ECLI:NL:RBDHA:2024:20957
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens gebrek aan geloofwaardige onderbouwing van vrees voor geweld door Al-Shabaab
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Mogadishu, Somalië, heeft op 4 mei 2023 een opvolgende aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 5 september 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de door eiser gestelde vrees voor geweld van Al-Shabaab niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting op 25 oktober 2024 geschorst en hervat op 8 november 2024, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen bij terugkeer naar Mogadishu niet op een aannemelijke wijze zijn onderbouwd. Eiser heeft gesteld dat hij vreest voor rekrutering door Al-Shabaab, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet behoort tot een risicogroep en dat zijn verklaringen niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat de veiligheidssituatie in Mogadishu niet zodanig is dat er sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat hij vanwege zijn verwestering tot een sociale groep behoort die als vluchteling kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt echter dat alleen een westerse levensstijl niet voldoende is voor vluchtelingschap, tenzij er sprake is van een godsdienstige of politieke overtuiging. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in een dergelijke situatie verkeert. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.