (ook) direct uit dat misdrijf afkomstig. Door het optuigen van de leaseconstructie, waarbij de verdachten blijkens de bewijsmiddelen ieder voor zich betrokken waren, leek het op papier zo dat de auto een legale herkomst had. De verdachten hebben daardoor de criminele herkomst opzettelijk verborgen en verhuld. Nu Auto [bedrijf 1] B.V. de auto niet aan de lessee leverde, terwijl [naam 3] althans [naam 13] erin reed, hebben de verdachten het voertuig (binnen de sfeer van Auto [bedrijf 1] B.V.) ook voorhanden gehad. Zodoende hebben de verdachten ook opzettelijk verhuld wie de werkelijke rechthebbende van dat voertuig was. Daarom is sprake van witwassen.
Vrijspraak feit 1, tweede cumulatief/alternatief
De rechtbank ziet de in feit 1, tweede cumulatief/alternatief, genoemde rechtspersonen niet als de verdachten in deze zaak. De daar genoemde bedrijven waren naar het oordeel van de rechtbank veeleer het middel om de onder 1 vermelde geldbedragen en voorwerpen wit te wassen. Daarom zal de rechtbank de verdachten vrijspreken van het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde.
De slotsom
De slotsom luidt dat de rechtbank zal bewezen verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van € 130.000,-, € 26.000,- (totaal € 156.000,-), een wagenpark ter waarde van € 178.339,91, een BMW X5 en aandelen en aan deelname aan een criminele organisatie gedurende ruim twee jaar.
4.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 5 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 14 januari 2017 tot en met 18 juni 2019 in Nederland telkens tezamen en in vereniging met anderen of alleen van:
- ( contante) geldbedragen, te weten:
o € 130.000,- (afkomstig uit de verkoop van de woning [adres 2] te [plaats 1] ) en
o € 26.000,- aan contante stortingen en
- voertuigen, te weten:
o het wagenpark van eenmanszaak [bedrijf 8] ter waarde van € 178.339,91 (zoals vermeld in de akte van levering van aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V. d.d. 26-06-2017) en
o een BMW X5 met kenteken [kenteken 2] en
- de aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V.,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op die voorwerpen waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie die voorwerpen voorhanden had(den), en/of voornoemde voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat voornoemde voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren,
van welk misdrijf verdachte en zijn mededaders een gewoonte hebben gemaakt;
5.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 juni 2019 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [naam 4] en [naam 3] en [medeverdachte] en [naam 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrift) en
- artikel 317 Wetboek van Strafrecht (afpersing) en
- artikel 321 Wetboek van Strafrecht (verduistering) en
- artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (witwassen).
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7. De strafoplegging
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 51 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in ieder geval geen gevangenisstraf op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende meerdere jaren deelgenomen aan een criminele organisatie die witwassen, valsheid in geschrift, afpersing en verduistering tot oogmerk had. De verdachten zijn zeer professioneel en gewiekst te werk gegaan, door ondernemingen (al dan niet op naam van anderen) over te nemen of op te richten die zich ogenschijnlijk bezig hielden met het poetsen van, de verhuur van en de legale handel in luxueuze auto’s. De verdachten hebben door middel van die ondernemingen een grote hoeveelheid geldbedragen en luxe personenauto’s witgewassen en op die manier crimineel geld een ogenschijnlijk legale herkomst gegeven. Zij hebben schijnconstructies opgeworpen ten aanzien van het werkelijke eigenaarschap van die ondernemingen en hebben valse overeenkomsten, aanbetalingen, geldstromen en andere administratieve valsheden gecreëerd om de ogenschijnlijk legale herkomst handen en voeten te geven. De onderliggende misdrijven zijn veelal onbekend gebleven, maar gelet op de hoeveelheid kentekens - 642 stuks - die in de loop der jaren op naam van de ondernemingen van de feitelijke eigenaar [naam 3] hebben gestaan, stelt de rechtbank vast dat deze criminele organisatie in ieder geval een enorme faciliterende rol voor de georganiseerde misdaad heeft vervuld door geld dat met misdrijven is buitgemaakt, van een ogenschijnlijk legale herkomst te voorzien.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 mei 2024. Daaruit blijkt dat hij niet eerder wegens soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte de betrokkenheid bij alle strafbare feiten ontkend, of als hem specifiek werd gevraagd naar gebeurtenissen, verklaard dat hij er niets meer van weet. Hij heeft last van geheugenverlies doordat hij in verband met het coronavirus twee weken op de intensive care heeft gelegen in het ziekenhuis.
