ECLI:NL:RBDHA:2024:20521
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen verlenging overdrachtstermijn asielaanvraag in onderduiksituatie
In deze zaak heeft eiser op 17 januari 2024 een asielaanvraag ingediend, die door de minister op 9 juli 2024 niet in behandeling is genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling. Het daartegen ingediende beroep is op 22 augustus 2024 ongegrond verklaard, en er is geen hoger beroep ingesteld, waardoor het besluit in rechte vaststaat. De minister heeft eiser op 25 september 2024 geïnformeerd over de verlenging van de overdrachtstermijn, omdat eiser ondergedoken zou zijn. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 31 oktober 2024 heeft de minister eiser meegedeeld dat hij op 6 november 2024 naar Kroatië zou worden overgedragen. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser op 6 november 2024 afgewezen, waarna de overdracht heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. Eiser voerde aan dat de overdrachtstermijn niet kon worden verlengd, omdat hij op de dag van de geplande overdracht ziek was en niet in staat was om dit tijdig te communiceren. De rechtbank overweegt dat de minister ervan uit mocht gaan dat eiser de bedoeling had om onder te duiken, omdat hij zijn woonplaats had verlaten zonder de autoriteiten hiervan op de hoogte te stellen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij geen intentie had om onder te duiken. De rechtbank concludeert dat de minister de overdrachtstermijn terecht heeft verlengd en dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding.