ECLI:NL:RBDHA:2024:21460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
NL24.29211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenging overdrachtstermijn Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van de overdrachtstermijn van een asielzoekster naar Frankrijk. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. van Elp, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M. Duren, waarin werd medegedeeld dat de overdrachtstermijn met 18 maanden werd verlengd. Dit besluit volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen, die het beroep van eiseres tegen de niet-in behandeling name van haar asielaanvraag ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 17 juli 2024 op de hoogte is gesteld van de verlenging van de overdrachtstermijn en dat zij op 23 juli 2024 beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Eiseres had procesbelang, omdat haar gemachtigde ter zitting had verklaard dat er nog contact was tussen hen. De rechtbank heeft vervolgens de vraag behandeld of eiseres onderduikt, zoals de minister had gesteld. Eiseres betoogde dat zij niet doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten was gebleven, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet aan haar meldplicht had voldaan en dat er voldoende bewijs was dat zij doelbewust had geprobeerd de overdracht te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat er sprake was van onderduiken, waardoor de verlenging van de overdrachtstermijn gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.29211
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. D. van Elp),

en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. M. Duren).

Procesverloop

Op 17 juli 2024 is aan Frankrijk bericht dat de termijn, waarin eiseres door Nederland wordt overgedragen, wordt verlengd met 18 maanden. Dit is bij brief van 17 juli 2024 kenbaar gemaakt aan eiseres.
Eiseres heeft op 23 juli 2024 beroep ingesteld tegen het verlengen van de overdrachtstermijn.
De rechtbank heeft het beroep op 5 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Feiten
1. Bij besluit van 23 april 2024 heeft de minister de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Bij uitspraak van 2 juni 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, het daartegen door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
1.2.
Op 11 juni 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak gedaan en het hoger beroep ongegrond verklaard.
1.3.
In het bestreden besluit heeft de Minister aan eiseres bericht dat de overdrachtstermijn is verlengd overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening vanwege onderduiken.
Is het beroep ontvankelijk?
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij het beroep.
2.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt, zo begrijpt de rechtbank aldus, dat het procesbelang ontbreekt, omdat eiseres niet bekend is in een opvanglocatie en onduidelijk is of haar gemachtigde nog contact met haar onderhoudt.
2.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling1 volgt dat wanneer een vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend met onbekende bestemming vertrekt, zonder de minister te informeren over waar hij verblijft, er in principe vanuit mag worden gegaan dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is anders als een vreemdeling na die melding nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus kan worden aangenomen dat hij nog prijs stelt op bescherming in Nederland. Een vreemdeling heeft dus belang bij het beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde, van na de MOB-melding, blijkt dat deze nog contact onderhoudt met de vreemdeling over de procedure.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij het beroep. Daartoe acht zij redengevend dat de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft gesteld dat zij tot op heden contact onderhouden over de procedure en dat eiseres zich nog altijd in Nederland bevindt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
2.4.
Het beroep is daarom ontvankelijk.
Is er sprake van onderduiken door eiseres?
3. Eiseres stelt dat de overdrachtstermijn in haar geval niet verlengd kon worden, omdat geen sprake is van onderduiken als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. Voor onderduiken is vereist dat een vreemdeling doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten blijft. In het geval een vreemdeling feitelijk niet buiten het bereik van de autoriteiten is geweest, is er geen sprake van onderduiken.2 Volgens eiseres is in haar geval geen sprake van onderduiken. Zij kreeg op 8 juli 2024 te horen dat ze zwanger was en is toen uit paniek vertrokken uit het asielzoekerscentrum (AZC). Toen zij later terugkwam bij datzelfde AZC werd haar de toegang geweigerd. Eisers heeft zich daarna niet meer gemeld bij een AZC, omdat zij dacht dat zij geen recht meer had op opvang. Eiseres had niet de intentie om met onbekende bestemming te vertrekken en zij was telefonisch bereikbaar. Zij is echter niet gebeld noch is geprobeerd om haar op een andere wijze te bereiken.
3.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat eiseres momenteel op straat leeft in Nederland en dat het contact met haar per mail verloopt, omdat eiseres op dit moment niet over een mobiele telefoon beschikt.
3.2.
De rechtbank stelt vast - op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting - dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) op 8 juli 2024 aan eiseres heeft
meegedeeld dat op 9 juli 2024 een vlucht stond gepland naar Frankrijk en dat zij die dag zou worden opgehaald bij het AZC. Bij het voorgenomen vertrek op
9 juli 2024 bleek eiseres niet aanwezig. Eiseres heeft zich die dag ook niet gemeld voor de meldplicht. Bij de kamercontrole bleek dat eiseres niet meer aanwezig was. Op 16 juli 2024 heeft eiseres zich voor de tweede maal niet gemeld voor de meldplicht.
3.3.
De rechtbank stelt verder vast dat niet is gebleken dat eiseres de minister op de hoogte heeft gesteld van haar vertrek en de reden daarvan danwel van haar feitelijke verblijfplaats. Wat er ook zij van haar stelling dat zij mogelijk telefonisch bereikbaar was, uit haar ingediende asielaanvraag van 26 januari 2024 blijkt dat eiseres akkoord is gegaan met de verplichting om (wijzigingen in) haar woon- of verblijfplaats en adres door te geven aan de minister. Eiseres heeft nite aan deze verplichting voldaan. Daarnaast heeft haar gestelde medische situatie niet onderbouwd. Voorts heeft zij niet onderbouwd dat zij op enig moment is teruggekeerd naar het AZC en dat haar toen de toegang is geweigerd.
3.4.
Gelet op wat hiervoor onder 3.2 en 3.3 is overwogen, kan de minister worden gevolgd in haar redenering dat eiseres doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten is gebleven, om zo overdracht te voorkomen. De minister heeft daarmee voldoende onderbouwd dat sprake is van onderduiken op grond van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening, zodat de uiterste overdrachtstermijn kon worden verlengd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van haar proceskosten krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, rechter, in aanwezigheid van
K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.