Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Stichting Oxfam Novib,
2.Stichting Vredesbeweging PAX Nederland,
3.Stichting The Rights Forum,
1.De zaak in het kort
2.Het procesverloop
- het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 15 december 2023, hierna: het (bestreden) vonnis, met de stukken van de eerste aanleg;
- de dagvaarding in turbo-spoedappel van 29 december 2023 waarmee Oxfam Novib c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het bestreden vonnis en waarin zij tegen dat vonnis vijf grieven hebben aangevoerd en hun eis hebben gewijzigd (met producties 47 tot en met 81);
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel van de Staat (met producties 23 tot en met 39);
- producties 82 tot en met 100 van Oxfam Novib c.s.;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van Oxfam Novib c.s. (met productie 101).
3.De feiten en achtergronden van deze zaak
Het F-35 programma
nationale regelgeving
‘Arms Trade Treaty’). [4] De Minister kan een beschikkingsbevoegde [5] uitsluiten van het gebruik van een algemene doorvoervergunning of algemene uitvoervergunning ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen, openbare orde of openbare veiligheid (art. 6a lid 3 respectievelijk art. 13 lid 3 Bsg).
het Wapenhandelsverdrag
that peace and security, development and human rights are pillars of the United Nations system and foundations for collective security and recognizing that development, peace and security and human rights are interlinked and mutually reinforcing,
that civilians, particularly women and children, account for the vast majority of those adversely affected by armed conflict and armed violence,
the voluntary and active role that civil society, including non-governmental organizations, and industry, can play in raising awareness of the object and purpose of this Treaty, and in supporting its implementation,
to act in accordance with the following principles;
‘overriding risk’dat de uit te voeren militaire goederen ‘
could be used to commit or facilitate a serious violation of international humanitarian law’(Wapenhandelsverdrag). [13] Als het hof hierna verwijst naar het EUGS moet daaronder tevens worden verstaan het Wapenhandelsverdrag, tenzij uit de context anders blijkt.
to ensure respect’ niet alleen een interne maar ook een externe dimensie heeft, in die zin dat de verdragspartijen een verplichting hebben om te verzekeren dat een andere staat in overeenstemming handelt met (onder meer) internationaal humanitair recht. [16] Dit is bevestigd door het Internationaal Gerechtshof. [17] Dit betekent dat staten positieve stappen moeten nemen om andere staten ertoe te bewegen in overeenstemming te handelen met de Geneefse Conventies en het Aanvullend Protocol, in ieder geval waar het om ernstige overtredingen gaat. [18] Hoe ernstiger de inbreuk op het internationale humanitaire recht, hoe meer van een andere staat wordt verwacht om de inbreuk te doen stoppen. Het gaat hier om een inspanningsverbintenis: een staat is verplicht te doen wat redelijkerwijs binnen zijn vermogen ligt in de gegeven omstandigheden. [19] Meer in het bijzonder moet worden aangenomen dat de verplichting van art. 1 meebrengt dat indien een staat ervan op de hoogte is dat een andere staat ernstige schendingen van internationaal humanitair recht begaat met behulp van de door de eerste staat geleverde wapens, het in strijd is met art. 1 om deze wapenleveranties voort te zetten. [20]
4.De procedure
grief 1betogen Oxfam Novib c.s. dat de voorzieningenrechter een onjuist toetsingskader hanteert door slechts na te gaan of de Staat in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn handelwijze. Europese en internationale verplichtingen van de Staat moeten leiden tot staking van de export van F-35-onderdelen. Met
grief 2betogen Oxfam Novib c.s. dat de feiten kwalificeren als schendingen van het humanitair oorlogsrecht, als genocide en als mensenrechtenschendingen, althans als een reëel risico op dergelijke schendingen, die worden gepleegd met behulp van F-35’s.
