Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de daartegen door eiser aangevoerde gronden. Die gronden gaan over de beoordeling van artikel 8 van het EVRM en over de vraag of eiser een verblijfsrecht toekomt in het kader van het arrest Chavez-Vilchez.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het besluit van 11 oktober 2023
4. In de gronden van beroep staat dat het beroep zich mede richt tegen het besluit van 11 oktober 2023. Dit besluit ziet op de later ingediende aanvraag van eiser om te toetsen aan het arrest Chavez-Vilchez. Ter zitting heeft eiser dit onderdeel van het beroepschrift laten vallen, omdat de betreffende toets in het bestreden besluit ook al is verricht.
5. De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat reeds in het besluit van 25 april 2019 een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM is gemaakt. Deze valt in het nadeel van eiser uit en dit besluit staat in rechte vast. Aanvullend is overwogen dat wel gesteld is dat eiser bijna iedere dag zijn kinderen ziet, maar dat dit niet met objectief verifieerbare stukken is onderbouwd. Ook indien hier wel van uit zou worden gegaan dan valt de belangenafweging nog steeds in het nadeel van eiser uit, omdat de moeder de primaire verzorger is en sinds de geboorte van de kinderen voor hen zorgt. Ook nu heeft zij de dagelijkse zorg voor de kinderen en zij heeft verklaard dat zij de zorg voor de kinderen alleen op zich kan nemen. De rol van de moeder is daarom veel groter dan die van eiser. Eiser brengt de kinderen naar school en naar sportclubs, maar niet is gebleken dat het vertrek van eiser onoverkomelijke problemen oplevert. Er is geen objectieve belemmering om het gezinsleven in Somalië uit te oefenen en als daar niet voor wordt gekozen dan kan eiser contact met het gezin onderhouden op afstand via moderne communicatiemiddelen. Eventueel bezoek kan plaatsvinden in vakanties. De inmenging in het gezinsleven is gerechtvaardigd omdat het belang van de openbare orde zwaarder weegt.
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de belangen van de kinderen onvoldoende heeft meegewogen, dat zij recht hebben op omgang met beide ouders en dat de gevolgen van het vertrek van eiser zijn gebagatelliseerd. Ook zijn bezoeken aan Somalië niet realistisch vanwege de veiligheidssituatie.
7. De Afdelingheeft in haar uitspraak van 13 juli 2022geoordeeld dat in alle gevallen waarin wordt beoordeeld of sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, ook een belangenafweging moet worden verricht. Daarbij moet het bestuursorgaan een 'fair balance' treffen tussen de belangen van de betrokken individuen en de belangen van de gemeenschap als geheel.Bij beslissingen waar kinderen bij betrokken zijn dienen die belangen een eerste overweging te vormen en moet aan die belangen, hoewel op zichzelf niet doorslaggevend, een aanzienlijk gewicht toekomen.De rechtbank beoordeelt, vol toetsend, of de staatssecretaris alle van belang zijnde aspecten heeft betrokken in zijn beoordeling. Daarnaast beoordeelt de rechtbank, enigszins terughoudend toetsend, of de staatssecretaris de belangenafweging in het nadeel van eiser kon laten uitvallen.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser in Nederland gezinsleven heeft met zijn ex-echtgenote en hun vier minderjarige kinderen. Ook is niet in geschil dat weigering van verblijfsrecht inmenging in het gezinsleven oplevert.
9. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank geen blijk gegeven van een deugdelijke belangenafweging en daarvoor is het volgende van belang. In het bestreden besluit is verwezen naar het besluit van 25 april 2019 en de uitspraak van 17 augustus 2020. In voornoemd besluit is een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM verricht, waarbij alle destijds van belang zijnde feiten en omstandigheden zijn betrokken. Zo is in voornoemde uitspraak geoordeeld dat in het nadeel van eiser mocht wegen dat niet gebleken is dat hij een belangrijke rol in de opvoeding van zijn kinderen speelt of dat de belangen van de kinderen negatief zullen worden beïnvloed als hij Nederland moet verlaten. Er is echter sprake van een gewijzigde situatie door tijdsverloop, met name doordat eiser sindsdien zijn rol als vader verder heeft ingevuld.
