In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser, een Marokkaanse minderjarige, tegen de weigering van de minister van Asiel en Migratie om hem ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen, behandeld. Eiser had een asielaanvraag ingediend die op 24 september 2020 werd afgewezen, waarna een terugkeerbesluit werd opgelegd. Dit besluit werd op 24 februari 2021 ingetrokken, maar de minister heeft onvoldoende voortvarend gehandeld bij het onderzoek naar adequate opvang in Marokko. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de minister niet tijdig heeft beslist en dat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek naar opvang, wat hij betwist. De rechtbank oordeelt dat de minister niet voortvarend heeft gehandeld, aangezien het onderzoek naar opvang pas negen maanden na de intrekking van het terugkeerbesluit is opgestart. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed.