ECLI:NL:RBDHA:2024:21401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
NL24.37232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 24 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 29 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren, maar eiser zelf niet.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de Spaanse autoriteiten, verwijzend naar een AIDA-rapport en een inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Spanje.

De rechtbank oordeelt echter dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden. De rechtbank wijst erop dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn onderbouwd en dat er geen motiveringsgebrek of onzorgvuldige voorbereiding van het besluit is aangetoond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de rechtbank bevestigt dat hij kan worden overgedragen aan Spanje.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.37232
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D. van Elp),

en
de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 september 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de minister Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 13, eerste lid, van de
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Dublinverordening. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser wijst daartoe op het AIDA-rapport van mei 2024, update 2023, waar volgens eiser uit blijkt dat de situatie voor Dublinclaimanten in Spanje onveranderd problematisch blijft. Eiser wijst er ook op dat de Europese Commissie een inbreukprocedure is gestart tegen Spanje vanwege het niet volledig omzetten van de Opvangrichtlijn. De minister is hier in het bestreden besluit ten onrechte niet op ingegaan. Volgens eiser is het besluit daarom onvoldoende gemotiveerd en niet zorgvuldig voorbereid.
5.1.
De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit voor Spanje recent nog bevestigd in de uitspraak van 24 juni 20242. Dat betekent dat de minister,
behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat de Spaanse autoriteiten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.3 Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in het geval dat de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.4
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. Het AIDA-rapport update 2023, waarnaar eiser heeft verwezen, is betrokken in de voornoemde uitspraak van de Afdeling 24 juni 2024, waarnaar in het besluit ook is verwezen. De Afdeling heeft overwogen dat het AIDA-rapport update 2023 geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij de uitspraak van 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481, en bij de uitspraak van 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880, is betrokken. Op pagina 101 van het AIDA-rapport update 2023 wordt ook melding gemaakt van de inbreukprocedure tegen Spanje. In zoverre is dus ook de inbreukprocedure betrokken bij de uitspraak van de Afdeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser ook niet onderbouwd of nader geconcretiseerd dat sprake is van een uitzonderlijk geval die aanleiding geeft om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan.5 Verder mag van eiser worden verwacht dat hij klaagt als hij in Spanje problemen ondervindt. Er is niet gebleken dat dit niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek of onzorgvuldige voorbereiding van het besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
3 Arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie, 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, punt 81.
4 Arrest Jawo, punten 91-92.
5 Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:282, en de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 28 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8114.
6. Eiser heeft op de zitting ook naar voren gebracht dat er geen expliciet claimakkoord is met Spanje op grond van artikel 13 van de Dublinverordening en dat daarom getwijfeld kan worden of de feitelijke overdracht wel geaccepteerd zal worden.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het naar voren brengen van deze nieuwe beroepsgrond op de zitting in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank bespreekt deze beroepsgrond daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser mag worden overgedragen aan Spanje. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.