ECLI:NL:RBDHA:2024:21234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.27975
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van transvrouw uit Colombia wegens kennelijke ongegrondheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een transvrouw uit Colombia, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag, ingediend op 25 augustus 2022, werd afgewezen als kennelijk ongegrond op 5 juli 2024. De rechtbank heeft de zaak op 8 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vanwege haar genderidentiteit in Colombia te maken heeft gehad met discriminatie en geweld, wat haar vrees voor vervolging bij terugkeer naar Colombia onderbouwt. De minister erkent de geloofwaardigheid van eiseres' identiteit en genderidentiteit, maar betwist de ernst van de problemen die zij ondervindt. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is, omdat eiseres niet onverwijld haar aanvraag heeft ingediend en haar asielmotief niet voldoende heeft onderbouwd met documenten. De rechtbank wijst erop dat, ondanks de problemen die transvrouwen in Colombia ondervinden, de wettelijke bescherming en de verbeterde situatie in de afgelopen jaren voldoende zijn om aan te nemen dat eiseres kan terugkeren zonder een reëel risico op vervolging of ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27975

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. B. Manawi),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag van 25 augustus 2022. De minister heeft met het bestreden besluit van 5 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister. De partner van eiseres, [naam], was ook aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft al vanaf zeer jonge leeftijd het gevoel dat zij een vrouw is. In Colombia is eiseres wegens armoede in de prostitutie terechtgekomen. Tijdens haar studie kwam ze in aanraking met de drag queen scene. Na het overlijden van haar adoptiemoeder is eiseres uit Colombia vertrokken. Eiseres heeft Colombia verlaten omdat ze daar niet kon zijn wie zij wilde zijn vanwege de homofobie die daar heerst. Eiseres heeft ook Colombia verlaten vanwege de agressie tegen lhbti’s en de dood van een goede vriend in 2010, die drag queen was. Eiseres is naar Mexico vertrokken en vanwege de problemen daar is zij uiteindelijk via Spanje in Nederland terecht gekomen. Eiseres is in mei 2020 naar Nederland gekomen en heeft in augustus 2022 asiel aangevraagd. Eiseres is verloofd met een Nederlandse man en zorgt samen met hem voor zijn kind. Eiseres identificeert zich als transvrouw. Zij krijgt hormonen maar heeft geen geslachtsoperatie ondergaan. Verder is eiseres hiv-positief en krijgt zij hier medicatie voor.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: (1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, (2) Genderidentiteit en de problemen die daaruit voortvloeien.
5.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De minister acht eiseres’ genderidentiteit ook geloofwaardig, maar acht de problemen die daaruit voortvloeien ongeloofwaardig. De minister heeft bij deze beoordeling toepassing gegeven aan de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling. [2] De minister acht de problemen die voortvloeien uit de genderidentiteit van eiseres ongeloofwaardig omdat eiseres haar asielmotief niet heeft onderbouwd met documenten en omdat eiseres niet onverwijld haar asielaanvraag heeft ingediend. Zij heeft daar namelijk twee jaar mee gewacht. De genderidentiteit van eiseres maakt vervolgens niet dat zij gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. De minister erkent dat sprake is van discriminatie, onder ander bij het zoeken van werk, en van agressie tegen transvrouwen, maar er is ook wetgeving om de positie van de lhbti-gemeenschap in Colombia te waarborgen en transvrouwen worden in Colombia niet systematisch blootgesteld aan vervolging of ernstige schade vanwege hun genderidentiteit. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
De geloofwaardigheid van de gestelde problemen
5.2.
De minister heeft de problemen die uit de genderidentiteit van eiseres voortvloeien ongeloofwaardig geacht omdat zij deze niet met documenten heeft onderbouwd en zij niet direct na aankomst in Nederland een asielverzoek heeft ingediend. De vraag of het niet onderbouwen van het asielmotief met documenten en het niet onverwijld indienen van een asielaanvraag een dragende motivering is voor de conclusie dat de problemen ongeloofwaardig zijn en de asielaanvraag kennelijk ongegrond verklaard kan worden zal de rechtbank in het midden laten omdat deze in dit geval niet beslissend is voor de uitkomst van de zaak.
