ECLI:NL:RBDHA:2024:21454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
NL24.42158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag buiten behandeling gesteld wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had een asielaanvraag ingediend die door de Minister van Asiel en Migratie op 21 oktober 2024 buiten behandeling was gesteld. Dit besluit was gebaseerd op artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000, en er was tevens een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar zijn gemachtigde heeft op 12 december 2024 aangegeven dat hij het contact met eiser is verloren en niet op de hoogte is van diens verblijfplaats.

De rechtbank heeft op 16 december 2024 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 19 september 2024 met onbekende bestemming is vertrokken, zonder de minister te informeren over zijn verblijfplaats. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42158

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. Bij besluit van 21 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw [2] 2000. Verder is in het bestreden besluit een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 12 december 2024 desgevraagd aangegeven dat hij niet op de hoogte is van de huidige verblijfplaats van eiser en dat hij het contact met hem is verloren.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
3. Blijkens informatie van het COa [3] en van de korpschef van regionaal politiekorps Noord-Holland is eiser op 19 september 2024 met onbekende bestemming vertrokken. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [4] , volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. De Afdeling heeft daarbij overwogen dat dit slechts anders is als de vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [5] Dit geldt ook voor een bij een asielbesluit uitgevaardigd inreisverbod. [6]
3.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers gemachtigde geen contact meer heeft met eiser, dat hij evenmin bekend is met eisers (huidige) verblijfsplaats en dat eiser niet is verschenen op de zitting van 16 december 2024. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland en op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. In lijn met vaste jurisprudentie is de rechtbank derhalve van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft.

Conclusie en gevolgen

4. Eiser heeft geen belang bij een inhoudelijke behandeling van zijn onderhavige beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Vreemdelingenwet.
3.Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Afdelingsuitspraak van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.
6.Afdelingsuitspraak van 16 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2090.