ECLI:NL:RBDHA:2024:2124

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL23.22168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beslissing over beslistermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 11 september 2023. In die eerdere uitspraak was het beroep van de opposant kennelijk gegrond verklaard, waarbij de rechtbank verweerder opdroeg om binnen twintig weken een besluit te nemen op de aanvraag van de opposant. De opposant heeft verzet aangetekend, omdat hij meent dat de beslistermijn te lang is en dat er geen noodzaak is voor nader onderzoek. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak in stand gelaten. De rechtbank oordeelt dat de gekozen termijn van twintig weken is gebaseerd op rechterlijk beleid en dat de opposant niet heeft aangetoond dat de eerdere uitspraak in strijd is met de wet of dat er al onderzoek was verricht. De rechtbank benadrukt dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht zonder zitting uitspraak heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak openbaar is gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22168 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposant

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters).

Procesverloop

Bij uitspraak van 11 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13825, heeft de rechtbank het beroep van opposant kennelijk gegrond verklaard met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]
Opposant heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord over zijn verzet. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank verweerder opgedragen binnen twintig weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van opposant.
2. Opposant meent dat een beslistermijn van twee weken had moeten worden bepaald. Opposant stelt dat in de aangevallen uitspraak ten onrechte op voorhand wordt aangenomen dat verweerder nader onderzoek moet doen, terwijl dit door verweerder niet is gesteld en is onderbouwd. Het stellen van een nadere beslistermijn van twintig weken is bovendien in strijd met de uitspraak van de Afdeling [2] van 8 juli 2020. [3] Tot slot voert opposant aan dat bij aanvragen om gezinshereniging minderjarige kinderen betrokken zijn, wat maakt dat het een bijzonder geval betreft. In het oordeel van de rechtbank is niet tot uitdrukking gekomen dat het een bijzonder geval betreft.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. In verzet kan alleen worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. Dit betekent dat de beoordeling beperkt is tot de vraag of in de beroepszaak terecht zonder zitting uitspraak is gedaan. Als er in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een normale behandeling ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor.
4. De rechtbank volgt opposant niet in zijn stelling dat geen beslistermijn van twintig weken kon worden opgelegd. De gekozen termijn is gebaseerd op rechterlijk beleid en is door de rechtbank toegelicht in de aangevallen uitspraak. Daarbij is ook verwezen naar de door opposant genoemde uitspraak van de Afdeling. Opposant heeft niet geconcretiseerd in welk opzicht de aangevallen uitspraak hiermee in strijd zou zijn. Voor zover opposant bestrijdt dat nog nader onderzoek diende plaats te vinden en van mening is dat met een kortere beslistermijn had kunnen worden volstaan, wijst de rechtbank in aanvulling op de motivering in de aangevallen uitspraak op het verweerschrift van 17 augustus 2023 waarin is vermeld dat de aanvraag nog niet compleet is en nog een gehoor zal plaatsvinden. In verzet is niet alsnog gebleken dat het onderzoek naar de aanvraag al (deels) was verricht op de datum van de aangevallen uitspraak. Ook overigens biedt hetgeen opposant heeft aangevoerd geen grond voor de conclusie dat de rechtbank ten onrechte tot zijn kennelijke oordeel is gekomen
5. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht tot het kennelijke oordeel is gekomen dat aan verweerder een beslistermijn van twintig weken kan worden opgelegd.
6. Het verzet is ongegrond. De uitspraak van 11 september 2023 blijft in stand.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.