Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De geldigheid van de dagvaarding
4.De bewijsbeslissing
augustus 2015 tot 24 juni 2016: [naam 16]
[naam 4]
De genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Een (concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring over de herkomst van het vermogen van [bedrijf 1] B.V. is door geen van de verdachten gegeven. Daarom stelt de rechtbank vast dat het vermogen middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig is, dus bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met het uit misdrijf afkomstige startkapitaal van [naam 6] ’s eerste (auto)bedrijf.
De rechtbank concludeert op grond van de bovenstaande bewijsoverwegingen en de gebruikte bewijsmiddelen dat tussen 2014 en 2019 in feite sprake was van één en hetzelfde autobedrijf van [naam 6] (en aan het eind ook van [verdachte] ), dat in de loop der tijd op naam van meerdere personen, onder wie katvangers werd gezet. Ook de wagenparken en voertuigen werden regelmatig op naam van een ander gezet. Overnames van bedrijven en individuele voertuigen werden niet of niet correct verantwoord in de administratie. Vaak ontbrak die administratie zelfs in het geheel, waardoor de oorsprong van het geld niet kon worden geverifieerd. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat facturen of overeenkomsten regelmatig vals of gebrekkig waren, dat vaak sprake was van contante stortingen en opnames van grote geldbedragen, grote cashbetalingen, betalingen naar persoonlijke rekeningen, alsmede geldstromen en overboekingen zonder (duidelijke) omschrijving of reden of onderliggende overeenkomst. Door dergelijke handelingen is in de sfeer van het autobedrijf op grote schaal en gedurende lange tijd van diverse voorwerpen die men verwierf, voorhanden had, gebruikte, overdroeg of omzette, verborgen en verhuld wat de werkelijke herkomst was of wie de werkelijke rechthebbende was. Die handelingen hadden onmiskenbaar het verbergen of verhullen van de criminele aard van de voorwerpen tot doel en die handelingen waren daartoe ook geschikt.
- de afgifte van 30.000 euro (afkomstig van een lening in verband met een BMW met kenteken [kenteken 7] );
- de afgifte van 7.000 / 7.500 euro (maandelijkse betalingen); en
- het aangaan van een lening van 30.000 euro.
- een gesprek op 20 februari 2016 waarin [naam 6] zegt dat hij in totaal 10.000 lira kan uitlenen, maar dat zijn geld bij zijn moeder ligt,
- een gesprek op 13 juni 2019 waarin [verdachte] tegen mevrouw [naam 22] zegt dat zij 1000 lira van dat geld moet nemen en aan [naam 4] moet geven, en
- een gesprek van 16 juni 2019 waarin [naam 6] aan zijn moeder vraagt of papa (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) geld bij haar voor hem heeft achtergelaten, hetgeen mevrouw [naam 22] bevestigt. Hierna zegt mevrouw [naam 22] dat hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) samen met [naam 8] , nee [naam 4] was langs geweest en 3300 heeft meegenomen, waardoor het 4300 minder is geworden.
in totaaleen bedrag van € 6.505,- gestort op de bankrekening [rekeningnummer 4] op naam van [verdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank kan, tegen de achtergrond dat meer specifieke informatie over deze stortingen ontbreekt en gelet op de hoogte van de gestorte bedragen (het waren relatief normale bedragen) en de periode van twee jaar, niet de conclusie worden getrokken dat dit geld uit misdrijf afkomstig is.
anderautobedrijf, op naam van [naam 4] was. Immers staat op de factuur diens adres en niet het adres van [bedrijf 1] B.V. Ook anderszins is onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte (tezamen en in vereniging met een of meer anderen) de bedrijfsinventaris en/of meubilair van [bedrijf 1] B.V. heeft witgewassen. Daarom wordt hij daarvan vrijgesproken.
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De strafoplegging
36 maandenmet zich brengt. Slechts een gevangenisstraf van meerdere jaren doet recht aan de ernst, de duur en de intensiteit van de misdrijven die door [verdachte] zijn gepleegd. De op te leggen gevangenisstraf is van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van minder strafbare feiten komt dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd.
8.De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel
9.De inbeslaggenomen voorwerpen
Het ongecontroleerde bezit ervan is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de telecommunicatiewet en met het algemeen belang. Het goed is vatbaar voor
10.De voorlopige hechtenis
11.De toepasselijke wetsartikelen
12.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
36(
ZESENDERTIG)
MAANDEN;