ECLI:NL:RBDHA:2024:21387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
NL24.47370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het recht op een eerlijk proces in het kader van bewaring van een vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Syrische vreemdeling, was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat eiser niet in persoon was gehoord tijdens de zitting op 11 december 2024. Eiser had op 28 november 2024 beroep ingesteld tegen de bewaring en had expliciet aangegeven aanwezig te willen zijn bij de zitting. De rechtbank stelde vast dat de inspanningsverplichting van de verweerder niet alleen geldt bij overdrachten over land, maar ook in deze situatie, waar eiser in Nederland verbleef en recht had om gehoord te worden. De rechtbank concludeerde dat de schending van dit recht ernstig was en dat er geen rechtvaardiging was voor het niet horen van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, hevelde de maatregel van bewaring op en kende eiser een schadevergoeding toe van € 1.400,- voor de onrechtmatige vrijheidsbeneming. Daarnaast werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van fundamentele rechten van vreemdelingen in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47370

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. De rechtbank overweegt het navolgende over het recht van eiser om aanwezig te zijn bij de zitting.
3. Op donderdag 28 november 2024 is aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. Op dezelfde dag heeft eiser hiertegen beroep ingesteld. Op vrijdag 29 november 2024 om 9:18 uur heeft deze rechtbank beide partijen verzocht kenbaar te maken of zij akkoord gaan met schriftelijke afdoening van deze zaak. Op dezelfde dag heeft de gemachtigde van eiser met een bericht in het digitale dossier om 13:02 uur laten weten dat eiser geen toestemming verleent voor schriftelijke afdoening van de zaak. Om 15:08 uur zijn eiser en verweerder met een schriftelijke aankondiging in het digitale dossier op de hoogte gesteld van de behandeling op zitting van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, op 5 december 2024 om 12:00 uur.
4. Op dinsdag 3 december 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, de zaak overgedragen naar deze rechtbank, zittingsplaats Overijssel, omdat zittingsplaats Den Haag ten tijde van het beroep slechts grensprocedure zaken afhandelt. Op woensdag 4 december 2024 is de zaak vervolgens overgedragen naar deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg. Op vrijdag 6 december 2024 is eiser met een oproeping en verweerder door het toezenden van de zittingslijst op de hoogte gesteld van de mondelinge behandeling van de zaak op de zitting van 11 december 2024 om 10:05 uur. Op dezelfde dag heeft de rechtbank zorggedragen dat eiser door middel van een videoverbinding kon worden gehoord.
5. Op 2 december 2024 om 14:05 uur heeft verweerder de Bulgaarse autoriteiten op de hoogte gesteld van eisers overdracht op 11 december 2024. In deze aankondiging is onder meer opgenomen dat eiser om 14:05 uur zal aankomen in Sofia, Bulgarije met de vlucht [vluchtnummer]. Op 3 december 2024 heeft verweerder hiervan akkoord ontvangen.
6. Op 10 december 2024 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat eiser recht en belang heeft bij zijn aanwezigheid op de zitting van 11 december 2024. Hierbij deelde zij mede dat reeds bij deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, een beroep loopt tegen de verlenging van de overdrachtstermijn en aanhangig dat beroep een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan. De griffier heeft op 10 december 2024 om 17:14 uur telefonisch aan verweerder medegedeeld dat de rechtbank eisers aanwezigheid op zitting verwacht. Dit is bij bericht van dezelfde dag om 17:32 uur schriftelijk bevestigd aan verweerder.
7. Eiser is niet verschenen ter zitting. Hij heeft verder geen afstand gedaan van zijn recht om door een rechter in persoon te worden gehoord over zijn beroep tegen de opgelegde maatregel van bewaring. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser nogmaals bevestigd dat eiser aanwezig wil zijn bij de behandeling van zijn beroep. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat zijn inspanningsverplichting slechts geldt als sprake is van een overdracht over land, zoals een overdracht per auto naar België of Duitsland. Bij dergelijke overdrachten is het voor verweerder eenvoudiger om op praktische wijze het aanwezigheidsrecht van een vreemdeling te waarborgen. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar een uitspraak van de Afdeling [2] van 10 augustus 2022. [3] Daarbij stelt verweerder dat hij ten overvloede heeft verzocht aan de regievoerder van DT&V [4] of het mogelijk is om de vlucht op een later moment te bewerkstelligen, maar dat was vanwege allerlei organisatorische factoren niet mogelijk. Verder stelt verweerder dat het niet doorgaan van de eerder geplande zitting op 5 december 2024 en overdrachten van de zaak niet aan hem kan worden toegerekend. Ook is geen rechtsmiddel aangewend tegen de mededeling van de overdracht. Eisers gemachtigde verklaarde ter zitting dat reeds een beroep loopt tegen de verlenging van de overdrachtsdatum bij de rechtbank Den Haag. Aanhangig aan dat beroep is gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, maar daar is nog geen uitspraak op gedaan.
8. In artikel 5, vierde lid, van het EVRM [5] staat dat een ieder, die door detentie zijn vrijheid is ontnomen, het recht heeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie. Uit het derde lid van dit artikel volgt dat een ieder die is gedetineerd onverwijld voor een rechter moet worden geleid.