5.3.
Zoals op de zitting besproken heeft eiseres meerdere problemen genoemd, zoals dat zij in Colombia discriminatie heeft ervaren bij het zoeken van werk, dat zij in de prostitutie moest werken en dat zij regelmatig agressie ondervond. Deze problemen heeft de minister niet ontkend, omdat het problemen zijn die ook in openbare bronnen worden genoemd als algemene aspecten van de positie van transvrouwen in Colombia. De minister heeft het bestaan van deze problemen ook betrokken bij de beoordeling van de vrees voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank leidt hieruit af dat deze problemen niet ongeloofwaardig zijn geacht. Zoals op de zitting besproken resteert dan alleen nog de verklaring van eiseres dat haar goede vriend (tevens drag queen) in 2010 is vermoord. Door de minister is niet ontkend dat destijds ernstig geweld tegen lhbti’s plaatsvond, en dit volgt ook uit de algemene bronnen die de minister heeft meegenomen in de beoordeling over de zwaarwegendheid. Eiseres heeft verder niet gesteld dat deze moord in 2010 een concrete reden was om in 2017 naar Mexico te gaan en later naar Nederland. De rechtbank leidt hieruit af dat het voor de beoordeling van deze zaak niet van belang is of de minister de verklaring over de moord op de vriend in 2010 wel of niet gelooft. De rechtbank ziet daarom aanleiding om deze discussie over de geloofwaardigheid onbesproken te laten en te beoordelen of de positie van transvrouwen in Colombia zodanig is dat eiseres niet terug kan keren.
Is de algemene situatie voor transvrouwen in Colombia zodanig dat bij terugkeer het leven daar onhoudbaar is?
6. Eiseres voert aan dat ze vanwege haar genderidentiteit een gegronde vrees voor vervolging heeft en een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Colombia. De minister heeft in het bestreden besluit niet aangetoond hoe eiseres haar verklaringen, haar achtergrond, de overgelegde landeninformatie over Colombia en de bijzondere situatie waarin zij zich bevindt heeft beoordeeld. Ter onderbouwing van haar betoog heeft ze een rapport van 3 juli 2024 met landeninformatie van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) overgelegd over de situatie van de behandeling van de lhbti-gemeenschap en in het specifiek transvrouwen in Colombia. Dit rapport heeft eiseres eerder bij haar zienswijze overgelegd, maar de minister heeft dit rapport onterecht terzijde geschoven door te stellen dat het enkel betrekking heeft op de algemene situatie in Colombia. Nu de landeninformatie niet is betrokken is er volgens eiseres sprake van een onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd besluit. Eiseres wijst verder op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 25 mei 2018 [3] en zittingsplaats Utrecht van 22 juli 2021. [4]
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat uit openbare bronnen volgt dat de rechten voor leden van de lhbti-gemeenschap in Colombia in ieder geval wettelijk voldoende zijn gewaarborgd. [5] De minister verwijst naar het Algemeen Ambtsbericht Colombia van juni 2024 waaruit volgt dat stellen van hetzelfde geslacht kunnen samenwonen, met elkaar trouwen, een kind adopteren en dezelfde familierechten hebben als heterogezinnen. [6] Ook zijn er de afgelopen jaren wetten in Colombia aangenomen die tot doel hadden om de positie van de transgemeenschap te verbeteren. [7] Weliswaar blijkt uit die openbare bronnen dat transvrouwen, ondanks deze wetten, nog steeds problemen ondervinden, maar dat is onvoldoende voor het oordeel dat van hen niet kan worden verlangd terug te keren. In dit kader wijst de rechtbank met de minister op de recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 juni 2024 over de algemene veiligheidssituatie van transvrouwen in Colombia. [8] De Afdeling leidt in deze uitspraak uit landeninformatie af dat, ondanks het progressieve wettelijke kader, de lhbti-gemeenschap, en in het bijzonder transvrouwen, het doelwit zijn van geweld en discriminatie. Dit is niet alleen afkomstig van burgers, maar ook van overheidsfunctionarissen. De Afdeling concludeert verder dat er in de praktijk obstakels zijn om een beroep te doen op beschermingsmechanismen, maar dat dit niet wegneemt dat de situatie voor transvrouwen in Colombia niet zodanig is dat zij systematisch worden blootgesteld aan vervolging of ernstige schade vanwege hun genderidentiteit. Van transvrouwen mag verwacht worden dat zij, ondanks de moeilijke situatie waarin zij zich bevinden, een beroep doen op bestaande beschermingsmechanismen bij voorkomende problemen. