ECLI:NL:RBDHA:2024:2040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
SGR 22/7671
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van door Uwv vastgestelde belastbaarheid in het kader van de Wet WIA met rapport van niet-geregistreerde arts

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.R. Beukema, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser betwist de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid in het kader van de Wet WIA. Eiser heeft zich op 14 juli 2016 arbeidsongeschikt gemeld en is sindsdien in verschillende procedures betrokken geweest met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 24 april 2022 op 67,64% heeft vastgesteld, wat door eiser wordt betwist. Eiser heeft rapportages ingediend van verschillende artsen, waaronder een neuroloog, maar de rechtbank oordeelt dat de rapportage van de verzekeringsarts b&b voldoende is om de vastgestelde belastbaarheid te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts b&b voldoende rekening heeft gehouden met de complexe psychiatrische beperkingen van eiser, zoals PTSS en depressieve klachten. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: J.R. Beukema,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
gemachtigde: [naam] .

Procesverloop

Bij besluit van 5 mei 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv de hoogte van de WGA-loonaanvullingsuitkering die eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangt, ongewijzigd gelaten.
Bij besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft bij brieven van 19 december 2022, 16 januari 2023, 7 september 2023 en 23 november 2023 nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft op 1 maart 2023 een verweerschrift ingediend met als bijlage een medische rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 14 februari 2023.
Het Uwv heeft bij brief van 1 december 2023 gereageerd op voormelde brief van eiser van 23 november 2023.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser is voor 38 uur per week werkzaam geweest als [functie] bij [werkgever] . Op 14 juli 2016 heeft hij zich wegens belemmerende gezondheidsklachten arbeidsongeschikt gemeld voor dit werk. Vanaf 29 augustus 2019 werd hij 100% arbeidsongeschikt geacht.
1.2.
Vorige procedure
Bij een herbeoordeling op verzoek van de voormalige werkgever van eiser is de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 november 2020 vastgesteld op 71,95%. Bij besluit van 3 juni 2021 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald op 78,64%. Het door eiser tegen dit besluit ingestelde beroep (zaaknummer SGR 21/4026) is bij uitspraak van deze rechtbank van 10 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3045, ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen voormelde uitspraak van 10 maart 2023 hoger beroep ingesteld. Deze procedure zal hierna als ‘de vorige procedure’ worden aangeduid.
1.3.
Huidige procedure
Op 8 september 2021 heeft eiser bij het Uwv een verzoek om herbeoordeling ingediend vanwege toegenomen gezondheidsklachten.
Bij het primaire besluit heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 24 april 2022 (de datum in geding) vastgesteld op 67,64%. De hoogte van de uitkering is ongewijzigd gebleven. Aan dit besluit liggen ten grondslag een medisch rapport van de primaire verzekeringsarts van 28 maart 2022, een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 april 2022 en een rapport van de primaire arbeidsdeskundige van 24 april 2022.
Bij het bestreden besluit heeft het Uwv het primaire besluit gehandhaafd en het daartegen door eiser gemaakt bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen ten grondslag een medisch rapport van de verzekeringsarts b&b van 28 oktober 2022 en een arbeidsdeskundig rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 21 november 2022.
Standpunten
3. Eiser betwist de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid. Hij verwijst daarbij naar een rapportage van psychiatrisch onderzoek in de vorige procedure van dr. W.H.J. Mutsaers, psychiater (hierna: Mutsaers), ter onderbouwing van de door hem gemelde klachten en beperkingen als gevolg van pijn, vermoeidheid en cognitieproblemen. Hij stelt dat zijn klachten en beperkingen overeenkomen met de logisch uit het ziektebeeld whiplash voortvloeiende klachten en beperkingen en dat de psychische problematiek als comorbiditeit moet worden aangemerkt. Eiser meent volledig arbeidsongeschikt te zijn. Bij brief van 23 november 2023 heeft hij aanvullende gronden in het hoger beroep in de vorige procedure overgelegd, met het verzoek om die in de huidige procedure als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser verwijst naar een rapportage van J.U.R. Niewold, neuroloog (hierna: Niewold), aan wie eiser heeft verzocht een FML op te stellen, uitgaande van de FML van verzekeringsarts Sarras en het expertiseverslag met reacties van Mutsaers, de Inleiding Verzekeringsgeneeskundige Beoordeling alsmede de verzekeringsgeneeskundige protocollen Depressieve stoornis en Angststoornissen. Ter zitting heeft eiser de rechtbank verzocht een deskundige te benoemen.
4. Het Uwv handhaaft in het verweerschrift zijn standpunt in het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag liggende rapportages en verwijst daartoe naar de hiervoor vermelde rapportage van de verzekeringsarts b&b van 14 februari 2023. Die merkt daarin op dat bij de laatste keuring van eiser bij het vaststellen van zijn beperkingen wel degelijk rekening is gehouden met zijn posttraumatische stressstoornis (PTSS), zoals blijkt uit het rapport van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b concludeert dat de door eiser in beroep aangevoerde informatie geen aanleiding geeft voor een gewijzigde belastbaarheid op de datum in geding.
Beoordeling
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
Medische beoordeling
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn.
5.2.
De rechtbank begrijpt het betoog van eiser aldus dat het Uwv op basis van de bevindingen van Mutsaers verdergaande beperkingen had moeten aannemen, in overeenstemming met de FML die Niewold op verzoek van eiser heeft opgesteld. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit ambtshalve raadpleging van het openbare register Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, het BIG-register (www.bigregister.nl), is de rechtbank namelijk gebleken dat Niewold in dit register staat geregistreerd als arts met het specialisme ‘Neurologie (neuroloog)’, maar niet mede met het specialisme ‘Arbeid en gezondheid - verzekeringsgeneeskunde (verzekeringsarts)’. Niewold is dus geen als verzekeringsarts geregistreerde arts. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan aan een onderzoek door een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts niet dezelfde waarde worden toegekend als aan een onderzoek door een geregistreerde verzekeringsarts (onder meer de uitspraak van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491). Dat Niewold een FML heeft opgesteld met verdergaande beperkingen en daarbij ook diverse protocollen in acht heeft genomen van de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde, maakt dus niet dat daarmee de door de primaire verzekeringsarts opgestelde FML als onvoldoende zorgvuldig moet worden aangemerkt. Bovendien mag van een verzekeringsarts ook worden verwacht dat deze eigen onderzoek verricht, zoals het Uwv ter zitting onweersproken heeft gesteld, in plaats van slechts een interpretatie van de aanwezige stukken, onder meer van Mutsaers, zoals door Niewold verricht.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b toereikend heeft gemotiveerd dat in de FML van de primaire verzekeringsarts voldoende beperkingen zijn aangenomen. De verzekeringsarts b&b wijst er in dit verband terecht op dat door de primaire verzekeringsarts kenbaar rekening is gehouden met de complexe psychiatrische beperkingen van eiser, zoals PTSS, recidiverende depressieve klachten met angstaanvallen en een ‘kort lontje’. De PTSS is dus duidelijk meegenomen in de bepaling van de beperkingen van eiser. Omdat eiser psychische klachten heeft, zijn op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren meerdere beperkingen aangenomen door primaire verzekeringsarts, aldus de verzekeringsarts b&b. Hierbij is volgens de verzekeringsarts b&b geen discrepantie met het psychisch onderzoek, waarbij eiser emotioneel, stil en gespannen overkomt. De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat de psychiatrische expertise van 3 november 2022 en de reactie van de psychiater van 18 januari 2023, beide van Mutsaers, geen aanleiding geven voor een gewijzigde belastbaarheid van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv aldus kenbaar gemotiveerd ingegaan op de informatie van Mutsaers. Niet is gebleken dat eiser hiermee tekort is gedaan. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de juistheid en volledigheid van de FML van de primaire verzekeringsarts en de daarin opgenomen beperkingen van eiser in twijfel te trekken, waaruit overigens tevens volgt dat niet is voldaan aan de vereisten voor volledige arbeidsongeschiktheid.
5.4.
Omdat de rechtbank geen aanleiding ziet tot twijfel aan de medische beoordelingen en eiser voldoende ruimte heeft gehad om die te betwisten, is van een schending van het beginsel van
equality of armsgeen sprake. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen, zoals door eiser ter zitting verzocht.
Arbeidsdeskundige beoordeling
5.5.
Eiser heeft geen gronden aangevoerd die zien op de arbeidsdeskundige beoordeling. Omdat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen zoals opgenomen in de FML van de primaire verzekeringsarts, ziet zij geen reden om de geduide functies ongeschikt te achten.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser met ingang van de datum in geding, 24 april 2022, terecht vastgesteld op 67,64%. Het beroep is daarom ongegrond.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.