In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 13 februari 2023 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat de minister van Asiel en Migratie in gebreke is gebleven. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 15 maanden is overschreden en dat eiseres de minister op 15 oktober 2024 rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is de rechtbank van mening dat de minister binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag.
De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in asielzaken en de noodzaak voor de minister om zorgvuldig te werk te gaan, zelfs binnen de gestelde termijnen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op 18 december 2024.