Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser], eiser
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf beoordeeld. Eiser, geboren in 1998 en van Marokkaanse nationaliteit, had op 21 september 2022 verzocht om een visum om zijn broer te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 21 oktober 2022, en het bezwaar van eiser werd op 11 september 2023 eveneens afgewezen. Eiser was van mening dat de hoorplicht was geschonden, omdat hij niet was gehoord in de bezwaarfase. Hij stelde dat het horen in bezwaar essentieel was om de ontbrekende informatie te verkrijgen.
De rechtbank oordeelt dat verweerder eiser niet had hoeven horen. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter, die stelt dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de procedure, maar dat verweerder hiervan kan afzien als er geen redelijke twijfel bestaat dat de gronden van bezwaar tot een ander besluit kunnen leiden. In dit geval heeft verweerder op basis van de ingediende stukken en het gebrek aan aanvullende informatie van eiser kunnen concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst zou leiden. Eiser heeft geen relevante nadere stukken overgelegd en niet gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.