In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 21 november 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn van 21 maanden heeft beslist, wat aanleiding geeft tot het instellen van beroep.
De rechtbank legt uit dat indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. In dit geval heeft eiser zijn asielaanvraag op 21 november 2021 ingediend, maar de minister heeft pas op 12 april 2022 besloten dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling. De rechtbank oordeelt dat de termijn van 21 maanden is verstreken en dat de minister alsnog een beslissing moet nemen. De rechtbank legt de minister een beslistermijn op tot uiterlijk 4 december 2024 en bepaalt dat er een dwangsom van € 100 per dag moet worden betaald voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
De uitspraak is gegrond verklaard, wat betekent dat eiser gelijk krijgt. De minister wordt ook veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser ter hoogte van € 875. Deze uitspraak is gedaan door rechter G.J.H. Boerhof en is openbaar gemaakt op 9 december 2024.