De rechtbank stelt vast dat, ondanks dat de verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen van de afpersingen, uit het dossier voldoende blijkt dat hij een belangrijke rol vervulde in het crimineel samenwerkingsverband. Meerdere getuigen verklaren dat de verdachte de rechterhand van [naam 3] was. Ook konden medeverdachten middels op zijn naam staande ondernemingen grote geldbedragen en een grote hoeveelheid personenauto’s witwassen. Hij speelde dus een belangrijke rol in de uitvoering van die misdrijven. Ondanks dat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van een deel van de tenlastelegging, is de rechtbank van oordeel dat zijn bijdrage aan het crimineel samenwerkingsverband dusdanig is geweest dat daar een flinke straf tegenover moet staan.
Overige relevante omstandigheden
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn is overschreden met ruim drie jaar en zal dit in strafverminderende zin meewegen. Zij heeft op de straf die zij eigenlijk in gedachten had een korting van 12,5 procent toegepast en de uitkomst vervolgens afgerond in het voordeel van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting inzake fraude.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van
21 maandenmet zich brengt. De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van twee aan hem ten laste gelegde afpersingen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

[naam 1] , [naam 5] en [naam 18] hebben zich gesteld als benadeelde partijen.
[naam 1] en [naam 5] hebben beiden apart een verzoek tot schadevergoeding ingediend met exact dezelfde inhoud. De rechtbank beschouwt dit als één ingediende vordering en zal hier naar verwijzen als de vordering van [naam 1] en [naam 5] . Zij hebben om een materiële schadevergoeding verzocht van € 652.853,- en om vergoeding van juridische kosten à € 4.917,44. Ter terechtzitting is de materiële schade in de vordering mondeling aangepast naar € 547.853,-, omdat na vragen van de rechtbank gebleken is dat een schadepost van € 105.000,- in de vordering dubbel was geteld.
[naam 18] heeft om een vergoeding verzocht van € 947.000,-, bestaande uit € 945.000,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat:
- de vordering van [naam 1] en [naam 5] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 244.400,- en voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard;
- de vordering van [naam 18] kan worden toegewezen, waarbij de officier van justitie zich voor wat betreft de hoogte van het toe te wijzen bedrag heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien de verdachte van feiten 2 en 3 waarop deze vorderingen betrekking hebben, zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partijen veroordeeld worden in de kosten die de verdachte heeft moeten maken in de verdediging tegen deze vorderingen en zal deze kosten tot op heden begroten op nihil.

