Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], V-nummer: [nummer], eiser
de minister van Asiel en Migratie, de minister
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- Identiteit, nationaliteit en herkomst.
- LHBT
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 30 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 8 oktober 2024 te horen dat zijn aanvraag kennelijk ongegrond was verklaard. De minister van Asiel en Migratie had geen aanleiding gezien om eiser ambtshalve een vergunning regulier voor bepaalde tijd of uitstel van vertrek op medische gronden te verlenen, en had een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
Tijdens de zitting op 7 november 2024 werd het beroep behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de minister het referentiekader van eiser op deugdelijke wijze had betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Eiser, die tot de Ibo bevolkingsgroep behoort en homoseksueel is, stelde dat hij problemen had ondervonden vanwege zijn seksuele geaardheid en zijn betrokkenheid bij de Biafra-beweging (MASSOB). De rechtbank concludeerde dat de minister de LHBT-gerichtheid van eiser niet geloofwaardig achtte, omdat de verklaringen van eiser niet waren onderbouwd met objectieve documenten.
De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond was. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op vervolging zou lopen. De rechtbank verklaarde het beroep voor zover gericht tegen het ingetrokken terugkeerbesluit en inreisverbod niet ontvankelijk en het beroep voor het overige ongegrond. De minister werd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de rechtsbijstandverlener van eiser.