Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Al-Haq,
Al Mezan Centre for Human Rights,
Palestinian Centre for Human Rights,
Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO),
Stichting European Legal Support Center,
Stichting Groningen Jabalya,
Stichting Kifaia,
Stichting Een Ander Joods Geluid,
Stichting Nederlands Palestina Komité,
Stichting Palestina,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
iedereexportvergunning van militaire goederen zonder meer dient te weigeren, omdat volgens Al-Haq c.s. nooit valt uit te sluiten dat een wapen(onderdeel) toch zal worden gebruikt bij vijandelijkheden tegen het Palestijnse volk. De Staat stelt daar tegenover dat er geen reden is voor een algeheel verbod op levering van (onderdelen van) militaire goederen. De Staat voert daartoe aan dat hij zich aan de geldende regels voor militaire export houdt en daarbij uiterst zorgvuldig te werk gaat en voldoet aan de op hem rustende internationaalrechtelijke verplichtingen, door per aanvraag heel precies na te gaan om wat voor product het gaat en of vergunningverlening onder de gegeven omstandigheden toelaatbaar is. De Staat heeft daarbij opgemerkt dat het daarom ook onwaarschijnlijk is dat de Staat nu nog een vergunning zal afgeven voor levering van wapens aan Israël die kunnen bijdragen aan de activiteiten van Israël in Gaza of op de Westelijke Jordaanoever, vanwege het duidelijke risico dat wapens in de huidige context bijdragen aan ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Bij het bestaan van een dergelijk risico is levering niet toegestaan en zal die ook niet plaatsvinden, aldus de Staat. De Staat heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij aanvragen uiterst kritisch beoordeelt erop gewezen dat er sinds 7 oktober 2023 al diverse vergunningen zijn geweigerd, waaronder die voor export van helmen, munitie, beeldversterkers en kogelwerende platen en dat ook daarvoor al geregeld vergunningen voor militaire export naar Israël werden geweigerd.