9.Het inbeslaggenomen voorwerp

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst onder 1 genummerde goed, een personenauto, Honda Civic, moet worden onttrokken aan het verkeer.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen omtrent de inbeslaggenomen personenauto.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan niet zonder meer vaststellen dat er een verband is met enig strafbaar feit. Blijkens het dossier staat de personenauto op naam van [bedrijf 11] B.V., een van de vennootschappen van [naam 19] . De rechtbank zal daarom de teruggave aan [bedrijf 11] B.V. gelasten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op artikelen 47, 57, 63, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 (tweede cumulatief/alternatief), 2 (primair en subsidiair), 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 (eerste cumulatief/alternatief) en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, eerste cumulatief/alternatief:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
ten aanzien van feit 5:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
21(
EENENTWINTIG)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partijen [naam 1] , [naam 5] en [naam 18] niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan [bedrijf 11] B.V. van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten 1 STK personenauto, Honda, [kenteken 5] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 januari 2017 tot en met 18 juni 2019, te Noordwijk en/of Katwijk en/of Rotterdam en/of Leiderdorp, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere ander( en), en/of alleen, (van):
- één of meer (contante) geldbedrag(en), te weten onder andere:
o € 180.000,- (zie onder andere PV 523) en/of
o € 130.000,- (afkomstig uit de verkoop van de woning [adres 2] te [plaats 1] d.d. 27-03-2017) (zie onder andere PV 680) en/of
o € 28.100,- aan contante stortingen (zie onder andere PV 410) en/of
- één of meer voertuig(en) en/of vaartuig(en), te weten onder andere:
o het wagenpark van eenmanszaak [bedrijf 8] ter waarde van € 178.339,91 (zoals vermeld in de akte van levering van aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V. d.d. 26-06-2017) (zie onder andere PV 684) en/of
o een BMW X5 met kenteken [kenteken 2] (zie onder andere PV 681) en/of
- de aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V.,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den),
en/of (voornoemde voorwerpen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen(geheel of gedeeltelijk onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren, van welk misdrijf/welke misdrijven verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
en/of
Autocentrum [bedrijf 7] B.V. en/of Trading Kings Holding B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 januari 2017 tot en met 18 juni 2019, te Noordwijk en/of Katwijk en/of Rotterdam en/of Leiderdorp, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere ander( en), en/of alleen, (van):
- één of meer (contante) geldbedrag(en), te weten onder andere:
o € 180.000,- (zie onder andere PV 523) en/of
o € 130.000,- (afkomstig uit de verkoop van de woning [adres 2] te [plaats 1] d.d. 27-03-2017) (zie onder andere PV 680) en/of
o € 28.100,- aan contante stortingen (zie onder andere PV 410) en/of
- één of meer voertuig(en) en/of vaartuig(en), te weten onder andere:
o het wagenpark van eenmanszaak [bedrijf 8] ter waarde van € 178.339,91 (zoals vermeld in de akte van levering van aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V. d.d. 26-06-2017) (zie onder andere PV 684) en/of
o een BMW X5 met kenteken [kenteken 2] (zie onder andere PV 681) en/of
- de aandelen van Auto [bedrijf 4] B.V., de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of (voornoemde voorwerpen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl Autocentrum [bedrijf 7] B.V. en/of Trading Kings Holding B.V. en/of haar/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren, van welk misdrijf/welke misdrijven voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of haar/hun mededader(s) een gewoonte heeft/hebben gemaakt, tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
Zaaksdossier B1
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2018 tot en met 17 december 2018 te Noordwijk en/of (elders) in Nederland en/of Spanje tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 18] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een geldbedrag (van ongeveer 40.000 euro) en/of
- een huis in Spanje ( [woning] appartement [nummer] te [plaats 3] ) en/of
- een boot (genaamd Royal Dutch), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [naam 18] toebehoorde, door
- die [naam 18] een kopstoot te geven en/of
- die [naam 18] te slaan en/of te stompen op zijn kaak, althans tegen zijn hoofd en/of
- die [naam 18] meermalen althans éénmaal (dreigend) de woorden toe te Voegen
* "ik ga je schieten" en/of
* "ik ga je kapot maken en/of
* "ik weet wie je bent en in wat voor auto je vrouw rijdt" en/of
* “je gaat die Ferrari betalen” en/of
* “je hebt geld. Je gaat betalen. Je hebt geld anders schiet ik” en/of
* “geld, geld, geld” en/of
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- een laatje open te trekken en/of (daarbij) te zeggen dat ze een pistool pakken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2018 tot en met 5 juni 2019 te Noordwijk en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een boot (genaamd Royal Dutch), heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
3.
Zaaksdossier B12
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met
te 18 juni 2019 te Noordwijk en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld,
- [naam 1] en/of
- [naam 5]
heeft gedwongen tot
- de afgifte van (een) goed(eren), te weten (een) geldbedrag(en) van
* (een) bedrag(en) van in totaal 40.405,60 euro, althans enig geldbedrag (ten behoeve van financiering, wegenbelasting en verzekering Range Rover, kenteken [kenteken 1] ) en/of
* (een) bedrag(en) van in totaal 14.698,64 euro (ten behoeve van financiering, wegenbelasting en verzekering BMW X5, kenteken [kenteken 2] ) en/of
* (een) bedrag(en) van in totaal 10.837,10 euro, althans enig geldbedrag (ten behoeve van financiering, wegenbelasting en verzekering Aston Martin Rapide, kenteken [kenteken 3] )
* 114.400 euro, althans enig geldbedrag (afkomstig van lening bij de Rabobank) en/of
* 130.000 euro, althans enig geldbedrag (afkomstig van de verkoop van woning [adres 2] te [plaats 1] ) en/of
* één of meerdere maandelijkse betalingen (van ongeveer 7.000/7.500 euro per maand) aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders en/of
* 14.000 euro, althans enig geldbedrag (afkomstig van lening bij New10)
en/of
* 30.000 euro, althans enig geldbedrag (afkomstig van een lening in verband met geretourneerde BMW, kenteken [kenteken 4] ) en/of
* 80.000 euro, althans enig geldbedrag (afkomstig van verkoop van auto bij [auto] Automobielen) dat geheel of ten dele aan die [naam 1] en/of [naam 5] of aan een derde toebehoorde,
- En/of tot het aangaan van een schuld, te weten:
* een lening voor een bedrag van 114.400 euro, althans enig geldbedrag, bij de Rabobank (dd 1-5-2018) en/of
* een lening voor een bedrag van 14.000 euro, althans enig geldbedrag, bij New10 (dd 10-12-2018) en/of
* een lening voor een bedrag van 30.000 euro, althans enig geldbedrag (in verband met de terugbetaling van auto met kenteken [kenteken 4] , proces-verbaal pagina B12- 18 -)
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn
mededader(s)
- ( dreigend) tegen die [naam 1] hebben gezegd – zakelijk weergegeven -
* Dat zij de leasecontracten met betrekking tot voornoemde auto’s moesten tekenen en/of voornoemde geldbedragen moesten afstaan en/of voornoemde leningen moesten aangaan
* dat anders de zoon van die [naam 1] en/of [naam 2] er niet meer zou zijn en/of
* dat zij de zoon van die [naam 1] en/of [naam 2] zouden vermoorden en/of martelen en/of af zouden schieten
* dat zij die [naam 1] en/of [naam 2] zouden vermoorden en/of
- het (meermalen) langskomen bij die [naam 1] en/of [naam 2] en/of het bedrijf van die [naam 1] en/of [naam 2] en/of
- het (aldus) creëren van een dusdanig dreigende/intimiderende situatie dat die [naam 1]
en/of [naam 2] aan (de eisen van) verdachte en/of zijn mededader(s) geen weerstand konden bieden;
4.
Zaaksdossier B12
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 oktober 2016 tot en met 26 februari 2019 Te Noordwijk en/of Hoofddorp en/of Alphen aan den Rijn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- ( een) leaseovereenkomst(en) voor (een) auto’s, te weten
* een Range Rover (kenteken [kenteken 1] ) en/of
* een BMW X5 (kenteken [kenteken 2] ) en/of
* een Aston Martin Rapide (kenteken [kenteken 3] )
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of doen vervalsen door (een) ander(en), met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en/of opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van dit/die geschrift(en) als ware(n) het/ze echt en onvervalst, bestaande het gebruik (telkens) hierin dat hij en/of zijn mededader(s) dit/die leaseovereenkomst(en) (in het kader van de financiering van voornoemde auto’s) aan (een) leasemaatschappij(en) (te weten Alpha Credit B.V. en/of [bedrijf 12] Lease B.V. en/of Auto Lease Company B.V.) heeft overhandigd/gezonden bestaande deze valsheid en/of vervalsing hierin dat in die leasecontracten (telkens) in strijd met de waarheid was vermeld dat voor voornoemde auto’s een aanbetaling was gedaan (door VOF Vishandel ’t Centrum),
