ECLI:NL:RBDHA:2024:21401
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 24 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 29 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren, maar eiser zelf niet.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de Spaanse autoriteiten, verwijzend naar een AIDA-rapport en een inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Spanje.
De rechtbank oordeelt echter dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden. De rechtbank wijst erop dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn onderbouwd en dat er geen motiveringsgebrek of onzorgvuldige voorbereiding van het besluit is aangetoond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de rechtbank bevestigt dat hij kan worden overgedragen aan Spanje.