In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 4 oktober 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat de minister van Asiel en Migratie in gebreke is gebleven. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 15 maanden is overschreden en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de asielaanvraag moet nemen. Tevens worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50.