2.1.Naar aanleiding van de bevindingen in de bestuurlijke rapportage heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leiden 2020 (hierna: de Apv Leiden). Verweerder heeft eiser gelast om geen drugs te dealen dan wel daarbij behulpzaam te zijn en/of te bemiddelen op een openbare plaats (straat) binnen de gemeente Leiden. Verweerder heeft eiser hierbij een dwangsom opgelegd van € 2.500,- per geconstateerde overtreding.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij artikel 2:74 van de Apv Leiden niet heeft overtreden. Primair stelt hij dat de gevonden drugs niet van hem waren. Subsidiair stelt hij dat ook al waren de drugs wel van hem, er alsnog geen sprake is van overtreding van artikel 2:74 van de Apv Leiden. Dit artikel is bedoeld om de overlast veroorzaakt door het dealen van drugs op straat tegen te gaan, buiten de Opiumwet om. Het enkel vervoeren of aanwezig hebben van drugs, ook als sprake is van een handelshoeveelheid, leidt niet tot de overlast op de openbare weg die artikel 2:74 van de Apv Leiden beoogt tegen te gaan. Eiser verwijst hierbij naar verschillende uitspraken van de rechtbank Rotterdam.Er is geen bewijs dat eiser daadwerkelijk drugs heeft verhandeld en niet is vast komen te staan dat eiser heeft postgevat met de kennelijke bedoeling om drugs te verhandelen. Uit de politiewaarnemingen van 20 april 2023 blijkt enkel dat eiser over een doorgaande weg reed en werd aangehouden omdat hij telefoneerde tijdens het rijden, hieruit blijkt niet dat hij gedragingen vertoonde die gericht waren op drugshandel. Ook had verweerder de eerdere politiemutaties niet mogen betrekken bij de vraag of eiser de kennelijke bedoeling had om drugs te verhandelen. Ook als verweerder dat wel zou mogen, dragen de politiemutaties onvoldoende bij om te kunnen oordelen dat aannemelijk is dat eiser artikel 2:74 van de Apv Leiden heeft overtreden. Tot slot is het eiser niet duidelijk waarom de last onder dwangsom op 11 oktober 2023 nog altijd noodzakelijk was. Sinds april 2023 is er niets meer voorgevallen en na zes maanden kan niet meer gesproken worden van een herstelsanctie. Het besluit is daarom ook in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
4. In artikel 2:74 van de Apv Leiden is het volgende vermeld:
“
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.”
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Het bestreden besluit is genomen door het college van burgemeester en wethouders, terwijl de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan is. Zoals verweerder ter zitting heeft toegezegd, heeft de burgemeester schriftelijk het besluit bekrachtigd en aangegeven dat sprake is geweest van een kennelijke verschrijving bij de ondertekening. Het bestreden besluit staat op briefpapier van verweerder en het was ook de intentie dat het besluit door verweerder ondertekend zou worden. Het bevoegdheidsgebrek is hiermee weggenomen. De rechtbank ziet aanleiding om het bevoegdheidsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat verweerder het besluit voor zijn rekening heeft genomen en niet is gebleken dat eiser door het gebrek in zijn belangen is geschaad.
Voorwaarden toepassen artikel 2:74 van de Apv Leiden.
6. Voor het opleggen van de dwangsom moet worden vastgesteld dat sprake is van een overtreding. In geschil is of artikel 2:74 van de Apv Leiden is overtreden. Het verbod van dit artikel ziet op het zich op een openbare plaats ophouden met het kennelijke doel om drugs af te leveren, aan te bieden of te verwerven. Het begrip “zich ophouden” is niet omschreven in de Apv Leiden. De hoogste bestuursrechter heeft voor de uitleg van dit begrip aangesloten bij de betekenis die daaraan in het algemeen spraakgebruik wordt gegeven, namelijk: “tijdelijk verblijven”.Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie eiser zag rijden in zijn auto en hem vervolgens een stopteken heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat dit niet voldoet aan het vereiste van zich ergens ophouden. Eiser verbleef niet tijdelijk op een openbare plaats, maar was aan het rijden. Verweerder heeft dan ook niet onderbouwd dat eiser heeft postgevat met het kennelijke doel om drugs te verhandelen. Gelet hierop is het beroep gegrond. Aan een beoordeling van de overige beroepsgronden komt de rechtbank dan ook niet toe.