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht op het standpunt gesteld dat in het algemeen de situatie voor transvrouwen in Colombia zodanig is dat kan worden aangenomen dat eiseres als zodanig kan leven ‘conform de ondergrens’. Met betrekking tot de tegenwerping van de minister dat eiseres niet zou hebben geprobeerd de bescherming van de autoriteiten in te roepen stelt eiseres dat zij dat wel heeft gedaan na de moord op haar goede vriend in 2010. Zij zou zijn weggelachen. Zoals hiervoor overwogen laat de rechtbank de geloofwaardigheid van die verklaring in het midden. Vast staat echter dat dit in 2010 zou zijn gebeurd, terwijl uit de door de minister aangehaalde bronnen volgt dat de positie van transvrouwen nadien is verbeterd. Ook als een klacht destijds geen kans van slagen zou hebben gehad, betekent dat dus niet dat het voor eiseres nu geen zin heeft om bij problemen een klacht in te dienen bij de Colombiaanse autoriteiten. Ook heeft ze verder niet onderbouwd dat zij in het geval van problemen niet beschermd zou worden door de Colombiaanse autoriteiten of dat het vragen van bescherming gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is. De minister heeft niet alleen kunnen wijzen op de wettelijke beschermingsmogelijkheden voor de lhbti-gemeenschap in Colombia, maar ook op het hiervoor genoemde USDOS rapport uit 2022. Daaruit blijkt dat de Colombiaanse autoriteiten maatregelen hebben getroffen om de rechten van de lhbti-gemeenschap te garanderen. De minister kon er eveneens op wijzen dat er in Colombia verschillende sterk-ontwikkelde en gefinancierde lhbti-organisaties zijn die opkomen voor de rechten van lhbti’ers. De informatie uit het rapport van VWN van 3 juli 2024 dateert weliswaar van ná de Afdelingsuitspraak van 5 juni 2024, maar de bronnen uit het rapport komen overeen met het Ambtsbericht Colombia van 2024. De minister heeft in het besluit dit Ambtsbericht betrokken en het biedt geen ander beeld dan wat de Afdeling heeft besproken in haar uitspraak van 5 juni 2024. De uitspraken van de zittingsplaats Roermond van 25 mei 2018 en de zittingsplaats Utrecht van 22 juli 2021 maken het voorgaande niet anders om dat deze uitspraken dateren van vóór de Afdelingsuitspraak van 5 juni 2024. De rechtbank concludeert al met al dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de algemene situatie in Colombia zodanig is dat zij daar niet als transvrouw kan leven.
6.2.
De individuele verklaringen van eiseres bieden geen ander beeld dan het beeld dat volgt uit de Afdelingsuitspraak van 5 juni 2024. Uit de (in zoverre in ieder geval geloofwaardig geachte) verklaringen van eiseres blijkt weliswaar dat ze te maken heeft gehad met discriminatie en agressie in Colombia vanwege haar genderidentiteit, maar niet dat zij zodanig beperkt werd in haar bestaansmogelijkheden dat eiseres niet maatschappelijk en sociaal kon functioneren. Eiseres had namelijk wel een baan (ze had een kapsalon geopend) en ze had ook vrienden in Colombia. Het blijkt niet dat eiseres zich niet staande kon houden. Uit verklaringen blijkt ook niet dat eiseres uit Colombia is vertrokken omdat het leven daar onmogelijk voor haar was. Eiseres is naar eigen verklaring vertrokken na het overlijden van haar stiefmoeder om een nieuwe start te maken. Ook in zoverre zijn er dus geen redenen om aan te nemen dat het voor haar onmogelijk is om werk te vinden bij terugkeer naar Colombia of dat het anderszins voor haar onmogelijk is om op sociaal of maatschappelijk niveau te functioneren.