Grief 3houdt in dat de Staat op grond van zijn verplichtingen onder het algemene volkenrecht, de Geneefse Conventies, het Genocideverdrag en diverse mensenrechtenverdragen gehouden is de export van F-35 onderdelen te staken. Oxfam Novib c.s. voeren in
grief 4aan dat de Staat verplicht is de export van F-35 onderdelen naar Israël te staken op grond van het EUGS en het Wapenhandelsverdrag. Oxfam Novib c.s. betwisten dat AV009 bij vaststelling in 2016 aan het EUGS is getoetst en bovendien, aldus Oxfam Novib c.s., had de Staat na 7 oktober 2023 AV009 opnieuw aan het EUGS moeten toetsen, wat tot een negatieve beoordeling had moeten leiden. Daarnaast is AV009 in strijd met hogere regelgeving en daarom onmiskenbaar onverbindend. Met
grief 5komen Oxfam Novib c.s. op tegen de toetsing door de voorzieningenrechter van de door de Minister gemaakte belangenafweging. Indien al van een dergelijke belangenafweging zou mogen worden uitgegaan, dan heeft de voorzieningenrechter onvoldoende meegewogen dat er een duidelijk risico bestaat op ernstige schendingen van het oorlogsrecht door de inzet van F-35’s. Aan de wel door de voorzieningenrechter in aanmerking genomen omstandigheden heeft hij ten onrechte of teveel gewicht toegekend.
5.Beoordeling van het hoger beroep
A. Ontvankelijkheid van Oxfam Novib
rechtsorde (art. 2.3 onder g). Oxfam Novib wil met dit geding bereiken dat Nederland niet langer bijdraagt aan schending van het internationaal humanitair recht doordat Nederland zijn internationaalrechtelijke verplichtingen op het gebied van de wapenexport veronachtzaamt. Dat doel kan onmiskenbaar bijdragen aan het tot stand brengen van een wereldrechtsorde.
combatantsen
military objectives) enerzijds en burgerdoelen (
civiliansen
civilian objects) anderzijds. Onder
military objectivesworden verstaan ‘
objects which by their nature, location and purpose or use make an effective contribution to military action and whose total or partial destruction, capture or neutralization, in the circumstances ruling at the time, offers a definite military advantage’. [25] Alleen militaire doelen zijn een legitiem doelwit van gewapende aanvallen.
indiscriminate attacks’, aanvallen die geen onderscheid maken tussen militaire doelen en burgerdoelen, zijn verboden. [26] Burgerdoelen mogen niet worden aangevallen. Bij twijfel over de vraag of iets een militair doel of een burgerdoel is moet worden aangenomen dat het gaat om een burgerdoel. [27] Indien een militair doel wordt aangevallen moet een inschatting worden gemaakt of een dergelijke aanval bijkomende schade (‘
collateral damage’) aan burgerdoelen toebrengt. Indien dergelijke ‘
collateral damage’ ‘
excessive [is] in relation to the concrete and direct military advantage anticipated’ mag de aanval niet plaatsvinden. [28] Bij het uitvoeren van militaire operaties moet constante zorg worden betracht om burgers en burgerdoelen te sparen, waaronder het geven van een effectieve waarschuwing vooraf, tenzij de omstandigheden dit niet toelaten. [29] Het aanvallen van onder meer ‘
agricultural areas’en ‘
drinking water installations’ is verboden. [30]
United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) rapporteerde dat op 19 december 2023 het dodental in Gaza 19.667 (Palestijnse) personen bedroeg, onder wie 5.153 vrouwen en 7.729 kinderen, en het aantal gewonden 52.586; [34]
very severe hunger’, 11% ‘
severe hunger’ en 31% ‘
moderate hunger’; elf bakkerijen worden als vernietigd gerapporteerd; sinds 7 november 2023 is geen bakkerij meer operationeel en op 15 november 2023 is de laatste operationele graanmolen gebombardeerd; [35]
hospitals are under heavy strikes’ en ‘
the number of functional hospitals has dropped from 36 to 8’; ook de Nederlandse regering wijst erop dat veel van de 36 ziekenhuizen in Gaza niet meer functioneren door onder andere een gebrek aan brandstof en schade door beschietingen, terwijl volgens het humanitair oorlogsrecht ziekenhuizen te allen tijde worden ontzien en beschermd; [36]
power targets’ slechts aanviel nadat daarin verblijvende burgers waren geëvacueerd, maar dat in het huidige conflict in Gaza niet op evacuatie wordt gewacht; de Chief of Staff van de Israëlische luchtmacht bevestigt dat de voorheen geldende “
roof knocking policy”, waarmee burgers gewaarschuwd werden om het aan te vallen pand te verlaten, niet meer wordt toegepast. [38]
indiscriminate attacks’, dat niet alle mogelijke voorzorg was betracht om burgers te ontzien en dat deze aanvallen als oorlogsmisdaden moeten worden onderzocht omdat er ‘
damning evidence’ is dat Israël oorlogsmisdaden begaat;
Special Rapporteur on the right of everyone to the enjoyment of the highest attainable standard of physical and mental healthvan de
UN Human Rights Council, heeft blijkens een persbericht van de Verenigde Naties van 7 december 2023 [40] gezegd dat in Gaza ten minste 364 aanvallen op gezondheidsdiensten zijn geconstateerd, dat het Al-Indonesi ziekenhuis 35 keer is gebombardeerd, dat
“the healthcare infrastructure in the Gaza strip has been completely obliterated”en dat sprake is van een onmetelijk aantal schendingen van de speciale bescherming die burgers, kinderen en medisch personeel genieten onder internationaal humanitair recht;
UN Special Rapporteur on the right to adequate housing, heeft blijkens een persbericht van 8 november 2023 de aanvallen op burgerdoelen in Gaza (‘
domicide’ volgens hem) veroordeeld en erop gewezen dat ook als ‘
combatants’ (Hamas strijders, hof) hun toevlucht nemen in burgerwoningen het verboden is een heel appartementengebouw aan te vallen indien dat tot disproportionele schade leidt; [42]
Special Rapporteur on the situation of human rights in the Palestinian Territory occupied since 1967), gewezen op de ‘
wilful and systematic destruction of civilian homes and infrastructure, known as ‘domicide’, en verklaard dat Israël ‘
crimes against humanity’ pleegt waarvoor geen rechtvaardiging of uitzondering bestaat; [43]
massive bombardment’ onverenigbaar is met internationaal humanitair recht en dat het leger ziekenhuizen, scholen, vluchtelingenkampen, woningen, markten en religieuze gebouwen niet heeft ontzien. [44]
UN Special Rapporteur on the right to adequate housinggeen bijzondere expertise ten aanzien van het humanitair oorlogsrecht en beschikt hij niet over adequate informatie om een dergelijke complexe beoordeling te kunnen maken. Van andere standpunten van de
Special Rapporteursstelt de Staat dat deze geen valide juridische oordelen over de inzet van de F-35 of het Israëlische gewapende optreden inhouden. Het hof gaat er echter vanuit dat de
Special Rapporteurszeer wel in staat moeten worden geacht een inschatting te maken van de feitelijke situatie in Gaza en van de vraag of burgerdoelen zijn getroffen en of toegebrachte schade proportioneel is. Het is op zichzelf juist dat uit deze bronnen niet een definitief juridisch oordeel kan worden afgeleid over de vraag of Israël het humanitair oorlogsrecht heeft geschonden, maar dat is ook niet nodig. Het gaat in dit kort geding immers om de vraag of er een ‘duidelijk risico’ op dergelijke schendingen bestaat.