10. Eiser heeft tijdens de hoorzitting in bezwaar verklaard over zijn zorg- en opvoedtaken binnen het gezin. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser verklaringen van de school van de kinderen, van de GGDen van een vriend overgelegd. Verder is van belang dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij op vijf minuten loopafstand van zijn gezin is gaan wonen, dat hij de kinderen bijna dagelijks ziet, dat hij ze elke week op maandag tot en met vrijdag naar school brengt en ophaalt, ze met regelmaat in de weekenden ziet, dat hij ze naar sport brengt, dat hij de kinderen naar de GGD en het ziekenhuis brengt en dat hij met de kinderen in het park speelt. Ter zitting heeft de ex-echtgenote van eiser, onder ede, deze invulling van zijn rol bevestigd. Zij heeft daaraan toegevoegd dat de twee oudste kinderen af en toe bij hem blijven slapen. De verklaringen dienen in samenhang te worden gezien met de overgelegde objectieve bewijsstukken van de school en de GGD.Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de gestelde zorg- en opvoedtaken voldoende zijn onderbouwd. Dit is van belang, omdat hiermee sprake is van een veranderde situatie ten opzichte van de eerder gemaakte belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM.
11. De staatssecretaris heeft deze stukken en verklaringen benoemd in het bestreden besluit. Maar slechts is overwogen dat de moeder sinds de geboorte van de kinderen de primaire verzorger is, haar rol veel groter is dan de rol van eiser, dat het goed gaat met de kinderen en dat de moeder verklaard heeft de verzorging van de kinderen alleen op zich te kunnen nemen. Daarmee heeft de staatssecretaris niet duidelijk gemaakt welk gewicht wordt toegekend aan de gewijzigde situatie en de rol die eiser nu heeft binnen het gezin. Daarnaast blijkt hieruit ook niet welk gewicht wordt toegekend aan de gevolgen voor de kinderen bij een vertrek van eiser uit Nederland, waarbij zijn rol zou wegvallen. Tot slot heeft de staatssecretaris gewezen op het belang van de openbare orde. Gelet op vorenstaande moet dit belang echter opnieuw afgewogen worden tegen eisers belangen. Daarbij moet de verstreken tijd sinds de laatste strafbare feiten betrokken worden en de verklaring van eiser dat hij niet meer verslaafd is en niet meer onder toezicht van de reclassering staat. Daarom is sprake van een motiveringsgebrek. Het beroep is gegrond wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
12. Daarnaast blijkt uit Europese jurisprudentie dat bij de belangenafweging niet kan worden volstaan met de constatering dat geen sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in een ander land uit te oefenen.Er moet beoordeeld worden of vestiging in dat land een ‘certain degree of hardship’ (een subjectieve belemmering) met zich brengt. Omdat dit in het bestreden besluit niet is gebeurd, bestaat ook op dit punt een motiveringsgebrek. Ook hierom is het beroep gegrond wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
Het arrest Chavez-Vilchez
13. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen rechten kan ontlenen aan artikel 20 van het VWEUop grond van het arrest Chavez-Vilchez. Niet is gebleken dat eiser meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht en niet is gebleken van een zodanige afhankelijkheid van eiser dat de kinderen gedwongen zouden zijn om het grondgebied van de EU te verlaten indien aan hem geen verblijf wordt toegestaan.
14. Eiser voert aan dat sprake is van meer dan marginale zorgtaken, omdat hij bewust op korte afstand is gaan wonen, hij de kinderen samen met zijn ex-vrouw verzorgt en opvoedt, hij de kinderen bijna dagelijks ziet en veel tijd met hen doorbrengt. Er is niet op de juiste wijze beoordeeld of sprake is van de genoemde afhankelijkheidsrelatie.
