ECLI:NL:RBDHA:2024:20797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
AWB 23/12983
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag visum kort verblijf en beoordeling hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf beoordeeld. Eiser, geboren in 1998 en van Marokkaanse nationaliteit, had op 21 september 2022 verzocht om een visum om zijn broer te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 21 oktober 2022, en het bezwaar van eiser werd op 11 september 2023 eveneens afgewezen. Eiser was van mening dat de hoorplicht was geschonden, omdat hij niet was gehoord in de bezwaarfase. Hij stelde dat het horen in bezwaar essentieel was om de ontbrekende informatie te verkrijgen.

De rechtbank oordeelt dat verweerder eiser niet had hoeven horen. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter, die stelt dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de procedure, maar dat verweerder hiervan kan afzien als er geen redelijke twijfel bestaat dat de gronden van bezwaar tot een ander besluit kunnen leiden. In dit geval heeft verweerder op basis van de ingediende stukken en het gebrek aan aanvullende informatie van eiser kunnen concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst zou leiden. Eiser heeft geen relevante nadere stukken overgelegd en niet gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/12983

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. L. Leenders),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Radema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 21 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 september 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1998 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 21 september 2022 heeft eiser verweerder verzocht om de afgifte van een visum voor kort verblijf om zijn broer (referent) te bezoeken.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. Daarnaast bestaat er redelijke twijfel over zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft de hoorplicht geschonden door eiser niet te horen. Verweerder heeft eiser namelijk een brief gestuurd met een vragenlijst en een brief om nadere informatie op te vragen. Het horen in bezwaar kan een uitkomst bieden om de ontbrekende informatie te krijgen. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser niet had hoeven horen. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftenprocedure en dat de vreemdeling in beginsel wordt gehoord. Verweerder mag slechts van horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [2] Verweerder heeft op grond van wat naar voren is gebracht in bezwaar redelijkerwijs kunnen concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden. Hierbij is van belang dat eiser in bezwaar geen nadere stukken heeft overgelegd die relevant zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser heeft ook niet gereageerd op de brief van verweerder waarin om nadere informatie en nadere bewijsstukken wordt verzocht. Verweerder heeft daarom van het horen in de bezwaarfase mogen afzien.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Onder verwijzing naar de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg van 26 september 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10036.
2.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.