surge support’ aan Israël heeft verleend, onder meer door het leveren van onderdelen. [50]
isgeschonden pas een definitief rechterlijk oordeel kan worden gegeven indien een nauwgezet feitenonderzoek heeft plaatsgevonden, waarin ook is nagegaan over welke informatie de commandant die bevel tot de desbetreffende aanval gaf beschikte en kon beschikken. Voor een oordeel over het ‘duidelijke risico’ is een dergelijk definitief oordeel echter niet noodzakelijk. De beoordeling of een duidelijk risico bestaat ziet op mogelijk toekomstig gebruik van de te leveren militaire goederen en daaraan is een zekere mate van onzekerheid inherent. Bij de inschatting van de waarschijnlijkheid van dat toekomstig gebruik zal onder meer betekenis toekomen aan het gedrag van het land van bestemming in het recente verleden. Niet kan de eis worden gesteld dat gedragingen in het recente verleden pas een rol zouden kunnen spelen bij het inschatten van het duidelijke risico indien definitief is vastgesteld dat deze gedragingen het humanitair oorlogsrecht schonden. Dat zou de voorwaarde dat het moet gaan om een ‘duidelijk risico’ immers grotendeels betekenisloos maken.
collateral damage’in het huidige conflict zijn verruimd, dat het beleid om burgers vóór een aanval te waarschuwen is losgelaten, dat drinkwatervoorzieningen, bakkerijen en een graanmolen zijn vernietigd, dat een ziekenhuis (het Al-Indonesi ziekenhuis) is gebombardeerd en dat veel van de ziekenhuizen in Gaza niet meer functioneren. Dat deze verwoestingen uitsluitend aan militaire doelen zijn toegebracht of legitieme ‘
collateral damage’betreffen is, niet alleen gelet op de ongekende omvang ervan, maar ook gezien de uitlatingen van Israëlische militairen zelf, niet aannemelijk. Het hof concludeert op grond van het voorgaande ook dat de schendingen van het internationaal humanitair recht waarop een duidelijk risico bestaat ‘ernstig’ zijn.
could be used tocommita serious violation of international humanitarian law’, maar ook als deze ‘
could be used tofacilitatea serious violation of international humanitarian law’.
aangemoedigdreeds verleende uitvoervergunningen opnieuw te beoordelen, en dat art. 7 lid 7 Wapenhandelsverdrag een vergelijkbare bepaling is. De Staat leidt daaruit af dat noch op grond van het EUGS noch op grond van het Wapenhandelsverdrag een verplichting bestaat om AV009 opnieuw te toetsen aan het EUGS indien nieuwe relevante omstandigheden optreden.
controlesysteem te hebben.
in all circumstances’ te verzekeren dat een andere staat in overeenstemming handelt met internationaal humanitair recht. Met art. 1 Geneefse Conventies is niet te verenigen dat een staat die een vergunning voor wapenexport heeft verleend de ogen zou kunnen sluiten voor ernstige schendingen van humanitair oorlogsrecht in het land van bestemming en zou weigeren daaraan gevolgen voor de vergunning te verbinden. In de Gebruikersgids bij het EUGS wordt naar de Geneefse Conventies en het Eerste Aanvullend Protocol verwezen ter verduidelijking van wat als ‘ernstige schending van internationaal humanitair recht’ moet worden beschouwd. [53] Ook in de considerans van het Wapenhandelsverdrag (onder ‘
principles’) wordt verwezen naar de Geneefse Conventies. Het ligt dan ook voor de hand om de normen van het EUGS en het Wapenhandelsverdrag zo uit te leggen dat geen strijd ontstaat met de verplichtingen onder art. 1 Geneefse Conventies of art. 1 lid 1 Eerste Aanvullend Protocol.
a contrarioworden afgeleid dat daartoe nimmer enige verplichting zou bestaan. In een commentaar op art. 7 lid 7 Wapenhandelsverdrag wordt overigens opgemerkt dat vergunningen voor een bepaalde periode worden verleend, gewoonlijk voor 1 tot 5 jaar. [54] Dat is dus een heel andere situatie dan in het onderhavige geval.
