ECLI:NL:RBDHA:2024:20863
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in het kader van asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan de eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die zich op 12 november 2024 meldde voor een asielaanvraag, kreeg op 13 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 11 november 2024 in Nederland arriveerde en op dezelfde dag de toegang tot Nederland werd geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontneming niet langer dan noodzakelijk mag duren en dat de verweerder voortvarend moet handelen in de asielprocedure. De gemachtigde van de eiser voerde aan dat de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend was en dat de omstandigheden in het detentiecentrum niet in overeenstemming waren met de geldende regels. De rechtbank concludeerde echter dat de maatregel niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.