9. Hieruit vloeit voort dat eiser het recht heeft om in persoon op een zitting gehoord te worden indien de rechtbank de rechtmatigheid onderzoekt van de oplegging en voortduring van de maatregel van bewaring. Indien eiser ten tijde van de behandeling ter zitting in Nederland verblijft, wordt hij door de rechter gehoord, tenzij eiser zelf aangeeft geen gebruik van dit recht te willen maken of indien eiser vanwege persoonlijke omstandigheden of andere organisatorische redenen niet in staat is om in persoon te worden gehoord.
10. Zoals eerder door deze rechtbank en zittingsplaats is geoordeeld, heeft het recht om door de rechter in persoon te worden gehoord op een beroep tegen de maatregel van bewaring een fundamenteel karakter. [6] Het is niet aan verweerder om vanwege praktische of organisatorische redenen het recht van eiser om door de rechter in persoon gehoord te worden te ontnemen als eiser feitelijk in Nederland verblijft op het moment dat de behandeling ter zitting plaatsvindt. Eisers zitting was gepland om 10:05 uur, zodat deze voorafgaand aan zijn vlucht naar Bulgarije was gepland. Niet is gebleken dat eiser op het moment van de zitting niet meer in Nederland was. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eiser bij bericht van 29 november 2024 heeft medegedeeld niet akkoord te gaan met een schriftelijke afdoening van zijn beroep. Verweerder h\ad dus kunnen weten dat eiser spoedig, uiterlijk op de veertiende dag na ontvangst van het beroepschrift [7] , zou worden gehoord. Verweerder had daar bij de planning van de overdracht rekening mee kunnen en moeten houden, zeker nu de planning en aankondiging heeft plaatsgevonden na eisers geuite wens om op zitting te worden gehoord over de opgelegde maatregel van bewaring. Daarbij stelt verweerder terecht dat de omstandigheid dat de eerder geplande zitting, die wel plaatsvond voor de geplande vluchtdatum, niet is doorgegaan niet aan hem kan worden toegerekend. Echter dit rechtvaardigt, gelet op het voorgaande, niet dat eiser niet in persoon kan worden gehoord. Verder betrekt de rechtbank de feitelijke situatie van de overdracht bij dit oordeel. Eiser is per vliegtuig overgedragen naar Sofia, Bulgarije. Het is ambtshalve bekend dat Bulgarije Air elke dag een vlucht met vluchtnummer [vluchtnummer] vanuit Amsterdam naar Sofia verzorgt. Het is gelet hierop niet in te zien welke praktische en organisatorische problemen eraan in de weg staan als de overdracht met enkele dagen zou zijn uitgesteld op het moment dat verweerder wist van de overdracht van de behandeling naar een andere zittingsplaats, zodat eiser had kunnen worden gehoord op de zitting. Dat het ticket is geboekt en betaald en DV&O [8] en de KMar [9] reeds op de hoogte waren gesteld van deze overdracht en hierop zijn ingesteld, is naar het oordeel van de rechtbank geen rechtvaardiging voor de inperking van eisers recht om op zitting gehoord te worden. Immers was de termijn van zes weken (nog lang) niet verstreken. [10] Verder zijn dit omstandigheden waar verweerder rekening mee kon houden bij de planning op het moment dat hij bekend was met eisers verzoek om op zitting gehoord te worden. Tot slot volgt de rechtbank verweerder niet in zijn stelling dat de inspanningsverplichting slechts geldt bij een overdracht over land. De rechtbank benadrukt dat elke bewaring een ernstige inmenging vormt op het recht op vrijheid, zodat eisers rechtsbescherming van hoog niveau dient te zijn. [11] Hieronder valt onder meer eisers recht om door de rechter in persoon te worden gehoord op zijn beroep tegen die maatregel die hem zijn vrijheid ontneemt.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers fundamentele recht heeft geschonden om door de rechter in persoon te worden gehoord op het beroep tegen zijn vrijheidsbeneming en zich hiervoor geen rechtvaardiging heeft voorgedaan.
12. Dit gebrek is dermate ernstig dat voor een belangenafweging geen plaats is. De maatregel van bewaring is, gelet op de concrete omstandigheden zoals hierboven geschetst, van aanvang af onrechtmatig. Het beroep is dan ook in zoverre gegrond. De rechtbank komt gelet hierop niet meer toe aan bespreking van de beroepsgronden.
13. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank, indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt, aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld nog niet de opheffing van de maatregel van bewaring te hebben ontvangen, zodat deze nog niet aan het digitale dossier is toegevoegd. Gelet op de omstandigheden in deze zaak zal de rechtbank een schadevergoeding toekennen voor veertien dagen (vanaf datum oplegging tot aan datum overdracht) onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende maatregel, tot een bedrag van € 1.400,-: te weten 14 x € 100,- (1 dag verblijf in de VBL [12] Ter Apel en 13 dagen verblijf detentiecentrum).
14. De rechtbank ziet verder aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [13] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 beveelt (voor zover nog van belang) de opheffing van de maatregel van bewaring;
 veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser ten bedrage van € 1.400,- (veertienhonderd euro), te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding; en
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,- (zeventienhonderdvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.ABRvS 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2296.
4.Dienst Terugkeer & Vertrek.
5.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 23 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1580.
7.Op grond van artikel 94, vierde lid, van de Vw.
8.Dienst Vervoer & Ondersteuning.
9.Koninklijke Marechaussee.
10.Artikel 28 van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (de Dublinverordening).
11.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.
12.Verblijfsbeperkende Locatie.
13.Besluit proceskosten bestuursrecht.