alseen lidstaat op grond van nieuwe relevante informatie overgaat tot herbeoordeling van een verleende vergunning, deze lidstaat in ieder geval (ook) moet toetsen aan de in het EUGS neergelegde criteria. Als een lidstaat eenmaal overgaat tot herbeoordeling, of dat nu is een beoordeling aan het EUGS of (mede) een beoordeling aan andere normen (zoals die van art. 8 AV009), moet die lidstaat in ieder geval (ook) aan de dwingende criteria van het EUGS, zoals art. 2 lid 2 onder c) toetsen. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat als een lidstaat de aansporing van art. 1 lid 1 bis EUGS opvolgt, andere criteria zouden gelden dan die zijn opgenomen in het EUGS. Dit betekent dat ook in dit geval (‘vrijwillige hertoetsing’) de verdere uitvoer onder een bestaande vergunning moet worden beëindigd als zich een dwingende weigeringsgrond als die van art. 2 lid 2 onder c) EUGS blijkt voor te doen.
toetsingscriteria in het kader van het besluitgeworden” (onderstreping hof).
which seeks to promote the establishment and maintenance of international peace and security with the least diversion for armaments of the world’s human and economic resources”. Dat art. 8 AV009 niet aan een dergelijke uitleg in de weg staat wordt bovendien bevestigd door het feit dat de Minister zelf in haar herbeoordeling van AV009 op grond van art. 8 daarvan de criteria van het EUGS heeft meegewogen. Verdragsconforme uitleg betekent ook dat indien op grond van het EUGS of het Wapenhandelsverdrag een nieuwe toetsing plaatsvindt en zich een van de dwingende weigeringsgronden voordoet, de Minister verplicht is gebruik te maken van haar ruime bevoegdheden op grond van art. 6a lid 3, art. 13 lid 3 Bsg en art. 8 AV009. Dat deze bepalingen als bevoegdheid zijn geformuleerd maakt niet dat het onmogelijk is het Bsg en AV009 zo (verdragsconform) uit te leggen dat de Minister onder de in het EUGS genoemde omstandigheden verplicht is van deze bevoegdheden gebruik te maken, en wel door verdere uitvoer niet langer toe te staan.
duidelijk risico’ bestaat dat de F-35 gebruikt wordt bij dergelijke ernstige schendingen. Dat de Minister aan dat criterium heeft getoetst blijkt niet. Daarbij komt dat de eventuele complexiteit van de situatie geen reden mag zijn om de toets van art. 2 lid 2 onder c) EUGS op het duidelijke risico niet uit te voeren. Het EUGS verplicht nu eenmaal om die toets wel te verrichten. Voorts heeft de Minister miskend (ii) dat indien een dergelijk ernstig risico bestaat, zij reeds op grond van het EUGS
verplichtis de uitvoer van F-35 onderdelen naar Israël te beletten ongeacht eventuele andere overwegingen van buitenlands beleid zoals de goede betrekkingen met Israël en de VS.
moetworden geweigerd. In dit geval heeft de Staat slechts een zekere mate van vrijheid bij het beoordelen van de feiten. In dit geval had, zoals hiervoor overwogen, de Minister niet tot een andere beoordeling kunnen komen dan dat een duidelijk risico bestaat op ernstige schendingen van internationaal humanitair recht met de F-35. Art. 5 lid 4 en art. 11 lid 3 Bsg creëren ook niet, zoals de Staat aanvoert, ‘uitsluitend een bevoegdheid’ voor de Minister. Deze bepalingen schrijven dwingend voor dat een vergunning
in ieder gevalniet wordt verleend voor zover dit voortvloeit uit internationale verplichtingen. Zoals hiervoor is overwogen geldt deze dwingendrechtelijke weigeringsgrond bij vergunningverlening ook indien een vergunning als de onderhavige opnieuw wordt beoordeeld naar aanleiding van nieuwe omstandigheden, in die zin dat in dit laatste geval verdere uitvoer onder die vergunning moet worden belet.
6.Beslissing
in eerste aanlegop € 676,-- aan griffierecht en € 129,14 aan kosten dagvaarding, en op € 1.079,-- aan salaris van de advocaat, en
in (principaal en incidenteel) hoger beroepop € 798,- aan griffierecht en € 129,14 aan kosten dagvaarding, en op € 4.249,-aan salaris van de advocaat, en op € 178,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 92,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 92,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag van voldoening;