ECLI:NL:RBDHA:2024:20904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.43604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse minderjarige vreemdeling door de Rechtbank Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Afghaanse minderjarige tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren op een onbekende datum en vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B.H. Werink, had op 30 januari 2023 een asielaanvraag ingediend. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. G. Bouius, heeft deze aanvraag op 1 november 2024 afgewezen, met de stelling dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank heeft op 28 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan problemen zal ondervinden. De rechtbank wijst erop dat de minister de identiteit en herkomst van de eiser geloofwaardig acht, maar de problemen die de eiser en zijn vader met de Taliban zouden hebben gehad, niet onderbouwd zijn met objectieve bewijsstukken. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de eiser summier en ongerijmd zijn, en dat hij niet in staat is om concrete details te geven over de bezoeken van de Taliban aan zijn gezin.

De rechtbank oordeelt dat de minister het asielrelaas van de eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt dat de minister niet verplicht is om mensen terug te sturen naar Afghanistan zonder onderzoek naar de risico's, maar dat de eiser in dit geval niet heeft aangetoond dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank bevestigt dat het bestreden besluit in stand blijft en dat de eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.43604

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
geboren op [datum] ,
van Afghaanse nationaliteit,
(gemachtigde: mr. B.H. Werink),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. G. Bouius).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 30 januari 2023 een asielaanvraag ingediend. Op 1 november 2024 heeft de minister deze aanvraag met het bestreden besluit in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. De minister heeft in dit besluit ook bepaald dat eiser geen verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor AMV [1] krijgt. Tot slot heeft de minister een terugkeerbesluit opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat leden van de Taliban zijn vader benaderd hebben om zich bij hen aan te sluiten toen eiser ongeveer acht jaar oud was. Eisers vader wilde zich niet aansluiten bij de Taliban en is daarom vertrokken naar Pakistan. Na een aantal jaren zijn leden van de Taliban meerdere keren bij eiser thuisgekomen en hebben zijn moeder gevraagd of zij eiser met de Taliban mee wilde laten gaan. Eisers moeder wilde dit niet en heeft na enige tijd besloten dat eiser Afghanistan moest verlaten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De problemen van eisers vader met de Taliban;
3. Eisers problemen met de Taliban.
De minister vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, maar de problemen van eisers vader en eiser met de Taliban niet. Eiser heeft deze asielmotieven niet onderbouwd met objectieve bewijsstukken en de minister vindt dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
5.1.
Eisers verklaringen over de gestelde problemen van zijn vader met de Taliban zijn volgens de minister vaag en summier. Uit het ambtsbericht dat ziet op de periode waarin de vader is vertrokken, blijkt dat gedwongen rekrutering slechts zelden plaatsvond. [2] Omdat deze rekrutering zo uitzonderlijk is, volstaat de summiere verklaring van eiser niet. Eiser weet niet waarom de Taliban juist zijn vader wilden rekruteren. Hij kan ook niet noemen hoe vaak de Taliban voor zijn vader zijn gekomen, hoe ze eruitzagen of hoe vaak ze zijn vader hebben gesproken. Evenmin kan hij verklaren hoe lang de bezoeken van de Taliban na vertrek van vader nog doorgingen Bovendien is het ongerijmd dat eisers vader na zijn vertrek het gezin meerdere keren heeft bezocht in Afghanistan.
5.2.
De minister vindt eisers verklaringen over zijn eigen problemen met de Taliban summier en ongerijmd. Ook als rekening wordt gehouden met de jonge leeftijd van eiser, had van eiser mogen worden verwacht dat hij meer informatie aan zijn moeder had gevraagd over de bezoeken van de Taliban, zodat hij meer informatie had kunnen geven. De minister vindt de verklaringen onder meer te summier omdat eiser niet bij benadering kan verklaren hoe oud hij was toen de Taliban voor het eerst kwamen. Eiser kan ook niet verklaren hoe vaak ze kwamen en hoe lang er nog naar hem werd gevraagd nadat hij was vertrokken. De minister vindt dat eiser daarnaast ongerijmd verklaart, omdat eiser stelt dat de Taliban gedurende langere tijd ieder maand bij hem zijn langsgekomen, maar geen poging hebben gedaan hem onder dwang mee te nemen. Dit past volgens de minister ook niet bij informatie uit het ambtsbericht over die periode. [3] Daaruit blijkt weliswaar niet dat de Taliban meteen geweld gebruiken om kinderen te rekruteren, maar er blijkt ook zeker niet uit dat de Taliban vreedzaam langs blijven komen in de hoop dat iemand zich ‘vrijwillig’ aansluit. Als dit laatste het geval zou zijn en de verklaring van eiser zou kloppen, dan was er volgens de minister ook geen reden voor eiser om uit Afghanistan te vertrekken. Als er wel een risico voor eiser was geweest dat hij met dwang gerekruteerd zou worden, dan past daar niet bij dat eiser zo lang heeft gewacht met een vertrek uit Afghanistan.
De geloofwaardigheid van eisers asielrelaas
6. Eiser voert aan dat de minister de problemen van zijn vader en van hemzelf met de Taliban ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
6.1.
