ECLI:NL:RBDHA:2024:20894
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in het kader van asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiseres was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, die op 11 november 2024 in Nederland arriveerde, kreeg op 13 november 2024 de toegang geweigerd en werd in bewaring gesteld. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De rechtbank overweegt dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is opgelegd, omdat deze noodzakelijk was in het kader van grensbewaking. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 11 november 2024 is aangekomen en dat de toegang op 12 november 2024 is geweigerd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrijheidsbeperking in de lounge van Schiphol niet meetelt voor de beoordeling van de vrijheidsontneming, omdat eiseres nog geen asiel had aangevraagd en verweerder niet verplicht was om voorzieningen te treffen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in de behandeling van het asielverzoek van eiseres.
De rechtbank heeft verder aangegeven dat zij niet bevoegd is om te oordelen over de wijze van uitvoering van het regime binnen het detentiecentrum, aangezien hiervoor een andere rechtsgang openstaat. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep ongegrond is en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.