en/of Auto [bedrijf 1] B.V op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 oktober 2016 tot en met 26 februari 2019 Te Noordwijk en/of Hoofddorp en/of Alphen aan den Rijn en/of (elders) in Nederland, (telkens) een geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- ( een) leaseovereenkomst(en) voor (een) auto’s, te weten
* een Range Rover (kenteken [kenteken 1] ) en/of
* een BMW X5 (kenteken [kenteken 2] ) en/of
* een Aston Martin Rapide (kenteken [kenteken 3] )
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of doen vervalsen door (een) ander(en), met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken, en/of opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van dit/die geschrift(en) als ware(n) het/ze echt en onvervalst, bestaande het gebruik (telkens) hierin dat hij en/of zijn mededader(s) dit/die leaseovereenkomst(en) (in het kader van de financiering van voornoemde auto’s) aan (een) leasemaatschappij(en) (te weten Alpha Credit B.V. en/of [bedrijf 12] Lease B.V. en/of Auto Lease Company B.V.) heeft overhandigd/gezonden bestaande deze valsheid en/of vervalsing hierin dat in die leasecontracten (telkens) in strijd met de waarheid was vermeld dat voornoemde auto’s een aanbetaling was gedaan (door VOF Vishandel ’t Centrum) tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
C-140 dossier
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 juni 2019 te
Noordwijk en/of Rijnsburg en/of Leidschendam en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [naam 4] en/of [naam 3] en/of [medeverdachte] en/of [naam 5] en/of
(een) rechtsperso(o)n(en), te weten (onder andere) eenmanszaak Auto [bedrijf 1] en/of Auto [bedrijf 4] B.V. en/ of Auto [bedrijf 1] B.V welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte) en/of
- artikel 285 Wetboek van Strafrecht (bedreiging) en/of
- artikel 317 Wetboek van Strafrecht (afpersing) en/of
- artikel 321 Wetboek van Strafrecht (verduistering) en/of
- artikel 326 Wetboek van Strafrecht (oplichting) en/of
- artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (witwassen) en/of
- artikel 2 ond A en/of B en/of C en/of 3 ond B en/of C van de Opiumwet.

Voetnoten

1.HR 14 september 1992, NJ 1993/54
2.Zie o.a. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787 (Air Holland), en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:94.
3.Zie HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578.
4.PV 568, ZD A01, p. 100 e.v. en p. 109 e.v.
5.PV 568, ZD A01, p. 99 e.v.
6.Aangifte [naam 8] d.d. 11 september 2015, ZD A01, p. 264 t/m 267, verhoor aangever [naam 8] op 10 november 2015, ZD A01, p. 287 t/m 289 en verhoor aangever [naam 8] op 6 januari 2016, ZD A01, p. 290 e.v.
7.ZD A01, p. 316 t/m 326.
8.PV 601, ZD A04, p. 268.
9.PV 557, ZD A01, p. 90 e.v.
10.PV 577, ZD A01, p. 113 e.v.
11.[naam 3] is hiervoor bij vonnis van heden veroordeeld.
12.ZD A01, p. 341 (sessie 520).
13.Proces-verbaal ‘betaling huur [adres 4] [plaats 2] ’, ZD A01, p. 126-128.
14.PV 540, ZD A01-132.
15.ZD A01, p. 318 en p. 322 (sessies 55 en 2569).
16.PV 587, ZD A01, p. 186.
17.[naam 3] is hiervoor bij vonnis van heden veroordeeld.
18.ZD A01, p. 304.
19.ZD A01, p. 51.
20.[naam 3] is hiervoor bij vonnis van heden veroordeeld.
21.ZD A07, p. 135-136.
22.PV 568, ZD A01, p. 100 en p. 110.
23.PV 552, ZD A01, p. 85.
24.ZD A01, p. 295.
25.PV 590, ZD A01, p. 224-226.
26.PV 590, ZD A01, p. 224-226.
27.PV 587, ZD A01, p. 186.
28.PV 589, ZD A01, p. 198-199.
29.PV 587, ZD A01, p. 185.
30.Verklaring getuige [getuige 3] , ZD A01, p. 29-37.
31.ZD F, p. 1313.
32.ZD F, p. 1347. Zie ook PV 589, ZD A01, p. 198-199.
33.Onder meer: ZD F, p. 1876.
34.ZD D6, p. 122.