Volgens eiser werpt de minister eiser ten onrechte aan hem tegen dat hij niet duidelijk verklaart waarom juist zijn vader door de Taliban werd benaderd. Eiser kan daar niet over verklaren omdat hij de reden niet kent. De verwijzing van de minister naar de passage uit het ambtsbericht dat lokale Taliban commandanten ronselen op basis van persoonlijke contacten en lokale tradities, betekent volgens eiser niet dat er een speciale reden moet zijn om iemand te ronselen. [4] Eiser vindt verder dat de minister ten onrechte heeft overwogen dat het ongerijmd is dat zijn vader na zijn vertrek het gezin bleef bezoeken. Het is volgens eiser niet duidelijk waarop de minister baseert dat het risico dat de Taliban zijn vader mee zouden nemen groot was. Eiser verwijst naar het ambtsbericht van 2020, waarin wordt vermeld dat niet duidelijk is of en in hoeverre de Taliban directe druk uitoefenen op mensen bij werving en mobilisatie van strijders om zich aan te sluiten. [5]
6.2.
Eiser voert verder aan dat hij over de bezoeken van de Taliban navraag heeft gedaan bij zijn moeder en dat hij alle informatie die hij van zijn moeder heeft gekregen, tijdens het gehoor heeft verteld. De minister stelt volgens eiser ten onrechte dat deze informatie niet concreet is. Daarnaast vindt eiser dat het feit dat deze bezoeken de reden waren om te vluchten, niet betekent dat hij precies moet kunnen vertellen hoe vaak de Taliban zijn langsgekomen en vanaf welk moment. Eiser vindt dat de minister zijn stelling dat de Taliban niet geduldig en vreedzaam blijven langskomen in de hoop dat iemand zich vrijwillig aansluit, niet kan baseren op dat ambtsbericht van 2020. [6] Uit dit ambtsbericht wordt niet duidelijk of en in hoeverre de Taliban directe druk uitoefenen. Tot slot wijst eiser op een passage in het ambtsbericht van 2020, waarin wordt vermeld dat jongens die in het noordoosten van Afghanistan werden geworven de leeftijd van dertien tot en met zeventien jaar hadden. [7] De minister heeft, gelet daarop, ten onrechte gesteld dat eiser ongeloofwaardig lang heeft gewacht met vluchten. Eiser is gevlucht toen hij veertien was en het risico dat de Taliban hem zouden meenemen, werd groter naarmate hij ouder werd.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zowel ten aanzien van de poging van de Taliban om zijn vader te rekruteren als over de pogingen van de Taliban om eiser zelf te rekruteren, het standpunt heeft kunnen innemen dat eiser summier en ongerijmd heeft verklaard. De minister heeft daarbij kunnen overwegen dat van eiser verwacht mag worden dat hij, ondanks zijn jonge leeftijd, gebrek aan scholing en zijn culturele kader, concretere verklaringen kan afleggen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser niet – ook niet bij benadering – kan verklaren vanaf welk moment de Taliban kwamen. Zelfs in de omstandigheden van eiser had dit, al dan niet gerelateerd aan de periode dat hij naar school ging, wel van hem verwacht mogen worden. Daarbij kan eiser niet verklaren hoe vaak de Taliban bij hen kwamen, hoe ze eruitzagen en of ze na het vertrek van vader en van eiser zelf nog vaak zijn teruggekomen. Dat de vader van eiser, ondanks de vrees voor de Taliban, herhaaldelijk vanuit Pakistan is teruggekeerd naar zijn gezin, heeft de minister zonder concrete verklaring en uitleg van eiser ongerijmd kunnen achten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Het risico bij terugkeer naar Afghanistan
8. Eiser voert aan dat niet bekend is welke risico’s mensen die vanuit het westen worden teruggestuurd naar Afghanistan lopen. Eiser verwijst daarvoor naar de informatie uit het algemeen ambtsbericht van 2022 [8] en de Guidance Note van de UNHCR van februari 2023. Verder wijst eiser op de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 28 februari 2024 [9] , waarin is geoordeeld dat de minister geen mensen meer mag terugsturen, voordat hij onderzoek heeft gedaan naar de risico’s. Eiser wijst erop dat deze uitspraak door meerdere rechters is gevolgd, onder andere door zittingsplaats Groningen op 31 oktober 2024 [10] . Volgens eiser miskent de minister verder met de stelling dat eiser zelfstandig dient terug te keren en vanuit een buurland moet opgaan in de menigte, dat eiser om te reizen een paspoort of een laissez-passer nodig heeft en dat hij die moet aanvragen bij de Afghaanse ambassade. Daarmee is voor de Afghaanse autoriteiten meteen duidelijk dat eiser in Europa is geweest.
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege zijn verblijf in het westen. Op 20 november 2024 heeft de Afdeling uitspraak gedaan over het risico bij terugkeer naar Afghanistan. [11] Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat Afghanen die na een verblijf in het westen terugkeren naar Afghanistan, geen reëel risico op ernstige schade lopen. De rechtbank ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen. Eiser heeft met zijn verklaringen en de overgelegde landeninformatie niet aannemelijk gemaakt dat hij, gelet op het samenstel van zijn individuele omstandigheden, problemen zal krijgen en waaruit die bestaan. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Eckert, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Alleenstaande minderjarige vreemdeling.
2.Thematisch Ambtsbericht veiligheidssituatie Afghanistan, mei 2018, paragraaf 1.4.7., p. 18
3.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, november 2020
4.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, november 2020, p.36
5.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, november 2020, p.36
6.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, november 2020, p.36
7.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, november 2020, p.40
8.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, maart 2022, p. 112 en p. 183
11.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 20 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4647