14. Uit het arrest Chavez-Vilchez blijkt dat bepaald dient te worden welke ouder de daadwerkelijke zorg verleend voor het kind en of er een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding bestaat. Daarbij dient rekening gehouden te worden met het recht op gezinsleven en het hogere belang van het kind.Als de derdelander-ouder slechts zorg- en opvoedtaken met een marginaal karakter verricht, of alleen omgang heeft met dat kind, dan bestaat geen daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding.Om tot een dergelijke vaststelling te komen moeten, in het belang van het kind, alle betrokken omstandigheden in de beschouwing worden betrokken. Meer in het bijzonder de leeftijd van het kind, zijn lichamelijke en emotionele ontwikkeling, de mate van zijn affectieve relatie zowel met de ouder die burger van de Unie is als met de derdelander-ouder, evenals het risico dat voor het evenwicht van het kind zou ontstaan indien het van deze laatste ouder zou worden gescheiden.
16. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van meer dan marginale zorg- en opvoedtaken en dat niet gebleken is van een zodanige afhankelijkheid van eiser dat de kinderen gedwongen zouden zijn het grondgebied van de EU te verlaten als hem geen verblijf wordt toegestaan. Hieronder legt de rechtbank dit uit.
17. Onder verwijzing naar wat is overwogen onder 10 is de rechtbank van oordeel dat de zorg- en opvoedtaken van eiser ten onrechte als niet meer dan marginaal zijn aangemerkt. Eiser speelt immers bijna dagelijks een actieve rol in de levens van zijn kinderen. Uit de verklaringen van eiser, zijn ex-echtgenote en de verklaringen van de school en de GGD blijkt dat hij een betrokken ouder is in de opvoeding en de zorg voor de kinderen. Deze rol neemt hij al jarenlang op zich. Weliswaar biedt eiser op dit moment geen financiële ondersteuning voor het gezin, maar dit kan redelijkerwijs niet in zijn nadeel worden betrokken. Als vreemdeling zonder verblijfsrecht mag hij immers niet werken. Bovendien doet het niet af aan de rol die hij wel vervult. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek. Het beroep is ook op dit punt gegrond wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
18. In het verlengde hiervan heeft de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een zodanige afhankelijkheid van eiser dat de kinderen gedwongen zouden zijn het grondgebied van de EU te verlaten. De staatssecretaris heeft overwogen dat de kinderen zich in het verleden ook konden redden zonder eiser, dat het goed ging met de kinderen ten tijde van de hoorzitting en dat de moeder heeft aangegeven dat zij het zal redden zonder eiser. Hiermee is echter geen antwoord gegeven op de vraag wat het vertrek van eiser zou betekenen voor de kinderen. Er dient immers uitgegaan te worden van de huidige situatie, waarbij eiser inmiddels al jaren daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken verricht. Daarnaast ging het weliswaar goed met de kinderen ten tijde van de hoorzitting, maar dat is in aanwezigheid van eiser terwijl hij zijn rol als vader in Nederland vervult. Het is zeer wel mogelijk dat de moeder het zal redden zonder eisers aanwezigheid in Nederland, maar zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven rechtspraak is dit relevant maar volstaat het niet om vast te stellen of die afhankelijkheidsrelatie bestaat. Tot slot zijn de leeftijden van de kinderen wel genoemd, maar is niet gebleken dat de staatssecretaris onderzoek heeft gedaan naar de lichamelijke en emotionele ontwikkeling, de mate van de affectieve relatie met eiser en het risico voor het evenwicht van de kinderen als zij gescheiden worden van eiser. Dit mag wel verwacht worden, omdat eiser meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht en de ex-echtgenote verklaard heeft dat de kinderen niet zonder hun vader kunnen, dat ze de kinderen samen wil opvoeden en dat de kinderen beschadigd zouden raken als hun vader er niet is. Gelet hierop is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. Het beroep is gegrond wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.