35.PV 688, ZD F, p. 2109.
36.PV 485, ZD A04, p. 188.
37.ZD D3, p. 74-90 en D3, p. 166 en 173.
38.ZD A04-437 t/m 440.
39.ZD F, p. 2115.
40.ZD F, p. 2172.
41.ZD F, p. 2372.
42.Verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 18 oktober 2022 (ongenummerd) en ZD A02, p. 201-204.
43.ZD A02, p. 201 e.v.
44.PV 87, ZD F, p. 186.
45.Verklaring getuige [getuige 3] , ZD A01, p. 29-37.
46.Verhoor [naam 2] d.d. 26 november 2020, ZD D3, p. 74-90. Zie ook de verklaring van de verdachte [medeverdachte] d.d. 18 oktober 2022 (ongenummerd).
47.ZD A02, p. 317-319.
48.Verhoor [naam 2] d.d. 26 november 2020, ZD D3, p. 74-90.
49.ZD F, p. 2372 en ZD C, p.85
50.ZD A02, p. 235-240.
51.ZD A01. p. 293 t/m 296
52.ZD A03, p. 78-83.
53.ZD C, p. 59.
54.ZD F, p. 2172.
55.Verklaring verdachte [naam 2] d.d. 21 december 2020, ZD D3, p. 93-105.
56.ZD A03, p. 84.
57.ZD A03, p. 82.
58.ZD A03, p. 325, 335.
59.ZD A03, p. 332.
60.PV 760, Beslagdossier (G), p. 494.
61.Verklaringen [naam 2] ZD D3, p. 74 t/m 90, ZD D3, p. 161 t/m 162 en aangifte [naam 1] en [naam 5] , ZD B-12, p. 9 t/m 14.
62.Tapgesprekken ZD C, p. 84, 92, 96 en 97.
63.Verklaring [naam 2] ZD D3, p. 74 t/m 90 en bij de rechter-commissaris, en verklaring [naam 6] , ZD D6, p. 52 t/m 61.
64.ZD A02, p. 67 en 68 en verklaring [getuige 4] bij de rechter-commissaris.
65.Verklaring [verdachte] ZD D5, p. 26, verklaring [naam 2] ZD D3, p. 42 en verklaring [naam 13] ZD D6, p. 25 t/m 26.
66.Verklaringen [naam 2] ZD D3-161 en ZD D3, p. 84 t/m 87 en aangifte [naam 1] en [naam 5] , ZD B-12, p. 9 t/m 14.
67.PV 506, ZD A05, p. 54 t/m 65 en PV 681, ZD A03, p. 240 t/m 248 en aangifte [naam 1] en [naam 5] , ZD B-12, p. 9 t/m 14.
68.ZD A04, p. 402 t/m 406.
69.ZD C, p. 90 en 93.
70.Verklaring [medeverdachte] van 18 oktober 2022, apart proces-verbaal.
71.Verklaringen [naam 2] ZD D3, p. 59 t/m 60 en ZD D3, p. 67 t/m 72, 76, 87 en 89, ZD D3, p. 95 t/m 105, ZD A04, p. 437 t/m 440, ZD A08, p. 435 t/m 436, ZD A08 142 t/m 145 en ZD A08-56.
72.Verklaring [naam 2] ZD D3, p. 162 en 163, ZD D4, p. 77 t/m 92 en D6, p. 192, aangifte [naam 1] en [naam 5] , ZD B-12, p. 9 t/m 14, ZD A04, p. 402 t/m 406 en ZD C, p. 28 t/m 30.
73.Verklaringen [naam 6] en [naam 5] bij de rechter-commissaris en verklaring [naam 1] , ZD D6, p. 38.
74.ZD B3, p. 7 t/m 10, PV 484 ZD B3 p. 102 t/m 105 en ZD B11, p. 6 t/m 11.
75.Zie naast de verklaringen van [naam 2] , de verklaring van [naam 13] ZD D6, p. 25 t/m 26
76.Verklaringen [naam 2] ZD D3, p. 78 en ZD D3, p. 161 t/m 162.
77.ZD C, p. 61 t/m 65.