In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.R. Beukema, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser betwist de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid in het kader van de Wet WIA. Eiser heeft zich op 14 juli 2016 arbeidsongeschikt gemeld en is sindsdien in verschillende procedures betrokken geweest met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 24 april 2022 op 67,64% heeft vastgesteld, wat door eiser wordt betwist. Eiser heeft rapportages ingediend van verschillende artsen, waaronder een neuroloog, maar de rechtbank oordeelt dat de rapportage van de verzekeringsarts b&b voldoende is om de vastgestelde belastbaarheid te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts b&b voldoende rekening heeft gehouden met de complexe psychiatrische beperkingen van eiser, zoals PTSS en depressieve klachten. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen en verklaart het beroep ongegrond.