ECLI:NL:RBDHA:2024:2139
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de rechtbank het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen, in stand houdt. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft verzocht om heropening van het onderzoek, omdat er geen tolk beschikbaar was tijdens de zitting. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat er achteraf een telefonische tolk beschikbaar bleek te zijn en eiser alsnog heeft kunnen verklaren.
Eiser heeft aangevoerd dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn bezwaren tegen de overdracht naar Kroatië naar voren te brengen. De rechtbank overweegt dat het recht op een gehoor is uitgewerkt in de Dublinverordening en dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn argumenten naar voren te brengen. De rechtbank oordeelt dat de gang van zaken in overeenstemming is met de Dublinverordening en de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Kroatië onevenredig hard zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af.