Heeft de minister de asielaanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond geacht?
7. Eiseres voert aan dat de minister haar asielaanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond heeft geacht omdat ze zich niet onverwijld heeft aangemeld bij binnenkomst in Nederland. Eiseres heeft namelijk obstakels ondervonden waardoor ze zich niet tijdig kon aanmelden. Deze obstakels bestaan uit haar trauma’s die verband houden met haar genderidentiteit en vervolging in Colombia. Deze obstakels werden volgens eiseres verergerd vanwege het ontbreken van adequate ondersteuning en begeleiding bij aankomst in Nederland. [9] Ze had moeite met het navigeren door de asielprocedure en het verkrijgen van juridische bijstand. Eiseres ontving geen hulp ondanks haar herhaalde pogingen om contact te leggen met de IND en andere instanties. [10] Dit wordt bevestigd door haar verklaring dat zij pas een maand voor het nader gehoor contact kon leggen met haar advocaat. [11] Tot slot wijst eiseres erop dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bij de beoordeling van de kennelijke ongegrondheid rekening gehouden moet worden met de persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker. Bij een kwetsbare asielzoeker, zoals iemand die vanwege genderidentiteit is vervolgd, moet extra zorgvuldigheid worden betracht. Het enkele feit dat eiseres zich niet onverwijld heeft aangemeld, zonder een grondige overweging van haar persoonlijke omstandigheden, is daarom onvoldoende voor de kwalificatie als kennelijk ongegrond.
7.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte de asielaanvraag van eiseres kennelijk ongegrond heeft geacht. Een aanvraag kan ‘kennelijk’ ongegrond worden verklaard als een vreemdeling Nederland onrechtmatig is binnengekomen en zich, gezien de omstandigheden van zijn binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk bij een ambtenaar belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen heeft aangemeld, en daar kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst. [12] Die bepaling is in dit geval van toepassing Eiseres is in mei 2020 op illegale wijze naar Nederland gekomen. [13] Ze heeft vervolgens op 25 augustus 2022 asiel aangevraagd. Onweersproken is dat eiseres ruim twee jaar zonder geldige verblijfstitel in Nederland heeft verbleven en in die tijd geen asielaanvraag heeft gedaan. Dat eiseres niet eerder asiel kon aanvragen vanwege de problemen die zij heeft ondervonden vanwege haar genderidentiteit ziet de rechtbank niet in. In het nader gehoor heeft eiseres namelijk verklaard dat zij in november 2019 al informatie wilde hebben over het asielproces in Spanje. [14] Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van eiseres dat zij bij aankomst in Nederland in mei 2020 niet wist dat ze asiel kon aanvragen bij de autoriteiten van Nederland. Eiseres had daarnaast bijvoorbeeld informatie kunnen inwinnen bij de Nederlandse autoriteiten, de instanties voor transseksuelen die zij regelmatig bezocht of bij haar Nederlandse partner met wie zij jarenlang een relatie heeft. Eiseres heeft pas asiel aangevraagd nadat zij door de politie in Rotterdam is aangehouden. Gelet op het voorgaande heeft de minister de asielaanvraag van eiseres daarom niet ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.WI 2024/6, ‘Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel)’.
3.Rb. Den Haag (zp. Roermond) 25 mei 2018, ECLI:NL:RBDHA:6308.
4.Rb. Den Haag (zp. Utrecht) 22 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:16130.
5.Algemeen Ambtsbericht Colombia 2024; Equaldex 2023, ‘LGBT Rights in Colombia’; Country Reports on Human Rights Practices (USDOS): Colombia, US Department of State 2022.
6.Algemeen Ambtsbericht Colombia, juni 2024, par. 3.7.2.
7.Algemeen Ambtsbericht Colombia, juni 2024, par. 3.7.3.
8.ABRvS 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2331.
9.Nader gehoor, pagina 3.
10.Nader gehoor, pagina 4.
11.Nader gehoor, pagina 5.
12.artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000
13.Nader gehoor, pagina 6 en 31.
14.Nader gehoor, pagina 32.