ECLI:NL:RBDHA:2024:20751
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel ontvangen WAO-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WAO-uitkering ontvangt, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres ontving sinds 2001 een WAO-uitkering, waarbij haar inkomsten werden verrekend met de uitkering. Het Uwv heeft op 14 februari 2024 besloten om de uitkering van eiseres per 1 januari 2023 te herzien en heeft een bedrag van € 414,99 aan te veel ontvangen WAO-uitkering teruggevorderd over de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bestreden besluit op 16 april 2024 gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in april 2023 een eenmalige loonsverhoging heeft ontvangen, die door het Uwv als inkomen is aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres in die maand minder dan 15% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht had op de WAO-uitkering voor die maand. Eiseres voerde aan dat de loonsverhoging noodzakelijk was voor inflatiecorrectie en het behoud van koopkracht, maar de rechtbank oordeelde dat de dwingendrechtelijke bepalingen van de WAO geen ruimte bieden voor afwijkingen in dit geval.
De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht het te veel betaalde voorschot van € 414,99 heeft teruggevorderd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de terugvordering ongedaan te maken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.